De lotgevallen van Tom Sawyer

LES AVENTURES DE TOM SAWYER

   HOOFDSTUK XIII.

   CHAPITRE XIII

   De beleediging van Becky Thatcher bracht bij Tom Sawyer een besluit tot rijpheid. De knaap was aan de uiterste grens van wanhoop. Hij was, zoo sprak hij bij zichzelven, een verlaten jongen zonder vrienden; niemand hield van hem. Wanneer de menschen te eeniger tijd ontdekten waartoe zij hem gebracht hadden, zouden zij misschien spijt gevoelen over hunne koelheid. Hij had getracht te doen wat goed was en had het pad der deugd willen bewandelen, doch zelfs daarin had men hem gedwarsboomd. Aangezien men toch niets wenschte dan van hem af te zijn, zou de menschheid haar zin hebben: en zij mocht hem er de gevolgen van toerekenen. Waarom zou zij dat niet? Wat recht had hij, de verlatene, on zich daarover te beklagen? Ja, zij had er hem toe gedwongen; hij zou een misdadig leven gaan leiden; men had hem geene andere keus gelaten.

   La décision de Tom était irrévocable. Rongé par le désespoir, il considérait qu’il n’avait plus d’amis et que personne ne l’aimait. Un jour, les gens regretteraient peut-être de l’avoir poussé sur une voie fatale. Tant pis pour eux ! Tant pis pour lui ! Il n’avait plus le choix : il allait désormais mener une vie de criminel.

   Inmiddels was hij onder deze alleenspraak een eind buiten de stad gekomen en hoorde in de verte het geklingel der bel, die de kinderen naar school riep. Hij snikte bij de gedachte, dat hij nooit, nooit meer dat oude gezellige geluid zou hooren; het was zeer hard, maar hij kon niet anders: de koude wereld had hem er toe gebracht en hij moest zich in zijn lot schikken.

   Il en était là de ses réflexions quand il entendit tinter au loin la cloche appelant les élèves. Il étouffa un sanglot. Jamais, jamais plus il n’entendrait ce bruit familier. C’était dur, mais il n’y avait pas moyen de faire autrement. Puisque la société le rejetait, il devait se soumettre. Mais il leur pardonnait à tous. Ses sanglots redoublèrent.

   Toen begon hij bitter te schreien. Juist op dat oogenblik kwam hij zijn boezemvriend Joe Harper tegen, ook met behuilde oogen en blijkbaar met plannen, gewichtig en somber als de zijne. Kennelijk waren deze beide zielen van ééne en dezelfde gedachte vervuld. Tom maakte, terwijl hij zijne oogen met zijn mouw afveegde, onder veel snikken zijn besluit bekend, on, ten einde de slechte behandeling en het gebrek aan sympathie te huis te ontvluchten, naar buiten in de wijde wereld te gaan rondzwerven en nooit terug te komen--en eindigde met de wensch, dat Joe Harper hem niet vergeten zou.

   Au même moment, Joe Harper, son meilleur ami, déboucha d’un chemin creux, le regard dur et le cœur plein d’un sombre et vaste dessein. Tom s’essuya les yeux sur sa manche et, toujours pleurant à chaudes larmes, lui annonça sa résolution de fuir les mauvais traitements et l’absence de compréhension des siens pour gagner le vaste monde et ne jamais revenir. Il termina en espérant que Joe ne l’oublierait pas.

   Maar daar kwam het uit, dat Joe juist datzelfde verzoek aan Tom had willen gaan doen en hem deelgenoot maken van een dergelijk voornemen. Zijne moeder had hem geslagen, omdat hij room zou gesnoept hebben, die hij nooit geproefd had en waarvan hij niets af wist. Het was duidelijk, dat zij haar zoon moede was en van hem ontslagen verlangde te zijn. Als dat zoo was, had hij niet anders te doen dan voor dien wil te bukken. Hij hoopte dat zij gelukkig zou wezen zonder hem en dat het haar nooit berouwen zou, haar armen jongen uitgedreven te hebben in eene ongevoelige wereld, om daarin te lijden en te sterven.

   Or, ce dernier était précisément à la recherche de Tom afin de prendre congé de lui avant de s’en aller tenter l’aventure. Sa mère l’avait fouetté pour le punir d’avoir volé de la crème à laquelle il n’avait pas touché. Il était clair qu’elle en avait assez de son fils et qu’elle ne demandait qu’à le voir partir. Eh bien, puisqu’il en était ainsi, il n’avait qu’à s’incliner devant son désir, en lui souhaitant d’être heureuse et de ne jamais se reprocher d’avoir abandonné son enfant dans cette vallée de larmes.

   Terwijl de beide knapen droevig voortwandelden, sloten zij samen een nieuw verbond on elkander als broeders bij te staan en nimmermeer te scheiden, totdat de dood hen van hun verdriet zou verlossen. Toen begonnen zij plannen te maken. Joe was er voor om kluizenaar te worden in een afgelegen grot, van water en brood te leven en dan van koude, ongemak en verdriet te sterven: doch na Tom aangehoord te hebben, kwam hij tot de overtuiging, dat er aan een misdadig leven groote voordeelen verbonden waren, en dus stemde hij er in toe zeeroover te worden.

   Tout en marchant, les deux garçons renouvelèrent leur serment d’amitié, jurèrent de se considérer désormais comme des frères et de ne jamais se quitter jusqu’au jour où la mort les délivrerait de leurs tourments. Alors, ils se mirent à étudier des projets d’avenir. Joe songeait à se faire ermite, à vivre de racines d’arbre et d’eau claire au fond d’une grotte et à mourir sous l’effet conjugué du froid, des privations et du chagrin. Cependant, après avoir entendu les arguments de Tom, il reconnut qu’une vie de crimes avait ses avantages, et il accepta de devenir un pirate.

   Anderhalf uur ten zuiden van St. Petersburg, waar de Mississipi zeer smal was, lag een klein boschrijk eiland, met eene ondiepe landingsplaats, en dit werd een zeer geschikt toevluchtsoord geacht. Het was onbewoond en lag ver van den oever, tegenover een dicht en eenzaam woud. Daarom werd Jacksons Island gekozen. Wie het mikpunt der zeerooverijen zou zijn, was eene zaak die hun niet in de gedachten kwam. Toen zochten zij Huckleberry Finn op en hij voegde zich dadelijk bij hen, daar alle baantjes dien vagebond hetzelfde waren. Voor het oogenblik scheidden de vrienden en spraken af, dat zij elkaar op een weinig bezochte plek aan den oever der rivier, omstreeks een uur van de stad, zouden ontmoeten, en wel te middernacht, der knapen lievelingsuur. Daar lag een klein houtvlot, dat zij hoopten te bemachtigen. Zij zouden alle drie vischhaken en hengels medebrengen en zooveel teerkost als zij slechts op de meest geheimzinnige wijze konden buitmaken, zooals dat aan roovers paste. En nog voordat de zon ter kimme daalde, hadden zij zich reeds eene kleine vreugde bereid, door uit te strooien, "dat de stad eerlang van iets hooren zou." Allen, die deze vage mededeeling ontvingen, werden verzocht te zwijgen en te wachten.

   À cinq kilomètres en aval de Saint-Petersburg, à un endroit où le Mississippi a plus d’un kilomètre et demi de large, s’étendait une île longue et étroite, couverte d’arbres. Un banc de sable en rendait l’accès facile et, comme elle était inhabitée, elle constituait un repaire idéal. C’est ainsi que l’île Jackson fut acceptée d’enthousiasme. Aussitôt, les deux compères se mirent en quête de Huckleberry Finn qui se joignit instantanément à eux, toutes carrières lui paraissant égales : il était indifférent. Tom, Joe et Huck se séparèrent bientôt après s’être donné rendez-vous au bord du fleuve à minuit sonnant. Ils avaient choisi un endroit solitaire où était amarré un petit radeau dont ils avaient l’intention de s’emparer. Chacun devait se munir de lignes et d’hameçons et apporter autant de provisions qu’il pourrait. Ils ignoraient les uns et les autres sur qui s’exerceraient leurs criminelles entreprises, mais cela leur était bien égal pour le moment, et ils passèrent leur après-midi à raconter à qui voulait l’entendre qu’il se produirait bientôt quelque chose de sensationnel au village. La consigne jusque-là était de « se taire et d’attendre ».

   Tegen middernacht kwam Tom ter bestemder plaatse, met eene gekookte ham en enkele andere levensmiddelen van minder omvang. Hij hield stil bij een dicht begroeid kreupelboschje op eene kleine hoogte, van waar men de plaats der bijeenkomst kon overzien. De lucht was met sterren bezaaid en het was bladstil. De machtige rivier lag kalm tusschen hare oevers als een oceaan na hevigen storm. Tom luisterde een oogenblik, maar de stilte werd door geen geluid verstoord. Toen begon hij zacht te fluiten en dit geluid werd onder het kreupelboschje beantwoord. Tom floot nog eens en het signaal werd weder op dezelfde wijze herhaald. Toen riep eene gedempte stem:

   Vers minuit, Tom arriva au lieu du rendez-vous avec un jambon fumé et autres menus objets. Il s’allongea sur l’herbe dure qui recouvrait un petit tertre. Il faisait nuit claire. Les étoiles brillaient. Tout était calme et silencieux. Le fleuve puissant ressemblait à un océan au repos. Tom prêta l’oreille : aucun bruit. Il siffla doucement. Un sifflement lui répondit, puis un autre. Une voix s’éleva :

   "Wie nadert daar?"

   « Qui va là ?

   "Tom Sawyer, de Zwarte Roover der Spaansche Zee. Noemt uwe namen."

   – Tom Sawyer, le Pirate noir de la mer des Antilles. Et vous, qui êtes-vous ?

   "Huck Finn met de Roode Hand en Joe Harper, de Schrik van den Oceaan." Tom had deze titels uit zijn lievelingsboeken geleverd.

   – Huck Finn, les Mains Rouges, et Joe Harper, la Terreur des mers. » C’était Tom qui avait trouvé ces noms-là en s’inspirant de sa littérature favorite.

   "In orde. Geef het contra-signaal."

   « Parfait, donnez-moi le mot de passe. »

   Twee schorre stemmen fluisterden gelijktijdig het volgende schrikkelijke woord in den stikdonkeren nacht:

   Deux ombres lancèrent en chœur dans la nuit complice le mot sinistre :

   "Bloed!"

   SANG !

   Toen wierp Tom zijn ham over den heuvel en klom er daarna zelf af, terwijl hij onder 't afdalen zich nu en dan het vel openreet en zijne kleeren scheurde. Er was wel een geschikt en gemakkelijk pad langs den oever, om van de hoogte af te dalen, maar dat miste het voordeel van moeite en gevaar, door een zeeroover zoo gewaardeerd.

   Alors Tom fit dévaler son jambon et le suivit, non sans déchirer ses vêtements et s’écorcher la peau. Il existait un chemin facile et confortable le long de la rive, sous la butte, mais il n’offrait pas la difficulté et le danger chers aux pirates.

   De Schrik van den Oceaan had een zijde spek medegebracht en was onder het dragen van dien last bijna bezweken. Finn had een koekenpan gestolen en voor een voorraadje tabak en eenige korte pijpen gezorgd. 't Was maar jammer, dat hij de eenige der drie roovers was, die de kunst van rooken en pruimen verstond. De Zwarte Roover der Spaansche Zee maakte de opmerking, dat het gevaarlijk was zonder vuur op tochten te gaan, en dat was eene verstandige opmerking. Lucifers waren in dien tijd nog onbekend, maar op eenige ellen afstands zagen zij op een groot vlot een vuur smeulen. Dadelijk slopen zij daarheen en namen een kooltje weg. Van die kleine dieverij werd een verbazend avontuur gemaakt. Telkens riepen zij "St." en stonden stil met den wijsvinger op de lippen, grepen naar denkbeeldige dolkgevesten en gaven fluisterende schrikwekkende bevelen om den vijand, als hij hen mocht overvallen, "den dolk tot aan 't gevest in 't lijf te steken," omdat "lijken niets navertellen." Zij wisten wel, dat de bemanning van het vlot in het stadje aan het hout stapelen was of in de herberg zat, doch die wetenschap ontsloeg hen niet van de verplichting het geval op zeerooverswijs te behandelen.

   La Terreur des mers avait apporté un gros quartier de lard. Finn les Mains Rouges avait volé une poêle, des feuilles de tabac et des épis de maïs pour en faire des pipes. Mais aucun des pirates ne fumait ni ne « chiquait » à part lui. Le pirate noir de la mer des Antilles dit qu’il était impossible de partir sans feu. Il valait mieux s’en aviser car les allumettes n’existaient pas à l’époque. Ils regardèrent autour d’eux et aperçurent, à quelque distance, le reflet d’un bûcher qui achevait de se consumer au bord de l’eau. Ils s’en approchèrent prudemment et se munirent de tisons bien rouges. Ensuite, ils partirent à la recherche du radeau sur lequel ils avaient jeté leur dévolu. Ils avançaient à pas feutrés, la main sur le manche d’un poignard imaginaire et se transmettaient leurs instructions à voix basse : « Si l’ennemi se montre, enfoncez-lui votre lame dans le ventre jusqu’à la garde. Les morts ne parlent pas. » Ils savaient parfaitement que les hommes du radeau étaient allés boire au village et qu’ils n’avaient rien à craindre. Mais ce n’était pas une raison pour oublier qu’il fallait agir en vrais pirates. Lorsqu’ils eurent trouvé leur embarcation, ils montèrent à bord.

   Daarop staken zij met hun vlot van wal. Tom nam de bevelhebbersplaats in. Huck posteerde zich bij de achterriemen en Joe op den voorsteven. Tom stond midden op het vaartuig met gefronste wenkbrauwen en over elkaar geslagen armen en gaf zijne bevelen met eene onderdrukte, barsche stem.

   Huck s’empara d’un aviron. Joe en fit autant. Le premier se mit à l’avant, le second à l’arrière et Tom, les bras croisés, les sourcils froncés, s’installa au milieu du navire et prit le commandement.

   "Laveeren en het schip onder den wind brengen!"

   « Lofez ! Amenez au vent.

   "Ja, ja, kapitein!"

   – On lofe, commandant.

   "Vooruit, voor--uit!"

   "Het gaat vooruit, kapitein!"

   "Zet het iets naar voren!"

   – Droit comme ça.

   "Het is geschied, kapitein!"

   – Droit comme ça », répéta l’équipage.

   Daar de knapen steeds in dezelfde richting midden in den stroom de rivier afzakten, was het niet twijfelachtig of deze bevelen werden maar voor de leus geven en hadden geen bijzonder doel.

   Tous ces ordres n’étaient donnés que pour la forme, mais chacun prenait son rôle au sérieux et le radeau avançait sans encombre.

   "Welke zeilen voert het in top?"

   « Toutes les voiles sont larguées ?

   "De boeglijnszeilen, de topzeilen en de fokken, kapitein!"

   – On a largué les focs, les trinquettes et les bonnettes.

   "Hijsch de voormarszeilen! Maak boven aan de steng een stuk of zes lijnen los! Past op nu!"

   – Bon. Larguez aussi les huniers.

   "Ja, ja, kapitein."

   – Oh ! hisse ! Oh ! hisse !

   "De topzeilen reven! Toe dan, jongen!"

   – Allez, mes braves, du courage !

   "Ja, ja, kapitein."

   – Bâbord un peu !

   "Het roer tegen den wind! Naar bakboord! Houdt je je goed, mannen! Voorwaarts."

   – Bâbord un peu !

    – Droite la barre !

   "Het gaat voorwaarts, kapitein."

   – Droite la barre ! »

   Het vlot dreef een weinig naar den kant af, de knapen roeiden weder naar het midden en legden toen de riemen neder. Het water was laag en de stroom dus niet sterk. Gedurende de eerste drie kwartier werd er nauwelijks een woord gesproken. Toen gleed het vlot langs de op eenigen afstand liggende stad, welker richting door enkele flikkerende lichten werd aangewezen. Daar lag zij, in diepen slaap verzonken, ver van de onmetelijke watervlakte, waarin duizenden sterren zich spiegelden, onbewust van de vreeselijke gebeurtenis, die juist plaats greep. De zwarte Roover stond nog met over elkaar geslagen armen op het dek, een laatsten blik werpende op het tooneel van geluk en lijden, vervuld van de begeerte dat zij hem zien mocht, terwijl hij daar buiten op de onstuimige wateren, met een onverschrokken gemoed, gevaar en dood trotseerde en met een koelen glimlach op de lippen zijn lot te gemoet ging. Hij verbeeldde zich--zonder veel moeite--dat Jacksons Island oneindig ver van St. Petersburg verwijderd was en daarom wierp hij, bij de gedachte aan dien afstand, een laatsten blik op de stad, met een gebroken maar toch bevredigd hart. De andere zeeroovers stonden ook laatste blikken te werpen en allen keken zoo lang, dat zij bijna uit den koers van het eiland dreven. Doch zij bemerkten het gevaar bijtijds en beijverden zich om het af te wenden. Tegen twee uur in den morgen landde het vlot een paar honderd ellen boven de aanlegplaats van het eiland, en de knapen waadden door het water om hunne lading te ontschepen. Tot de kleine uitrusting van het vlot behoorde ook een oud zeil. Dit werd over een uithoek in de struiken gespannen, om als tent ter beschutting van de proviand te dienen, doch zelven besloten zij bij gunstig weder in de open lucht te slapen, zooals dat bandieten betaamt.

   Le radeau dérivait au milieu du fleuve. Les garçons redressèrent, puis reposèrent les avirons. Le fleuve n’était pas haut, il n’y avait donc de courant que sur cinq ou six kilomètres. Pas un mot ne fut prononcé pendant trois quarts d’heure. Au loin, une ou deux lumières signalaient le village qui dormait paisiblement au-delà de la vaste et vague étendue d’eau semée d’étoiles. Le Pirate noir adressa un « dernier regard au pays » où il s’était amusé et surtout où il avait souffert. Il aurait bien voulu que Becky pût le voir cinglant vers le large, vers le danger et peut-être vers la mort, filant plein vent arrière, un sourire désabusé au coin des lèvres. Les deux autres pirates adressaient, eux aussi, un « dernier regard au pays ». Ils avaient tous assez d’imagination pour allonger dans des proportions considérables la distance qui séparait l’île Jackson de Saint-Petersburg. Leurs rêves d’aventure les accaparaient à tel point qu’ils faillirent dépasser leur but. Ils s’en aperçurent à temps, rectifièrent la position et, vers deux heures du matin, s’échouèrent sur le banc de sable à la pointe de l’île. Ils débarquèrent aussitôt les divers articles qu’ils avaient emportés. Ils avaient trouvé une vieille toile à voile sur le radeau. Ils s’en servirent pour abriter leurs provisions. Eux-mêmes décidèrent de coucher à la belle étoile, comme il convenait à des hors-la-loi.

   Daarop legden zij een vuurtje aan tegen den kant van een hooge houtmijt, diep in het sombere woud en begonnen wat spek in de koekenpan te bakken, terwijl zij hierbij de helft verorberden van den voorraad brood, dien zij hadden medegebracht. Het was een ontzaglijk genot om daar hun feestmaal te houden, als wilden in een maagdelijk woud, op een onbewoond eiland, ver van de verblijfplaatsen der menschen. Al etende legden zij dan ook de gelofte af om nooit weder tot de beschaafde streken terug te keeren. De stijgende vlammen verlichten hun aangezicht en wierpen een rooden gloed op het glinsterend groen en de zich sierlijk om de boomstammen slingerende ranken.

   Grâce à leurs tisons, ils allumèrent un feu à la lisière de la forêt et firent frire du lard dans la poêle. C’était beau de faire ripaille à l’orée d’une forêt vierge, sur une île déserte, loin des hommes. Ils déclarèrent d’un commun accord qu’ils rompaient à jamais avec la civilisation. Les hautes flammes illuminaient leurs visages, jetaient leurs vives lueurs sur les grands troncs qui les entouraient comme les piliers d’un temple, et faisaient luire les feuillages vernissés et leurs festons de lianes.

   Toen de laatste knappende stukjes spek verdwenen waren en het laatste brokje brood was verslonden, strekten de knapen welbehagelijk hunne leden op het mostapijt uit. Zij hadden wel een koeler plekje kunnen vinden, doch zij wilden zich het romantisch genot van een knetterend kampvuur niet ontzeggen.

   Après avoir englouti le dernier morceau de lard et leur dernière tranche de pain de maïs, les garçons s’allongèrent sur l’herbe. Ils étaient enchantés de la tournure que prenaient les événements. Ils auraient pu trouver un endroit plus frais, mais pour rien au monde ils n’auraient voulu se priver de l’attrait romantique d’un beau feu de camp.

   "Is het niet heerlijk?" vroeg Joe.

   « On s’amuse drôlement, hein ? dit Joe.

   "Ja, het is verrukkelijk," antwoordde Tom. "Wat zouden de jongens nu wel zeggen, als zij ons zagen?"

   – C’est génial ! s’exclama Tom. Que diraient les copains s’ils nous voyaient ?

   "Zeggen? Wel, zij zouden goud geven on hier te zitten. Wat zeg jij, Hucky?"

   – Tu parles ! Ils mourraient d’envie d’être ici, tu ne crois pas Hucky ?

   "Ik zeg," antwoordde Huckleberry, "dat het mij bevalt. Ik verlang het nooit beter te hebben. Gewoonlijk krijg ik niet genoeg te eten en hier kunnen ze me niet komen schoppen en mishandelen."

   – Si, dit Huckleberry, de toute façon ça me va cette vie-là. En général, je ne mange jamais à ma faim, et puis, ici, personne ne viendra m’embêter.

   "'t Is ook juist een leventje voor mij," zeide Tom. "Je behoeft 's morgens niet vroeg op te staan, je niet te wasschen, niet naar school te gaan en allerlei onzin te doen. Zie je nu wel, Joe, dat een zeeroover, als hij aan wal is, niets te doen heeft, terwijl een kluizenaar moet bidden en nooit gekheid kan maken, omdat hij altijd alleen zit."

   – Ce que j’apprécie, fit Tom, c’est que je ne serai pas obligé de me lever de bonne heure le matin pour aller en classe. C’est rudement chouette. Je ne me laverai pas si je n’en ai pas envie et je n’aurai pas à faire un tas d’imbécillités comme à la maison. Tu comprends, Joe, un pirate n’a rien à faire quand il est à terre, tandis qu’un ermite doit prier tout le temps. Ce n’est pas drôle.

   "Ja, je hebt gelijk," zeide Joe; "ik verwachtte er niet veel goeds van, dat weet je, maar nu ik het geprobeerd heb, vind ik het veel pleizieriger om zeeroover te zijn."

   – Oui, je n’avais pas pensé à cela, avoua Joe. En tout cas, maintenant que j’y ai goûté, le métier de pirate me tente beaucoup plus.

   "Je ziet ook," zeide Tom: "de menschen geven tegenwoordig niet zoo veel meer om kluizenaars als in den ouden tijd, maar voor zeeroovers hebben zij altijd ontzag. En buitendien moet een kluizenaar op de hardste plaats slapen die hij maar vinden kan en zich in zakken kleeden, en asch op zijn hoofd strooien, en in den regen buiten staan en..."

   – Tu comprends, reprit Tom, ce n’est plus comme autrefois. Les gens se moquent des ermites aujourd’hui. Les pirates, c’est différent. On les respecte toujours. Et puis les ermites doivent dormir dans des endroits impossibles, se mettre un sac de cendres sur la tête, rester sous la pluie, et…

   "Waarom moet hij zakken dragen en asch op zijn hoofd strooien?" vroeg Huck.

   – Tu peux être sûr que je ne ferais pas ça ! fit Huck.

   "Dat weet ik niet. Maar ze doen het allemaal. Als jij een kluizenaar was, zou je het ook moeten doen."

   – Alors qu’est-ce que tu ferais ?

   "Ik zou je bedanken," zeide Huck.

   – Je ne sais pas, mais pas ça.

   "Wat zou je dan?"

   – Tu serais pourtant bien obligé. Tu ne pourrais pas faire autrement.

   "Dat weet ik niet, maar dat zeker niet."

   – Je ne pourrais pas le supporter et je me sauverais.

   "Wel, Huck, je zoudt het moeten; je zoudt niet anders kunnen."

   – Tu te sauverais ! Eh bien, tu ferais un bel ermite. Ce serait la honte !

   "Wel, ik zou het niet verdragen; ik zou op den loop gaan."

   – Pourquoi se mettent-ils des cendres sur la tête ? demanda Huck.

   "Op den loop gaan! Nu, je zoudt eene mooie soort van heremiet wezen. Je zoudt ze tot schande maken."

   – Je n’en sais rien, mais ils sont obligés. Ils le font tous. Toi comme les autres, si tu étais ermite. »

   De Roode Hand gaf geen antwoord, daar zijn brein vervuld was met iets anders. Hij had juist een pijpekop schoongemaakt, er een rieten steel aan vastgehecht, den kop met tabak gevuld en was bezig, met behulp van een stukje brandende steenkool, dat tegen de tabak gedrukt werd, wolken van geurigen rook uit te blazen. Hij baadde zich in weelde en genot en de andere zeeroovers benijdden hem deze heerlijke ondeugd en besloten bij zichzelven, zich haar eigen te maken. Een oogenblik later zeide Huck:

   Mains Rouges ne répondit rien. Il avait mieux à faire. Après avoir évidé un épi de maïs, il y ajustait maintenant une tige d’herbe folle et le bourrait de tabac. Il approcha un tison du fourneau de son brûle-gueule, aspira et renvoya une bouffée de fumée odorante. Les deux autres pirates l’admirèrent en silence, bien résolus de se livrer eux aussi bientôt au même vice. Tout en continuant de fumer, Huck demanda à Tom :

   "Wat hebben zeeroovers te doen?"

   « Dis donc, qu’est-ce que les pirates ont à faire ?

   "O," zeide Tom, "zij leiden een woelig leventje: kapen schepen en verbranden die, stelen geld en begraven dat op geheimzinnige plaatsen op hun eiland, waar het door geesten en spoken bewaakt wordt. Voorts vermoorden zij de geheele bemanning van het schip."

   – Ils n’ont pas le temps de s’ennuyer, je t’assure. Ils prennent des bateaux à l’abordage, ils les brûlent, ils font main basse sur l’argent qu’ils trouvent à bord, ils l’emmènent dans leur île et l’enfouissent dans des cachettes gardées par des fantômes, ils massacrent tous les membres de l’équipage, ils… oui, c’est ça, ils les font marcher sur une planche et les précipitent dans l’eau.

   "En zij nemen de vrouwen met zich naar het eiland," zeide Joe, "want vrouwen worden niet vermoord."

   – Et ils emportent les femmes sur l’île, dit Joe. Ils ne tuent pas les femmes.

   "Neen," antwoordde Tom toestemmend, "zij vermoorden geene vrouwen, daarvoor zijn zij te edelmoedig. En de vrouwen zijn altijd mooi ook."

   – Non, approuva Tom, ils ne tuent pas les femmes. Ils sont trop nobles ! Et puis les femmes sont toujours belles.

   "En dragen zij niet kleeren van beestenvellen?"

    "Neen, toch niet," antwoordde Joe vol geestdrift. "Geheel van goud, zilver en diamanten."

   – Et ils ne portent que des habits magnifiques, tout couverts d’or et de diamants ! s’écria Joe avec enthousiasme.

   "Wie?" vroeg Huck.

   "Wel, de zeeroovers."

   Huck keek met een wanhopigen blik naar zijn eigen plunje.

   "Ik geloof niet, dat ik geschikte kleeren voor een zeeroover heb," zeide hij met een droevig pathos in zijne stem, "maar ik heb geene andere dan deze."

   – J’ai bien peur de ne pas être habillé comme il faut pour un pirate, murmura Huck d’une voix attristée. Mais je n’ai que ces habits-là à me mettre. »

   Doch Tom en Joe vertelden hem, dat de mooie kleeren spoedig zouden komen, wanneer zij op avonturen zouden zijn uitgegaan. Zij gaven hem te verstaan, dat zijne lompen voldoende waren on te beginnen, ofschoon het bij rijke zeeroovers de gewoonte was met eene behoorlijke garderobe van wal te steken.

   Ses compagnons le rassurèrent en lui disant qu’il ne serait pas long à être vêtu comme un prince dès qu’ils se seraient mis en campagne. Et ils lui firent comprendre que ses haillons suffiraient au départ, bien qu’il soit de règle pour les pirates de débuter avec une garde-robe appropriée.

   Van lieverlede begon het gebabbel te verminderen en daalde de slaap op de oogleden der jeugdige vluchtelingen neer. De pijp gleed de "Roode Hand" uit de vingers en hij sliep weldra den slaap des rechtvaardigen. De Schrik van den Oceaan en de Zwarte Roover der Spaansche Zee sliepen niet zoo gemakkelijk in. Zij zeiden hun avondgebed zachtjes en liggend op, daar er niemand was, die hen gebood te knielen en hen het luide deed uitspreken. Wel hadden zij veel lust het gebed achterwege te laten, doch zij maakten zich bevreesd, dat zij, wanneer ze zoo goddeloos waren op eens een bliksemstraal van den hemel op hunne hoofden zouden doen nederdalen. Juist toen zij in het rijk der droomen zouden gaan zweven, kwam een kwelgeest hen storen, die niet wilde wijken. Deze was het geweten. Eerst achtervolgde hij hen met de beschuldiging dat zij weggeloopen waren en daarna met het verwijt, dat zij vleesch gestolen hadden. Zij trachtten hem tot zwijgen te brengen, door hem te herinneren, dat zij toch dikwijls koekjes en appels hadden weggenomen, doch hij liet zich door schoonschijnende redeneeringen niet afschepen. Hij wilde over het onweerlegbaar feit niet heenstappen, dat lekkers wegnemen slechts "snoepen" was, terwijl het ontvreemden van spek, ham en dergelijke, niets anders mocht heeten dan "stelen" en dat dit in den Bijbel verboden werd. Daarop besloten zij in hun binnenste, om zoolang zij het door hen gekozen beroep uitoefenden, hunne zeerooverijen niet meer met de misdaad van stelen te bezoedelen. Op die wijs werd er een wapenstilstand met het geweten gesloten en onze zeeroovertjes vielen gerust in slaap.

   Peu à peu la conversation tomba et le sommeil commença à peser sur les paupières des jeunes aventuriers. Mains Rouges laissa échapper sa pipe et ne tarda pas à s’endormir du sommeil du juste. La Terreur des mers et le Pirate noir de la mer des Antilles eurent plus de mal à trouver le repos. Comme personne n’était là pour les y contraindre, ils négligèrent de s’agenouiller afin de réciter leurs prières, mais n’oublièrent pas d’invoquer mentalement le Seigneur, de peur que celui-ci ne les punît d’une manière ou d’une autre de leur omission. Ils auraient bien voulu s’assoupir mais leur conscience était là pour les tenir éveillés malgré eux. Petit à petit, ils en arrivèrent à penser qu’ils avaient eu tort de s’enfuir. Et puis, ils n’avaient pas que cela à se reprocher. Ils s’étaient bel et bien rendus coupables en emportant qui un jambon, qui un quartier de lard. Ils eurent beau se dire qu’ils avaient maintes et maintes fois dérobé des pommes ou des gâteaux, ils furent forcés de reconnaître que ce n’était là que du « chapardage » et non pas du vol qualifié. D’ailleurs, il y avait un commandement là-dessus dans la Bible. Afin d’apaiser leurs remords, ils décidèrent en eux-mêmes de ne jamais souiller leurs exploits de pirates par des vols de ce genre. Leur conscience leur accorda une trêve et, plus tranquilles, ils finirent par s’endormir.

Text from ebooksgratuits.com
Audio from audiocite.com