De lotgevallen van Tom Sawyer

The Adventures of Tom Sawyer

   HOOFDSTUK XIII.

   CHAPTER XIII

   De beleediging van Becky Thatcher bracht bij Tom Sawyer een besluit tot rijpheid. De knaap was aan de uiterste grens van wanhoop. Hij was, zoo sprak hij bij zichzelven, een verlaten jongen zonder vrienden; niemand hield van hem. Wanneer de menschen te eeniger tijd ontdekten waartoe zij hem gebracht hadden, zouden zij misschien spijt gevoelen over hunne koelheid. Hij had getracht te doen wat goed was en had het pad der deugd willen bewandelen, doch zelfs daarin had men hem gedwarsboomd. Aangezien men toch niets wenschte dan van hem af te zijn, zou de menschheid haar zin hebben: en zij mocht hem er de gevolgen van toerekenen. Waarom zou zij dat niet? Wat recht had hij, de verlatene, on zich daarover te beklagen? Ja, zij had er hem toe gedwongen; hij zou een misdadig leven gaan leiden; men had hem geene andere keus gelaten.

   TOM'S mind was made up now. He was gloomy and desperate. He was a forsaken, friendless boy, he said; nobody loved him; when they found out what they had driven him to, perhaps they would be sorry; he had tried to do right and get along, but they would not let him; since nothing would do them but to be rid of him, let it be so; and let them blame him for the consequences--why shouldn't they? What right had the friendless to complain? Yes, they had forced him to it at last: he would lead a life of crime. There was no choice.

   Inmiddels was hij onder deze alleenspraak een eind buiten de stad gekomen en hoorde in de verte het geklingel der bel, die de kinderen naar school riep. Hij snikte bij de gedachte, dat hij nooit, nooit meer dat oude gezellige geluid zou hooren; het was zeer hard, maar hij kon niet anders: de koude wereld had hem er toe gebracht en hij moest zich in zijn lot schikken.

   By this time he was far down Meadow Lane, and the bell for school to "take up" tinkled faintly upon his ear. He sobbed, now, to think he should never, never hear that old familiar sound any more--it was very hard, but it was forced on him; since he was driven out into the cold world, he must submit--but he forgave them. Then the sobs came thick and fast.

   Toen begon hij bitter te schreien. Juist op dat oogenblik kwam hij zijn boezemvriend Joe Harper tegen, ook met behuilde oogen en blijkbaar met plannen, gewichtig en somber als de zijne. Kennelijk waren deze beide zielen van ééne en dezelfde gedachte vervuld. Tom maakte, terwijl hij zijne oogen met zijn mouw afveegde, onder veel snikken zijn besluit bekend, on, ten einde de slechte behandeling en het gebrek aan sympathie te huis te ontvluchten, naar buiten in de wijde wereld te gaan rondzwerven en nooit terug te komen--en eindigde met de wensch, dat Joe Harper hem niet vergeten zou.

   Just at this point he met his soul's sworn comrade, Joe Harper--hard-eyed, and with evidently a great and dismal purpose in his heart. Plainly here were "two souls with but a single thought." Tom, wiping his eyes with his sleeve, began to blubber out something about a resolution to escape from hard usage and lack of sympathy at home by roaming abroad into the great world never to return; and ended by hoping that Joe would not forget him.

   Maar daar kwam het uit, dat Joe juist datzelfde verzoek aan Tom had willen gaan doen en hem deelgenoot maken van een dergelijk voornemen. Zijne moeder had hem geslagen, omdat hij room zou gesnoept hebben, die hij nooit geproefd had en waarvan hij niets af wist. Het was duidelijk, dat zij haar zoon moede was en van hem ontslagen verlangde te zijn. Als dat zoo was, had hij niet anders te doen dan voor dien wil te bukken. Hij hoopte dat zij gelukkig zou wezen zonder hem en dat het haar nooit berouwen zou, haar armen jongen uitgedreven te hebben in eene ongevoelige wereld, om daarin te lijden en te sterven.

   But it transpired that this was a request which Joe had just been going to make of Tom, and had come to hunt him up for that purpose. His mother had whipped him for drinking some cream which he had never tasted and knew nothing about; it was plain that she was tired of him and wished him to go; if she felt that way, there was nothing for him to do but succumb; he hoped she would be happy, and never regret having driven her poor boy out into the unfeeling world to suffer and die.

   Terwijl de beide knapen droevig voortwandelden, sloten zij samen een nieuw verbond on elkander als broeders bij te staan en nimmermeer te scheiden, totdat de dood hen van hun verdriet zou verlossen. Toen begonnen zij plannen te maken. Joe was er voor om kluizenaar te worden in een afgelegen grot, van water en brood te leven en dan van koude, ongemak en verdriet te sterven: doch na Tom aangehoord te hebben, kwam hij tot de overtuiging, dat er aan een misdadig leven groote voordeelen verbonden waren, en dus stemde hij er in toe zeeroover te worden.

   As the two boys walked sorrowing along, they made a new compact to stand by each other and be brothers and never separate till death relieved them of their troubles. Then they began to lay their plans. Joe was for being a hermit, and living on crusts in a remote cave, and dying, some time, of cold and want and grief; but after listening to Tom, he conceded that there were some conspicuous advantages about a life of crime, and so he consented to be a pirate.

   Anderhalf uur ten zuiden van St. Petersburg, waar de Mississipi zeer smal was, lag een klein boschrijk eiland, met eene ondiepe landingsplaats, en dit werd een zeer geschikt toevluchtsoord geacht. Het was onbewoond en lag ver van den oever, tegenover een dicht en eenzaam woud. Daarom werd Jacksons Island gekozen. Wie het mikpunt der zeerooverijen zou zijn, was eene zaak die hun niet in de gedachten kwam. Toen zochten zij Huckleberry Finn op en hij voegde zich dadelijk bij hen, daar alle baantjes dien vagebond hetzelfde waren. Voor het oogenblik scheidden de vrienden en spraken af, dat zij elkaar op een weinig bezochte plek aan den oever der rivier, omstreeks een uur van de stad, zouden ontmoeten, en wel te middernacht, der knapen lievelingsuur. Daar lag een klein houtvlot, dat zij hoopten te bemachtigen. Zij zouden alle drie vischhaken en hengels medebrengen en zooveel teerkost als zij slechts op de meest geheimzinnige wijze konden buitmaken, zooals dat aan roovers paste. En nog voordat de zon ter kimme daalde, hadden zij zich reeds eene kleine vreugde bereid, door uit te strooien, "dat de stad eerlang van iets hooren zou." Allen, die deze vage mededeeling ontvingen, werden verzocht te zwijgen en te wachten.

   Three miles below St. Petersburg, at a point where the Mississippi River was a trifle over a mile wide, there was a long, narrow, wooded island, with a shallow bar at the head of it, and this offered well as a rendezvous. It was not inhabited; it lay far over toward the further shore, abreast a dense and almost wholly unpeopled forest. So Jackson's Island was chosen. Who were to be the subjects of their piracies was a matter that did not occur to them. Then they hunted up Huckleberry Finn, and he joined them promptly, for all careers were one to him; he was indifferent. They presently separated to meet at a lonely spot on the river-bank two miles above the village at the favorite hour--which was midnight. There was a small log raft there which they meant to capture. Each would bring hooks and lines, and such provision as he could steal in the most dark and mysterious way--as became outlaws. And before the afternoon was done, they had all managed to enjoy the sweet glory of spreading the fact that pretty soon the town would "hear something." All who got this vague hint were cautioned to "be mum and wait."

   Tegen middernacht kwam Tom ter bestemder plaatse, met eene gekookte ham en enkele andere levensmiddelen van minder omvang. Hij hield stil bij een dicht begroeid kreupelboschje op eene kleine hoogte, van waar men de plaats der bijeenkomst kon overzien. De lucht was met sterren bezaaid en het was bladstil. De machtige rivier lag kalm tusschen hare oevers als een oceaan na hevigen storm. Tom luisterde een oogenblik, maar de stilte werd door geen geluid verstoord. Toen begon hij zacht te fluiten en dit geluid werd onder het kreupelboschje beantwoord. Tom floot nog eens en het signaal werd weder op dezelfde wijze herhaald. Toen riep eene gedempte stem:

   About midnight Tom arrived with a boiled ham and a few trifles, and stopped in a dense undergrowth on a small bluff overlooking the meeting-place. It was starlight, and very still. The mighty river lay like an ocean at rest. Tom listened a moment, but no sound disturbed the quiet. Then he gave a low, distinct whistle. It was answered from under the bluff. Tom whistled twice more; these signals were answered in the same way. Then a guarded voice said:

   "Wie nadert daar?"

   "Who goes there?"

   "Tom Sawyer, de Zwarte Roover der Spaansche Zee. Noemt uwe namen."

   "Tom Sawyer, the Black Avenger of the Spanish Main. Name your names."

   "Huck Finn met de Roode Hand en Joe Harper, de Schrik van den Oceaan." Tom had deze titels uit zijn lievelingsboeken geleverd.

   "Huck Finn the Red-Handed, and Joe Harper the Terror of the Seas." Tom had furnished these titles, from his favorite literature.

   "In orde. Geef het contra-signaal."

   "'Tis well. Give the countersign."

   Twee schorre stemmen fluisterden gelijktijdig het volgende schrikkelijke woord in den stikdonkeren nacht:

   Two hoarse whispers delivered the same awful word simultaneously to the brooding night:

   "Bloed!"

   "Blood!"

   Toen wierp Tom zijn ham over den heuvel en klom er daarna zelf af, terwijl hij onder 't afdalen zich nu en dan het vel openreet en zijne kleeren scheurde. Er was wel een geschikt en gemakkelijk pad langs den oever, om van de hoogte af te dalen, maar dat miste het voordeel van moeite en gevaar, door een zeeroover zoo gewaardeerd.

   Then Tom tumbled his ham over the bluff and let himself down after it, tearing both skin and clothes to some extent in the effort. There was an easy, comfortable path along the shore under the bluff, but it lacked the advantages of difficulty and danger so valued by a pirate.

   De Schrik van den Oceaan had een zijde spek medegebracht en was onder het dragen van dien last bijna bezweken. Finn had een koekenpan gestolen en voor een voorraadje tabak en eenige korte pijpen gezorgd. 't Was maar jammer, dat hij de eenige der drie roovers was, die de kunst van rooken en pruimen verstond. De Zwarte Roover der Spaansche Zee maakte de opmerking, dat het gevaarlijk was zonder vuur op tochten te gaan, en dat was eene verstandige opmerking. Lucifers waren in dien tijd nog onbekend, maar op eenige ellen afstands zagen zij op een groot vlot een vuur smeulen. Dadelijk slopen zij daarheen en namen een kooltje weg. Van die kleine dieverij werd een verbazend avontuur gemaakt. Telkens riepen zij "St." en stonden stil met den wijsvinger op de lippen, grepen naar denkbeeldige dolkgevesten en gaven fluisterende schrikwekkende bevelen om den vijand, als hij hen mocht overvallen, "den dolk tot aan 't gevest in 't lijf te steken," omdat "lijken niets navertellen." Zij wisten wel, dat de bemanning van het vlot in het stadje aan het hout stapelen was of in de herberg zat, doch die wetenschap ontsloeg hen niet van de verplichting het geval op zeerooverswijs te behandelen.

   The Terror of the Seas had brought a side of bacon, and had about worn himself out with getting it there. Finn the Red-Handed had stolen a skillet and a quantity of half-cured leaf tobacco, and had also brought a few corn-cobs to make pipes with. But none of the pirates smoked or "chewed" but himself. The Black Avenger of the Spanish Main said it would never do to start without some fire. That was a wise thought; matches were hardly known there in that day. They saw a fire smouldering upon a great raft a hundred yards above, and they went stealthily thither and helped themselves to a chunk. They made an imposing adventure of it, saying, "Hist!" every now and then, and suddenly halting with finger on lip; moving with hands on imaginary dagger-hilts; and giving orders in dismal whispers that if "the foe" stirred, to "let him have it to the hilt," because "dead men tell no tales." They knew well enough that the raftsmen were all down at the village laying in stores or having a spree, but still that was no excuse for their conducting this thing in an unpiratical way.

   Daarop staken zij met hun vlot van wal. Tom nam de bevelhebbersplaats in. Huck posteerde zich bij de achterriemen en Joe op den voorsteven. Tom stond midden op het vaartuig met gefronste wenkbrauwen en over elkaar geslagen armen en gaf zijne bevelen met eene onderdrukte, barsche stem.

   They shoved off, presently, Tom in command, Huck at the after oar and Joe at the forward. Tom stood amidships, gloomy-browed, and with folded arms, and gave his orders in a low, stern whisper:

   "Laveeren en het schip onder den wind brengen!"

   "Luff, and bring her to the wind!"

   "Ja, ja, kapitein!"

   "Aye-aye, sir!"

   "Vooruit, voor--uit!"

   "Steady, steady-y-y-y!"

   "Het gaat vooruit, kapitein!"

   "Steady it is, sir!"

   "Zet het iets naar voren!"

   "Let her go off a point!"

   "Het is geschied, kapitein!"

   "Point it is, sir!"

   Daar de knapen steeds in dezelfde richting midden in den stroom de rivier afzakten, was het niet twijfelachtig of deze bevelen werden maar voor de leus geven en hadden geen bijzonder doel.

   As the boys steadily and monotonously drove the raft toward mid-stream it was no doubt understood that these orders were given only for "style," and were not intended to mean anything in particular.

   "Welke zeilen voert het in top?"

   "What sail's she carrying?"

   "De boeglijnszeilen, de topzeilen en de fokken, kapitein!"

   "Courses, tops'ls, and flying-jib, sir."

   "Hijsch de voormarszeilen! Maak boven aan de steng een stuk of zes lijnen los! Past op nu!"

   "Send the r'yals up! Lay out aloft, there, half a dozen of ye--foretopmaststuns'l! Lively, now!"

   "Ja, ja, kapitein."

   "Aye-aye, sir!"

   "De topzeilen reven! Toe dan, jongen!"

   "Shake out that maintogalans'l! Sheets and braces! now my hearties!"

   "Ja, ja, kapitein."

   "Aye-aye, sir!"

   "Het roer tegen den wind! Naar bakboord! Houdt je je goed, mannen! Voorwaarts."

   "Hellum-a-lee--hard a port! Stand by to meet her when she comes! Port, port! Now, men! With a will! Stead-y-y-y!"

   "Het gaat voorwaarts, kapitein."

   "Steady it is, sir!"

   Het vlot dreef een weinig naar den kant af, de knapen roeiden weder naar het midden en legden toen de riemen neder. Het water was laag en de stroom dus niet sterk. Gedurende de eerste drie kwartier werd er nauwelijks een woord gesproken. Toen gleed het vlot langs de op eenigen afstand liggende stad, welker richting door enkele flikkerende lichten werd aangewezen. Daar lag zij, in diepen slaap verzonken, ver van de onmetelijke watervlakte, waarin duizenden sterren zich spiegelden, onbewust van de vreeselijke gebeurtenis, die juist plaats greep. De zwarte Roover stond nog met over elkaar geslagen armen op het dek, een laatsten blik werpende op het tooneel van geluk en lijden, vervuld van de begeerte dat zij hem zien mocht, terwijl hij daar buiten op de onstuimige wateren, met een onverschrokken gemoed, gevaar en dood trotseerde en met een koelen glimlach op de lippen zijn lot te gemoet ging. Hij verbeeldde zich--zonder veel moeite--dat Jacksons Island oneindig ver van St. Petersburg verwijderd was en daarom wierp hij, bij de gedachte aan dien afstand, een laatsten blik op de stad, met een gebroken maar toch bevredigd hart. De andere zeeroovers stonden ook laatste blikken te werpen en allen keken zoo lang, dat zij bijna uit den koers van het eiland dreven. Doch zij bemerkten het gevaar bijtijds en beijverden zich om het af te wenden. Tegen twee uur in den morgen landde het vlot een paar honderd ellen boven de aanlegplaats van het eiland, en de knapen waadden door het water om hunne lading te ontschepen. Tot de kleine uitrusting van het vlot behoorde ook een oud zeil. Dit werd over een uithoek in de struiken gespannen, om als tent ter beschutting van de proviand te dienen, doch zelven besloten zij bij gunstig weder in de open lucht te slapen, zooals dat bandieten betaamt.

   The raft drew beyond the middle of the river; the boys pointed her head right, and then lay on their oars. The river was not high, so there was not more than a two or three mile current. Hardly a word was said during the next three-quarters of an hour. Now the raft was passing before the distant town. Two or three glimmering lights showed where it lay, peacefully sleeping, beyond the vague vast sweep of star-gemmed water, unconscious of the tremendous event that was happening. The Black Avenger stood still with folded arms, "looking his last" upon the scene of his former joys and his later sufferings, and wishing "she" could see him now, abroad on the wild sea, facing peril and death with dauntless heart, going to his doom with a grim smile on his lips. It was but a small strain on his imagination to remove Jackson's Island beyond eye-shot of the village, and so he "looked his last" with a broken and satisfied heart. The other pirates were looking their last, too; and they all looked so long that they came near letting the current drift them out of the range of the island. But they discovered the danger in time, and made shift to avert it. About two o'clock in the morning the raft grounded on the bar two hundred yards above the head of the island, and they waded back and forth until they had landed their freight. Part of the little raft's belongings consisted of an old sail, and this they spread over a nook in the bushes for a tent to shelter their provisions; but they themselves would sleep in the open air in good weather, as became outlaws.

   Daarop legden zij een vuurtje aan tegen den kant van een hooge houtmijt, diep in het sombere woud en begonnen wat spek in de koekenpan te bakken, terwijl zij hierbij de helft verorberden van den voorraad brood, dien zij hadden medegebracht. Het was een ontzaglijk genot om daar hun feestmaal te houden, als wilden in een maagdelijk woud, op een onbewoond eiland, ver van de verblijfplaatsen der menschen. Al etende legden zij dan ook de gelofte af om nooit weder tot de beschaafde streken terug te keeren. De stijgende vlammen verlichten hun aangezicht en wierpen een rooden gloed op het glinsterend groen en de zich sierlijk om de boomstammen slingerende ranken.

   They built a fire against the side of a great log twenty or thirty steps within the sombre depths of the forest, and then cooked some bacon in the frying-pan for supper, and used up half of the corn "pone" stock they had brought. It seemed glorious sport to be feasting in that wild, free way in the virgin forest of an unexplored and uninhabited island, far from the haunts of men, and they said they never would return to civilization. The climbing fire lit up their faces and threw its ruddy glare upon the pillared tree-trunks of their forest temple, and upon the varnished foliage and festooning vines.

   Toen de laatste knappende stukjes spek verdwenen waren en het laatste brokje brood was verslonden, strekten de knapen welbehagelijk hunne leden op het mostapijt uit. Zij hadden wel een koeler plekje kunnen vinden, doch zij wilden zich het romantisch genot van een knetterend kampvuur niet ontzeggen.

   When the last crisp slice of bacon was gone, and the last allowance of corn pone devoured, the boys stretched themselves out on the grass, filled with contentment. They could have found a cooler place, but they would not deny themselves such a romantic feature as the roasting campfire.

   "Is het niet heerlijk?" vroeg Joe.

   "Ain't it gay?" said Joe.

   "Ja, het is verrukkelijk," antwoordde Tom. "Wat zouden de jongens nu wel zeggen, als zij ons zagen?"

   "It's nuts!" said Tom. "What would the boys say if they could see us?"

   "Zeggen? Wel, zij zouden goud geven on hier te zitten. Wat zeg jij, Hucky?"

   "Say? Well, they'd just die to be here--hey, Hucky!"

   "Ik zeg," antwoordde Huckleberry, "dat het mij bevalt. Ik verlang het nooit beter te hebben. Gewoonlijk krijg ik niet genoeg te eten en hier kunnen ze me niet komen schoppen en mishandelen."

   "I reckon so," said Huckleberry; "anyways, I'm suited. I don't want nothing better'n this. I don't ever get enough to eat, gen'ally--and here they can't come and pick at a feller and bullyrag him so."

   "'t Is ook juist een leventje voor mij," zeide Tom. "Je behoeft 's morgens niet vroeg op te staan, je niet te wasschen, niet naar school te gaan en allerlei onzin te doen. Zie je nu wel, Joe, dat een zeeroover, als hij aan wal is, niets te doen heeft, terwijl een kluizenaar moet bidden en nooit gekheid kan maken, omdat hij altijd alleen zit."

   "It's just the life for me," said Tom. "You don't have to get up, mornings, and you don't have to go to school, and wash, and all that blame foolishness. You see a pirate don't have to do anything, Joe, when he's ashore, but a hermit he has to be praying considerable, and then he don't have any fun, anyway, all by himself that way."

   "Ja, je hebt gelijk," zeide Joe; "ik verwachtte er niet veel goeds van, dat weet je, maar nu ik het geprobeerd heb, vind ik het veel pleizieriger om zeeroover te zijn."

   "Oh yes, that's so," said Joe, "but I hadn't thought much about it, you know. I'd a good deal rather be a pirate, now that I've tried it."

   "Je ziet ook," zeide Tom: "de menschen geven tegenwoordig niet zoo veel meer om kluizenaars als in den ouden tijd, maar voor zeeroovers hebben zij altijd ontzag. En buitendien moet een kluizenaar op de hardste plaats slapen die hij maar vinden kan en zich in zakken kleeden, en asch op zijn hoofd strooien, en in den regen buiten staan en..."

   "You see," said Tom, "people don't go much on hermits, nowadays, like they used to in old times, but a pirate's always respected. And a hermit's got to sleep on the hardest place he can find, and put sackcloth and ashes on his head, and stand out in the rain, and--"

   "Waarom moet hij zakken dragen en asch op zijn hoofd strooien?" vroeg Huck.

   "What does he put sackcloth and ashes on his head for?" inquired Huck.

   "Dat weet ik niet. Maar ze doen het allemaal. Als jij een kluizenaar was, zou je het ook moeten doen."

   "I dono. But they've got to do it. Hermits always do. You'd have to do that if you was a hermit."

   "Ik zou je bedanken," zeide Huck.

   "Dern'd if I would," said Huck.

   "Wat zou je dan?"

   "Well, what would you do?"

   "Dat weet ik niet, maar dat zeker niet."

   "I dono. But I wouldn't do that."

   "Wel, Huck, je zoudt het moeten; je zoudt niet anders kunnen."

   "Why, Huck, you'd have to. How'd you get around it?"

   "Wel, ik zou het niet verdragen; ik zou op den loop gaan."

   "Why, I just wouldn't stand it. I'd run away."

   "Op den loop gaan! Nu, je zoudt eene mooie soort van heremiet wezen. Je zoudt ze tot schande maken."

   "Run away! Well, you would be a nice old slouch of a hermit. You'd be a disgrace."

   De Roode Hand gaf geen antwoord, daar zijn brein vervuld was met iets anders. Hij had juist een pijpekop schoongemaakt, er een rieten steel aan vastgehecht, den kop met tabak gevuld en was bezig, met behulp van een stukje brandende steenkool, dat tegen de tabak gedrukt werd, wolken van geurigen rook uit te blazen. Hij baadde zich in weelde en genot en de andere zeeroovers benijdden hem deze heerlijke ondeugd en besloten bij zichzelven, zich haar eigen te maken. Een oogenblik later zeide Huck:

   The Red-Handed made no response, being better employed. He had finished gouging out a cob, and now he fitted a weed stem to it, loaded it with tobacco, and was pressing a coal to the charge and blowing a cloud of fragrant smoke--he was in the full bloom of luxurious contentment. The other pirates envied him this majestic vice, and secretly resolved to acquire it shortly. Presently Huck said:

   "Wat hebben zeeroovers te doen?"

   "What does pirates have to do?"

   Tom said:

   "O," zeide Tom, "zij leiden een woelig leventje: kapen schepen en verbranden die, stelen geld en begraven dat op geheimzinnige plaatsen op hun eiland, waar het door geesten en spoken bewaakt wordt. Voorts vermoorden zij de geheele bemanning van het schip."

   "Oh, they have just a bully time--take ships and burn them, and get the money and bury it in awful places in their island where there's ghosts and things to watch it, and kill everybody in the ships--make 'em walk a plank."

   "En zij nemen de vrouwen met zich naar het eiland," zeide Joe, "want vrouwen worden niet vermoord."

   "And they carry the women to the island," said Joe; "they don't kill the women."

   "Neen," antwoordde Tom toestemmend, "zij vermoorden geene vrouwen, daarvoor zijn zij te edelmoedig. En de vrouwen zijn altijd mooi ook."

   "No," assented Tom, "they don't kill the women--they're too noble. And the women's always beautiful, too.

   "En dragen zij niet kleeren van beestenvellen?"

    "Neen, toch niet," antwoordde Joe vol geestdrift. "Geheel van goud, zilver en diamanten."

   "And don't they wear the bulliest clothes! Oh no! All gold and silver and di'monds," said Joe, with enthusiasm.

   "Wie?" vroeg Huck.

   "Who?" said Huck.

   "Wel, de zeeroovers."

   "Why, the pirates."

   Huck keek met een wanhopigen blik naar zijn eigen plunje.

   Huck scanned his own clothing forlornly.

   "Ik geloof niet, dat ik geschikte kleeren voor een zeeroover heb," zeide hij met een droevig pathos in zijne stem, "maar ik heb geene andere dan deze."

   "I reckon I ain't dressed fitten for a pirate," said he, with a regretful pathos in his voice; "but I ain't got none but these."

   Doch Tom en Joe vertelden hem, dat de mooie kleeren spoedig zouden komen, wanneer zij op avonturen zouden zijn uitgegaan. Zij gaven hem te verstaan, dat zijne lompen voldoende waren on te beginnen, ofschoon het bij rijke zeeroovers de gewoonte was met eene behoorlijke garderobe van wal te steken.

   But the other boys told him the fine clothes would come fast enough, after they should have begun their adventures. They made him understand that his poor rags would do to begin with, though it was customary for wealthy pirates to start with a proper wardrobe.

   Van lieverlede begon het gebabbel te verminderen en daalde de slaap op de oogleden der jeugdige vluchtelingen neer. De pijp gleed de "Roode Hand" uit de vingers en hij sliep weldra den slaap des rechtvaardigen. De Schrik van den Oceaan en de Zwarte Roover der Spaansche Zee sliepen niet zoo gemakkelijk in. Zij zeiden hun avondgebed zachtjes en liggend op, daar er niemand was, die hen gebood te knielen en hen het luide deed uitspreken. Wel hadden zij veel lust het gebed achterwege te laten, doch zij maakten zich bevreesd, dat zij, wanneer ze zoo goddeloos waren op eens een bliksemstraal van den hemel op hunne hoofden zouden doen nederdalen. Juist toen zij in het rijk der droomen zouden gaan zweven, kwam een kwelgeest hen storen, die niet wilde wijken. Deze was het geweten. Eerst achtervolgde hij hen met de beschuldiging dat zij weggeloopen waren en daarna met het verwijt, dat zij vleesch gestolen hadden. Zij trachtten hem tot zwijgen te brengen, door hem te herinneren, dat zij toch dikwijls koekjes en appels hadden weggenomen, doch hij liet zich door schoonschijnende redeneeringen niet afschepen. Hij wilde over het onweerlegbaar feit niet heenstappen, dat lekkers wegnemen slechts "snoepen" was, terwijl het ontvreemden van spek, ham en dergelijke, niets anders mocht heeten dan "stelen" en dat dit in den Bijbel verboden werd. Daarop besloten zij in hun binnenste, om zoolang zij het door hen gekozen beroep uitoefenden, hunne zeerooverijen niet meer met de misdaad van stelen te bezoedelen. Op die wijs werd er een wapenstilstand met het geweten gesloten en onze zeeroovertjes vielen gerust in slaap.

   Gradually their talk died out and drowsiness began to steal upon the eyelids of the little waifs. The pipe dropped from the fingers of the Red-Handed, and he slept the sleep of the conscience-free and the weary. The Terror of the Seas and the Black Avenger of the Spanish Main had more difficulty in getting to sleep. They said their prayers inwardly, and lying down, since there was nobody there with authority to make them kneel and recite aloud; in truth, they had a mind not to say them at all, but they were afraid to proceed to such lengths as that, lest they might call down a sudden and special thunderbolt from heaven. Then at once they reached and hovered upon the imminent verge of sleep--but an intruder came, now, that would not "down." It was conscience. They began to feel a vague fear that they had been doing wrong to run away; and next they thought of the stolen meat, and then the real torture came. They tried to argue it away by reminding conscience that they had purloined sweetmeats and apples scores of times; but conscience was not to be appeased by such thin plausibilities; it seemed to them, in the end, that there was no getting around the stubborn fact that taking sweetmeats was only "hooking," while taking bacon and hams and such valuables was plain simple stealing--and there was a command against that in the Bible. So they inwardly resolved that so long as they remained in the business, their piracies should not again be sullied with the crime of stealing. Then conscience granted a truce, and these curiously inconsistent pirates fell peacefully to sleep.