De lotgevallen van Tom Sawyer

The Adventures of Tom Sawyer

   HOOFDSTUK XXVI.

   CHAPTER XVI

   Den volgenden dag, tegen twaalf uren, stonden de knapen bij den dooden boom om hun gereedschap te halen. Tom brandde van verlangen om naar het spookhuis te gaan. Huck was minder opgewonden en zeide:

   ABOUT noon the next day the boys arrived at the dead tree; they had come for their tools. Tom was impatient to go to the haunted house; Huck was measurably so, also--but suddenly said:

   "Zeg eens, Tom: weet jij wat dag het is?"

   "Lookyhere, Tom, do you know what day it is?"

   Tom doorliep in gedachten de dagen der week en hief toen verschrikt de oogen op.

   Tom mentally ran over the days of the week, and then quickly lifted his eyes with a startled look in them--

   "Hemel, ik heb er in 't geheel niet aan gedacht, Huck."

   "My! I never once thought of it, Huck!"

   "Ik ook niet, maar op eens schoot het mij te binnen, dat het wel Vrijdag kon zijn."

   "Well, I didn't neither, but all at once it popped onto me that it was Friday."

   "Bewaar me; een mensch kan niet te voorzichtig wezen. Wij konden er wel eens inloopen, door zoo iets op Vrijdag aan te vangen."

   "Blame it, a body can't be too careful, Huck. We might 'a' got into an awful scrape, tackling such a thing on a Friday."

   "Konden! Zeg liever zouden. Er zijn misschien geluksdagen, maar Vrijdag is er geen."

   "Might! Better say we would! There's some lucky days, maybe, but Friday ain't."

   "Dat weet elke gek. Ik geloof niet, dat jij de eerste bent, die dat uitgevonden hebt, Huck."

   "Any fool knows that. I don't reckon you was the first that found it out, Huck."

   "Nu, ik heb niet gezegd dat ik het was, heb ik wel? En het is niet alleen omdat het Vrijdag is; ik heb van nacht akelig gedroomd ook,--van ratten."

   "Well, I never said I was, did I? And Friday ain't all, neither. I had a rotten bad dream last night--dreampt about rats."

   "'t Is toch niet waar? Een zeker teeken van naderend onheil! Vochten zij?"

   "No! Sure sign of trouble. Did they fight?"

   "Neen."

   "No."

   "Dat is tenminste nog een zegen, Huck. Wanneer zij niet vechten, is het alléén maar een teeken dat er een onheil kan komen. We behoeven dus niets te doen dan scherp toe te kijken en ons niet in gevaar te begeven. Wij zullen het graven vandaag maar laten en liever gaan spelen. Ken je Robin Hood, Huck?"

   "Well, that's good, Huck. When they don't fight it's only a sign that there's trouble around, you know. All we got to do is to look mighty sharp and keep out of it. We'll drop this thing for today, and play. Do you know Robin Hood, Huck?"

   "Neen, Wie is Robin Hood?"

   "No. Who's Robin Hood?"

   "Wel, hij was een van de grootste mannen van Engeland en van de beste ook. Hij was een roover."

   "Why, he was one of the greatest men that was ever in England--and the best. He was a robber."

   "Heerejé, ik wou dat ik hem was. En wat heeft hij gekaapt?"

   "Cracky, I wisht I was. Who did he rob?"

   "Alleen maar bisschoppen en rijke lui en koningen en zulk volk. Maar hij plaagde de arme lui nooit. Hij had ze lief en deelde alles eerlijk met hen."

   "Only sheriffs and bishops and rich people and kings, and such like. But he never bothered the poor. He loved 'em. He always divided up with 'em perfectly square."

   "Zoo, dan moet hij een beste kerel geweest zijn!"

   "Well, he must 'a' been a brick."

   "Waarachtig was hij dat, Huck. Hij was de grootmoedigste man, die ooit heeft bestaan. Je hebt tegenwoordig zulke lui niet meer, daar ben ik zeker van. Hij kon, met zijne handen achter zijn rug gebonden, elken Engelschman afranselen, en met zijn boog van taxishout, op anderhalve mijl afstand, een stuivertje doorboren, zonder ooit te missen."

   "I bet you he was, Huck. Oh, he was the noblest man that ever was. They ain't any such men now, I can tell you. He could lick any man in England, with one hand tied behind him; and he could take his yew bow and plug a ten-cent piece every time, a mile and a half."

   "Wat is een boog van taxishout?"

   "What's a yew bow?"

   "Dat weet ik niet. 't Is een boog, dat is zeker. En als hij het geldstuk een enkelen keer aan den kant raakte, dan raasde en tierde hij als een kind.--Kom laten wij Robin Hood spelen; 't is een prettig spel. Ik zal het je leeren."

   "I don't know. It's some kind of a bow, of course. And if he hit that dime only on the edge he would set down and cry--and curse. But we'll play Robin Hood--it's nobby fun. I'll learn you."

   "I'm agreed."

   Ze speelden den geheelen middag Robin Hood, terwijl zij nu en dan een verlangenden blik op het spookhuis wierpen en spraken over de plannen en vooruitzichten voor den volgenden dag. Toen de zon in het westen onderging, wandelden zij langs de breede schaduwen der boomen naar huis en waren in de bosschen van Cardiff Hill spoedig uit het gezicht verdwenen.

   So they played Robin Hood all the afternoon, now and then casting a yearning eye down upon the haunted house and passing a remark about the morrow's prospects and possibilities there. As the sun began to sink into the west they took their way homeward athwart the long shadows of the trees and soon were buried from sight in the forests of Cardiff Hill.

   Zaterdagmiddag waren de knapen weder bij den dooden boom. Eerst zaten zij in de schaduw een poosje te rooken en te babbelen en gingen toen het gemaakte gat weder opgraven. Zij deden dat, niet omdat zij groote verwachtingen hadden, maar alleen omdat Tom gezegd had, dat het dikwijls gebeurd was, dat menschen, toen zij den schat tot op een duim na bereikt hadden, het opgegeven hadden, en dat er toen anderen gekomen waren, die met één stoot van de spade hem te voorschijn hadden gehaald. Hun streven mislukte echter ditmaal en ze namen daarom hun gereedschap maar weder op en gingen heen, niet met de gedachte dat zij met de fortuin een loopje hadden genomen, maar in de overtuiging dat zij aan alle voorwaarden, aan het delven naar schatten verbonden, hadden voldaan.

   On Saturday, shortly after noon, the boys were at the dead tree again. They had a smoke and a chat in the shade, and then dug a little in their last hole, not with great hope, but merely because Tom said there were so many cases where people had given up a treasure after getting down within six inches of it, and then somebody else had come along and turned it up with a single thrust of a shovel. The thing failed this time, however, so the boys shouldered their tools and went away feeling that they had not trifled with fortune, but had fulfilled all the requirements that belong to the business of treasure-hunting.

   Toen zij het spookhuis naderden, was er iets zoo akeligs en huiveringwekkends in de doodelijke stilte onder de brandende zon en iets zoo neerdrukkends in de eenzame, verlatene plaats, dat zij een oogenblik bang waren om binnen te gaan. Zij kropen naar de deur en keken bevend door een reetje. Zij zagen een met onkruid begroeide, van vloer beroofde kamer, zonder behangsel, met een ouderwetsche haardstede, vensters zonder gordijnen en een bouwvallige trap, en overal flarden van spinnewebben. Toen traden zij met versnelden polsslag, fluisterende stem, gretige ooren en gezwollen spieren binnen, gereed om desnoods onmiddellijk weder den aftocht te blazen.

   When they reached the haunted house there was something so weird and grisly about the dead silence that reigned there under the baking sun, and something so depressing about the loneliness and desolation of the place, that they were afraid, for a moment, to venture in. Then they crept to the door and took a trembling peep. They saw a weedgrown, floorless room, unplastered, an ancient fireplace, vacant windows, a ruinous staircase; and here, there, and everywhere hung ragged and abandoned cobwebs. They presently entered, softly, with quickened pulses, talking in whispers, ears alert to catch the slightest sound, and muscles tense and ready for instant retreat.

   Een oogenblikje later, toen hun blik aan de huiveringwekkende omgeving was gewend, verminderde hun angst en namen zij de plaats nauwkeuriger op, vol verbazing en verwondering over hun eigen stoutmoedigheid. Daarop wilden zij boven een kijkje nemen. 't Had iets van zich den terugweg af te snijden, maar zij zagen elkander met moedige blikken aan en kwamen tot een kloek besluit om hun gereedschap in een hoek te werpen en de trap te beklimmen. Boven vertoonden zich dezelfde teekenen van verval. In een donkeren hoek vonden zij een kabinetje, dat iets geheimzinnigs beloofde; doch die belofte bleek ijdel te zijn, want het was ledig. Zij hadden thans moed verzameld en waren gereed hunne onderneming door te zetten. Juist toen zij naar beneden wilden stappen om aan het werk te gaan, zeide Tom:

   In a little while familiarity modified their fears and they gave the place a critical and interested examination, rather admiring their own boldness, and wondering at it, too. Next they wanted to look upstairs. This was something like cutting off retreat, but they got to daring each other, and of course there could be but one result--they threw their tools into a corner and made the ascent. Up there were the same signs of decay. In one corner they found a closet that promised mystery, but the promise was a fraud--there was nothing in it. Their courage was up now and well in hand. They were about to go down and begin work when--

   "Stil!"

   "Sh!" said Tom.

   "Wat is er?" fluisterde Huck, bleek van schrik.

   "What is it?" whispered Huck, blanching with fright.

   "Stil! Daar! Hoort gij het?"

   "Sh!... There!... Hear it?"

   "Ja, O, heer! Laat ons wegloopen!"

   "Yes!... Oh, my! Let's run!"

   "Houd je stil! Beweeg je niet! Zij komen naar de deur toe."

   "Keep still! Don't you budge! They're coming right toward the door."

   De jongens gingen plat op den grond liggen en keken door de openingen tusschen de planken, in doodangst afwachtende wat er gebeuren zou.

   The boys stretched themselves upon the floor with their eyes to knotholes in the planking, and lay waiting, in a misery of fear.

   "Zij houden stil," fluisterden zij eindelijk. "Neen--zij komen! Hier zijn zij! Geen woord meer, Huck. Goede hemel, ik wou dat ik er uit was!"

   "They've stopped.... No--coming.... Here they are. Don't whisper another word, Huck. My goodness, I wish I was out of this!"

   Twee mannen traden binnen. De knapen dachten: "Dit is de oude, doofstomme Spanjaard, die onlangs een paar malen in de stad is geweest, en den anderen man heb ik nooit gezien."

   Two men entered. Each boy said to himself: "There's the old deaf and dumb Spaniard that's been about town once or twice lately--never saw t'other man before."

   De andere was een havelooze bandiet, ongekamd en ongeschoren, met een hoogst ongunstig uiterlijk. De Spanjaard was in eene serape gehuld; hij had zware, witte bakkebaarden, lang wit haar, dat golvend onder zijn hoofddeksel te voorschijn kwam en hij droeg groene ooglappen. Toen zij binnentraden, begon de "andere" heel zacht te spreken. Zij zetten zich op den grond neder, het gelaat naar de deur gekeerd en met den rug tegen den muur, en de "andere" hervatte zijn gesprek. Hij werd iets minder omzichtig in houding en gebaren en zijne woorden werden gaandeweg duidelijker.

   "T'other" was a ragged, unkempt creature, with nothing very pleasant in his face. The Spaniard was wrapped in a serape; he had bushy white whiskers; long white hair flowed from under his sombrero, and he wore green goggles. When they came in, "t'other" was talking in a low voice; they sat down on the ground, facing the door, with their backs to the wall, and the speaker continued his remarks. His manner became less guarded and his words more distinct as he proceeded:

   "Neen," zei hij, "ik heb er goed over gedacht en ik heb er geen zin in: het is gevaarlijk."

   "No," said he, "I've thought it all over, and I don't like it. It's dangerous."

   "Gevaarlijk?" gromde de doofstomme Spanjaard, tot verbazing der knapen. "Gevaarlijk, melkbaard?"

   "Dangerous!" grunted the "deaf and dumb" Spaniard--to the vast surprise of the boys. "Milksop!"

   Deze stem deed de knapen beven en naar adem snakken. Het was die van Injun Joe! Er volgde een oogenblik van stilte, waarop Joe hernam:

   This voice made the boys gasp and quake. It was Injun Joe's! There was silence for some time. Then Joe said:

   "Wat kan gevaarlijker zijn dan die karwei van daarginds--en er is toch niets van gekomen."

   "What's any more dangerous than that job up yonder--but nothing's come of it."

   "Dat was heel wat anders. Dicht bij de rivier en geen enkel huis in de nabijheid. 't Zal nooit bekend worden, dat wij het beproefd hebben, vooral niet daar het mislukt is."

   "That's different. Away up the river so, and not another house about. 'Twon't ever be known that we tried, anyway, long as we didn't succeed."

   "Wel, wat kan gevaarlijker zijn dan over dag hier te komen? Ieder, die ons ziet, kan argwaan krijgen!"

   "Well, what's more dangerous than coming here in the daytime!--anybody would suspicion us that saw us."

   "Dat weet ik, maar er was geen andere plaats geschikt na die malle karwei. Ik hunker er naar dit hol te verlaten. Ik wou gisteren al gaan, maar er was geen denken aan zich buiten te wagen, met die helsche jongens, die bij den heuvel speelden."

   "I know that. But there warn't any other place as handy after that fool of a job. I want to quit this shanty. I wanted to yesterday, only it warn't any use trying to stir out of here, with those infernal boys playing over there on the hill right in full view."

   De "helsche jongens" beefden bij dit gezegde en dachten hoe gelukkig het was, dat zij zich herinnerd hadden dat het Vrijdag was en dat zij tot het besluit waren gekomen een dag te wachten. Zij wenschten in hun hart, dat zij het een jaar hadden uitgesteld.

   "Those infernal boys" quaked again under the inspiration of this remark, and thought how lucky it was that they had remembered it was Friday and concluded to wait a day. They wished in their hearts they had waited a year.

   De twee mannen haalden eenig voedsel voor den dag en begonnen te eten. Na eenige oogenblikken van stilzwijgen zeide Injun Joe:

   The two men got out some food and made a luncheon. After a long and thoughtful silence, Injun Joe said:

   "Kijk eens, jongen: ga jij naar de rivier, waar je behoort, wacht daar totdat je van mij hoort. Ik zal het er op wagen nog wat hier in de stad te blijven om den boel op te nemen. Wij zullen dat gevaarlijke karweitje ondernemen, als ik alles goed bespionneerd en bemerkt heb dat de kansen goed staan. En dan naar Texas. Wij zullen eerlijk samen deelen."

   "Look here, lad--you go back up the river where you belong. Wait there till you hear from me. I'll take the chances on dropping into this town just once more, for a look. We'll do that 'dangerous' job after I've spied around a little and think things look well for it. Then for Texas! We'll leg it together!"

   De andere was met dit plan tevreden. Onderwijl raakten de beide mannen aan het gapen en Injun Joe zeide:

   This was satisfactory. Both men presently fell to yawning, and Injun Joe said:

   "Ik ben dood van den slaap! 't Is jouw beurt om te waken."

   "I'm dead for sleep! It's your turn to watch."

   En hij rolde zich in het onkruid en begon te snorken. Zijn metgezel stootte hem een paar malen aan en hij werd rustig. Daarop begon de waker te knikkebollen; zijn hoofd zonk lager en lager en beiden hieven thans een duo van snorken aan.

   He curled down in the weeds and soon began to snore. His comrade stirred him once or twice and he became quiet. Presently the watcher began to nod; his head drooped lower and lower, both men began to snore now.

   De knapen haalden dankbaar adem. Tom fluisterde:

   The boys drew a long, grateful breath. Tom whispered:

   "Nu de kans waarnemen, kom!"

   "Now's our chance--come!"

   Huck zeide:

   Huck said:

   "Ik kan het niet doen;--Ik zou sterven, indien zij ontwaakten."

   "I can't--I'd die if they was to wake."

   Tom smeekte en Huck bleef weigeren. Eindelijk stond Tom zachtjes op on alleen te vertrekken. De eerste stap echter, dien hij deed, veroorzaakte zulk een afschuwelijk gekraak in den vloer, dat hij bijna dood van schrik nederviel. Hij waagde geen tweede poging. De knapen telden de traag verloopende oogenblikken, totdat het hun was alsof de tijd was geëindigd en de sombere eeuwigheid een aanvang had genomen. Eindelijk bemerkten zij tot hun vreugde dat de zon onderging.

   Tom urged--Huck held back. At last Tom rose slowly and softly, and started alone. But the first step he made wrung such a hideous creak from the crazy floor that he sank down almost dead with fright. He never made a second attempt. The boys lay there counting the dragging moments till it seemed to them that time must be done and eternity growing gray; and then they were grateful to note that at last the sun was setting.

   Nu hield het gesnork van een der mannen op. Injun Joe richtte zich op, zag rond, keek boosaardig glimlachend naar zijn metgezel, stootte hem met zijn voet aan en zeide:

   Now one snore ceased. Injun Joe sat up, stared around--smiled grimly upon his comrade, whose head was drooping upon his knees--stirred him up with his foot and said:

   "Hoor eens! jij bent een goede waker, dat ben je. Nu, er is toch niets gebeurd."

   "Here! You're a watchman, ain't you! All right, though--nothing's happened."

   "Niet? Heb je geslapen?"

   "My! have I been asleep?"

   "Och, zoo wat gesluimerd. 't Is haast tijd voor ons om op te rukken, kameraad. Wat zullen wij doen met den kleinen buit, waarvan wij ons meester gemaakt hebben?"

   "Oh, partly, partly. Nearly time for us to be moving, pard. What'll we do with what little swag we've got left?"

   "Ik weet het niet. Hier laten zooals wij altijd doen. Wij hebben haar niet noodig, voordat wij naar het zuiden gaan. Zeshonderd vijftig in zilveren munt is een last!"

   "I don't know--leave it here as we've always done, I reckon. No use to take it away till we start south. Six hundred and fifty in silver's something to carry."

   "Nu, goed dan. Maar dan behoeven wij hier ook niet terug te komen."

   "Well--all right--it won't matter to come here once more."

   "Zou je denken? Wel, ik geloof dat het veilig is hier de nachten door te brengen, zooals gewoonlijk; ja, dat is beter."

   "No--but I'd say come in the night as we used to do--it's better."

   "Ja, maar, kijk eens: het kan nog wel lang duren eer wij eene goede gelegenheid hebben voor dat andere karweitje;--er kan iets tusschenbeide komen en het is niet zoo'n heel veilige plaats. Wij zullen den buit liever begraven, en diep ook."

   "Yes: but look here; it may be a good while before I get the right chance at that job; accidents might happen; 'tain't in such a very good place; we'll just regularly bury it--and bury it deep."

   "Dat is een goede inval," zeide zijn kameraad en liep naar het andere eind der kamer, knielde voor den haard neder en haalde tusschen de steenen een zak te voorschijn, die een liefelijk geklingel deed hooren. Hij nam er twintig of dertig dollars uit voor zich zelven en even zooveel voor Injun Joe en reikte den zak toen aan den laatste over, die in een hoek van het vertrek op zijne knieën zat en bezig was met zijn snoeimes een gat te graven.

   "Good idea," said the comrade, who walked across the room, knelt down, raised one of the rearward hearth-stones and took out a bag that jingled pleasantly. He subtracted from it twenty or thirty dollars for himself and as much for Injun Joe, and passed the bag to the latter, who was on his knees in the corner, now, digging with his bowie-knife.

   In een oogenblik vergaten de knapen hun vrees en hunne ellende. Met fonkelende oogen sloegen zij elke beweging gade. 't Was een onmetelijke schat! Zeshonderd dollars!--geld genoeg om een half dozijn jongens rijk te maken. Hier bood zich eene gelegenheid tot het graven van schatten aan onder de gelukkigste voorteekenen. Hier was geene kwellende onzekerheid omtrent de plek waar gegraven moest worden. Zij stootten elkander gedurig aan,--met gebaren, die zeggen wilden: "O, zijt gij niet blijde, dat wij hier zijn?"

   The boys forgot all their fears, all their miseries in an instant. With gloating eyes they watched every movement. Luck!--the splendor of it was beyond all imagination! Six hundred dollars was money enough to make half a dozen boys rich! Here was treasure-hunting under the happiest auspices--there would not be any bothersome uncertainty as to where to dig. They nudged each other every moment--eloquent nudges and easily understood, for they simply meant--"Oh, but ain't you glad now we're here!"

   Onder het graven stootte Joe's mes op een hard voorwerp.

   Joe's knife struck upon something.

   "Heila!"

   "Hello!" said he.

   "Wat is het?" vroeg zijn kameraad.

   "What is it?" said his comrade.

   "Een half verrotte plank,--neen, het is een kist, geloof ik. Kom, help een handje en wij zullen zien wat het is. Pas op, ik heb er een gat in gestooten."

   "Half-rotten plank--no, it's a box, I believe. Here--bear a hand and we'll see what it's here for. Never mind, I've broke a hole."

   Hij reikte hem de behulpzame hand en zij trokken het voorwerp naar boven.

   He reached his hand in and drew it out--

   "Man, het is geld!"

   "Man, it's money!"

   De beide mannen haalden een handvol klinkende munt voor den dag. Het waren goudstukken. De jongens boven hun hoofd waren even opgewonden en verrukt als zij.

   The two men examined the handful of coins. They were gold. The boys above were as excited as themselves, and as delighted.

   Joe's kameraad zeide:

   Joe's comrade said:

   "We zullen eens gauw zien hoeveel er in zit. Wacht, ik heb in een hoek onder den schoorsteen een roestige bijl onder het onkruid zien liggen."

   "We'll make quick work of this. There's an old rusty pick over amongst the weeds in the corner the other side of the fireplace--I saw it a minute ago."

   Hij liep weg en haalde de bijl en spade der knapen. Injun Joe nam de bijl op, bekeek haar nauwkeurig, schudde het hoofd, mompelde iets tusschen zijne tanden en ging er toen mede aan het werk. De kist was spoedig opgedolven. Zij was niet zeer groot, met ijzer beslagen en moest zeer sterk geweest zijn, voordat de tijd haar beschadigd had. De mannen beschouwden den schat een poos onder zalig stilzwijgen.

   He ran and brought the boys' pick and shovel. Injun Joe took the pick, looked it over critically, shook his head, muttered something to himself, and then began to use it. The box was soon unearthed. It was not very large; it was iron bound and had been very strong before the slow years had injured it. The men contemplated the treasure awhile in blissful silence.

   "Kameraad, er zitten duizend dollars in!" zeide Injun Joe.

   "Pard, there's thousands of dollars here," said Injun Joe.

   "Zij zeggen, dat de rooverbende van Murrel hier een zomer heeft rondgezworven," merkte de vreemdeling op.

   "'Twas always said that Murrel's gang used to be around here one summer," the stranger observed.

   "Dat weet ik wel," zeide Injun Joe, "en nu ik dit zie, geloof ik het bepaald."

   "I know it," said Injun Joe; "and this looks like it, I should say."

   "Nu behoeven wij die andere karwei immers niet te doen," zeide de ander.

   "Now you won't need to do that job."

   De kleurling fronste het voorhoofd en zeide:

   The halfbreed frowned. Said he:

   "Je kent me niet, of je weet niet van die zaak. 't Is niet om te stelen,--maar om wraak te nemen!" En er flikkerde een boosaardig licht in zijne oogen. "Ik heb je hulp er bij noodig. Zoodra het geschied is, gaan wij naar Texas. Ga jij maar naar huis, naar je wijf en je kinderen, en wacht totdat je van mij hoort."

   "You don't know me. Least you don't know all about that thing. 'Tain't robbery altogether--it's revenge!" and a wicked light flamed in his eyes. "I'll need your help in it. When it's finished--then Texas. Go home to your Nance and your kids, and stand by till you hear from me."

   "Nu, als je het zegt, zal ik het doen. Wat zullen wij met deze kist uitvoeren? Haar weder begraven?"

   "Well--if you say so; what'll we do with this--bury it again?"

   "Ja!" (Een inwendig gejuich op de bovenverdieping). "Neen, bij den grooten Sachem, neen!" (Een diepe neerslachtigheid boven.) "Ik had het haast vergeten: op die bijl zit versche aarde." (De knapen beefden van schrik). "Wat doen hier een bijl en een spade? Hoe zit er versche aarde aan? Wie heeft die hier gebracht, en waar zijn zij heengegaan? Heb je niemand gehoord of gezien?--Wat! die kist weer begraven en permissie geven om hier te komen, on te zien dat de vloer omgewoeld is? Dat nu niet bepaald!--niet bepaald! Wij zullen de kist medenemen naar mijn hol!"

   "Yes. [Ravishing delight overhead.] No! by the great Sachem, no! [Profound distress overhead.] I'd nearly forgot. That pick had fresh earth on it! [The boys were sick with terror in a moment.] What business has a pick and a shovel here? What business with fresh earth on them? Who brought them here--and where are they gone? Have you heard anybody?--seen anybody? What! bury it again and leave them to come and see the ground disturbed? Not exactly--not exactly. We'll take it to my den."

   "Dat is goed. Jammer dat wij dit niet eerder bedacht hebben. Gij meent numero één?"

   "Why, of course! Might have thought of that before. You mean Number One?"

   "Neen," "numero twee,"--onder het kruis. De andere plaats is te slecht en te gemeen."

   "No--Number Two--under the cross. The other place is bad--too common."

   "Goed; 't is bijna donker genoeg om te vertrekken."

   "All right. It's nearly dark enough to start."

   Injun Joe stond op, ging van het eene raam naar het andere en zag voorzichtig naar buiten. Daarop zeide hij:

   Injun Joe got up and went about from window to window cautiously peeping out. Presently he said:

   "Wie zou dit gereedschap hier gebracht hebben? Denk je, dat ze boven kunnen zijn?"

   "Who could have brought those tools here? Do you reckon they can be upstairs?"

   De knapen hielden hun adem in. Injun Joe legde zijne hand op zijn mes, hield een oogenblik besluiteloos stil en stapte toen naar de trap. De knapen dachten aan het kabinetje, maar hun kracht was gebroken. Voetstappen kraakten op de trap.--De vreeselijke toestand, waarin zij zich bevonden, wakkerde de laatste vonk van moed in hun hart nog eens op;--zij waren op het punt om in het kabinetje te springen, toen zij een gekraak van verrot hout hoorden. Injun Joe lag op den grond, onder de brokstukken der vermolmde trap! Hij stond op met een vloek en zijn kameraad zeide:

   The boys' breath forsook them. Injun Joe put his hand on his knife, halted a moment, undecided, and then turned toward the stairway. The boys thought of the closet, but their strength was gone. The steps came creaking up the stairs--the intolerable distress of the situation woke the stricken resolution of the lads--they were about to spring for the closet, when there was a crash of rotten timbers and Injun Joe landed on the ground amid the debris of the ruined stairway. He gathered himself up cursing, and his comrade said:

   "Nu, wat doet er dat toe of er iemand boven is;--laten zij er blijven--wat raakt het! Indien zij naar beneden willen springen en den nek breken--wie belet het hun? Het zal binnen vijftien minuten donker zijn-- en dan kunnen zij ons volgen, indien zij willen; ik ben gereed hen te ontvangen. Ik geloof, dat de lui die deze dingen hier in gesleept hebben, ons hebben gezien en ons voor duivels of spoken of zoo iets hebben gehouden. Ik wed, dat zij nog aan den haal zijn."

   "Now what's the use of all that? If it's anybody, and they're up there, let them stay there--who cares? If they want to jump down, now, and get into trouble, who objects? It will be dark in fifteen minutes--and then let them follow us if they want to. I'm willing. In my opinion, whoever hove those things in here caught a sight of us and took us for ghosts or devils or something. I'll bet they're running yet."

   Joe mompelde eenige onverstaanbare klanken en toen stemde hij met zijn kameraad in, om van het karige daglicht gebruik te maken en te vertrekken. Kort daarna slopen zij in de schemering het huis uit en stapten met hunne kostbare lading naar de rivier.

   Joe grumbled awhile; then he agreed with his friend that what daylight was left ought to be economized in getting things ready for leaving. Shortly afterward they slipped out of the house in the deepening twilight, and moved toward the river with their precious box.

   Tom en Huck stonden bevend, maar met een gevoel van verlichting op en staarden hen door de reten tusschen de planken na. Volgen? Neen! Zij waren tevreden, toen zij den vasten bodem weder bereikten en zonder den nek gebroken te hebben, over den heuvel naar huis konden gaan. Zij spraken niet veel, daar zij te zeer verdiept waren in zelfverwijt en woede tegen het noodlot, dat hun de spade en de bijl daar had doen neerzetten. Indien die er niet gestaan hadden, zou Injun Joe nooit argwaan gekoesterd hebben. Hij zou het zilver met het goud daar verborgen hebben, totdat hij aan zijn plan van wraakneming had voldaan. En dan zou hij ondervonden hebben, wat het zegt een schat niet meer te vinden. 't Was een bitter noodlot, dat het gereedschap daar gebracht had.

   Tom and Huck rose up, weak but vastly relieved, and stared after them through the chinks between the logs of the house. Follow? Not they. They were content to reach ground again without broken necks, and take the townward track over the hill. They did not talk much. They were too much absorbed in hating themselves--hating the ill luck that made them take the spade and the pick there. But for that, Injun Joe never would have suspected. He would have hidden the silver with the gold to wait there till his "revenge" was satisfied, and then he would have had the misfortune to find that money turn up missing. Bitter, bitter luck that the tools were ever brought there!

   Zij besloten een oog te houden op den Spanjaard, wanneer hij naar de stad zou gaan, om zijne kans voor zijn wraakzuchtig plan waar te nemen en namen zich voor "numero twee" op te sporen, waar het ook zijn mocht. Op eens schoot Tom eene vreeselijke gedachte door de ziel.

   They resolved to keep a lookout for that Spaniard when he should come to town spying out for chances to do his revengeful job, and follow him to "Number Two," wherever that might be. Then a ghastly thought occurred to Tom.

   "Wraak! Wat, indien hij ons bedoelt, Huck?"

   "Revenge? What if he means us, Huck!"

   "O, neen," zeide Huck, en viel bijna flauw van schrik.

   "Oh, don't!" said Huck, nearly fainting.

   Zij praatten nog geruimen tijd over het vreeselijk geval, en toen zij de stad binnentraden, kwamen zij tot het besluit te gelooven, dat het ook wel iemand anders kon zijn,--ten minste dat hij niemand anders kon bedoelen dan Tom, daar deze de eenige was geweest die getuigenis had afgelegd.

   They talked it all over, and as they entered town they agreed to believe that he might possibly mean somebody else--at least that he might at least mean nobody but Tom, since only Tom had testified.

   Het was een zeer magere troost voor Tom, dat hij alleen maar in gevaar was. Gezelschap zou naar zijne meening verkieslijker zijn geweest.

   Very, very small comfort it was to Tom to be alone in danger! Company would be a palpable improvement, he thought.