De lotgevallen van Tom Sawyer

The Adventures of Tom Sawyer

   HOOFDSTUK XIV.

   CHAPTER XIV

   Toen Tom den volgenden ochtend wakker werd, begreep hij eerst niet waar hij was. Hij ging opzitten, wreef zich de oogen en keek in 't rond; toen vatte hij het. De ochtendschemering had haar koelen grauwen sluier uitgespreid en de aangrijpende kalmte en stilte van het woud gaf een heerlijk gevoel van rust en vrede. Geen blad bewoog, geen geluid verstoorde de overdenkingen der groote natuur. Diamanten dauwdroppels schitterden op de bladeren en het gras. Uit het met een laag witte asch bedekte kampvuur steeg een dunne, blauwe rookwolk recht naar boven. Joe en Huck lagen nog te slapen.

   WHEN Tom awoke in the morning, he wondered where he was. He sat up and rubbed his eyes and looked around. Then he comprehended. It was the cool gray dawn, and there was a delicious sense of repose and peace in the deep pervading calm and silence of the woods. Not a leaf stirred; not a sound obtruded upon great Nature's meditation. Beaded dewdrops stood upon the leaves and grasses. A white layer of ashes covered the fire, and a thin blue breath of smoke rose straight into the air. Joe and Huck still slept.

   Daar deed ver achter in de bosschen een vogel zijne roepstem hooren, die dadelijk door anderen beantwoord werd, en te gelijk vernam men het gehamer van den boomspecht. Langzamerhand ging de grijze morgendamp in een witten nevel over en werd het minder koud. Van lieverlede vermenigvuldigden zich ook de geluiden en openbaarde zich het leven. De wonderbare natuur schudde den slaap af en ontplooide zich voor de oogen van den peinzenden knaap. Een klein, groen wormpje kroop over een bedauwd blad, hief bij wijlen twee derden van zijn lichaam op, snuffelde in alle hoekjes en gaatjes en ging toen weder voort. Volgens Tom was dat wormpje bezig opmetingen te doen. Toen het eindelijk uit eigen beweging naar hem toe kwam, bleef de knaap doodstil zitten en al naarmate het beestje hem naderde of een anderen weg scheen te willen nemen, klom of daalde zijn hoop. Eindelijk bleef het gedurende eenige voor den knaap angstige oogenblikken, het kopje onbeweeglijk opwaarts gericht houden en zette zich ten slotte op Toms been neder, over het lichaam van den knaap een reis te maken. Dat deed hem het hart van vreugde opspringen, want het beduidde, dat hij een nieuw pak zou krijgen,--zonder eenigen twijfel een zeerooversuniform.

    Daarop verscheen er zonder dat men zeggen kon van waar, een optocht van mieren, die haar dagtaak aanvingen. Een van haar sleepte moedig een doode spin, vijfmaal grooter dan zij zelve, tusschen hare pooten voort en zette die op een boomstam. Een bruin gespikkeld Onze-Lieven-Heersbeestje beklom de duizelingwekkende hoogte van een grasscheut en Tom boog zich over het diertje been en zeide:

    "Lieven-Heershaantje, Lieven-Heershaantje, vlucht heen, vlucht heen; Uw huis staat in brand, uwe kinderen zijn alleen."

    En het diertje sloeg de vleugeltjes uit en vloog weg om te zien of de knaap waarheid sprak, waarover deze zich in 't minst niet verbaasde. Immers hij wist vanouds, dat dit insect lichtgeloovig was op 't punt van brand en hij had menigmaal de onnoozelheid van 't beestje verschalkt. Toen kwam er een steenmot, die traag zijn rond lichaam medesleepte en Tom raakte het diertje aan om het met opgetrokken pooten te zien ineenrollen en te doen alsof het dood was.

    De vogels waren intusschen druk aan het zingen en kweelen gegaan. Een spotvogel zette zich op een boom boven Toms hoofd neder en bootste, dol van pret, met trillende stem, de geluiden na der andere vogels. Toen streek een schrille meerkol, als een blauwe vlam, naar omlaag en ging op een tak zitten, bijkans binnen het bereik van den knaap. Hij hield zijn kopje op zijde en keek de vreemdelingen verbaasd en nieuwsgierig aan. Een grijze eekhoorn en een groote vos sprongen om hem heen en gingen af en toe opzitten, on hem te bekijken en op hun manier tegen hem te praten. Deze bewoners der wildernis toch hadden blijkbaar nooit te voren een menschelijk wezen gezien en wisten nauwelijks of zij er bang voor moesten zijn of niet. De geheele natuur was klaar wakker en in beweging; lange zonnestralen schoten door het dichte loover en enkele kapellen verschenen fladderend op het tooneel.

   Now, far away in the woods a bird called; another answered; presently the hammering of a woodpecker was heard. Gradually the cool dim gray of the morning whitened, and as gradually sounds multiplied and life manifested itself. The marvel of Nature shaking off sleep and going to work unfolded itself to the musing boy. A little green worm came crawling over a dewy leaf, lifting two-thirds of his body into the air from time to time and "sniffing around," then proceeding again--for he was measuring, Tom said; and when the worm approached him, of its own accord, he sat as still as a stone, with his hopes rising and falling, by turns, as the creature still came toward him or seemed inclined to go elsewhere; and when at last it considered a painful moment with its curved body in the air and then came decisively down upon Tom's leg and began a journey over him, his whole heart was glad--for that meant that he was going to have a new suit of clothes--without the shadow of a doubt a gaudy piratical uniform. Now a procession of ants appeared, from nowhere in particular, and went about their labors; one struggled manfully by with a dead spider five times as big as itself in its arms, and lugged it straight up a tree-trunk. A brown spotted lady-bug climbed the dizzy height of a grass blade, and Tom bent down close to it and said, "Lady-bug, lady-bug, fly away home, your house is on fire, your children's alone," and she took wing and went off to see about it--which did not surprise the boy, for he knew of old that this insect was credulous about conflagrations, and he had practised upon its simplicity more than once. A tumblebug came next, heaving sturdily at its ball, and Tom touched the creature, to see it shut its legs against its body and pretend to be dead. The birds were fairly rioting by this time. A catbird, the Northern mocker, lit in a tree over Tom's head, and trilled out her imitations of her neighbors in a rapture of enjoyment; then a shrill jay swept down, a flash of blue flame, and stopped on a twig almost within the boy's reach, cocked his head to one side and eyed the strangers with a consuming curiosity; a gray squirrel and a big fellow of the "fox" kind came skurrying along, sitting up at intervals to inspect and chatter at the boys, for the wild things had probably never seen a human being before and scarcely knew whether to be afraid or not. All Nature was wide awake and stirring, now; long lances of sunlight pierced down through the dense foliage far and near, and a few butterflies came fluttering upon the scene.

   Tom schudde de andere zeeroovers wakker; juichend sprongen zij op en binnen een paar minuten hadden de drie knapen hunne kleeren uitgegooid en speelden zij "krijgertje" en "haasjeover" in het ondiepe, heldere water bij de witte zandbank. Zij dachten niet meer aan het stadje, dat daar achter de majestueuze watervlakte lag te slapen. Een wisselzieke vloed of eene lichte wassing der rivier had hun vlot medegenomen, doch dit maakte hen niet bezorgd. Integendeel zij verheugden zich er over, want het was hun alsof daarmede de band die hen nog aan de beschaafde wereld hechtte, voorgoed was verbroken.

   Tom stirred up the other pirates and they all clattered away with a shout, and in a minute or two were stripped and chasing after and tumbling over each other in the shallow limpid water of the white sandbar. They felt no longing for the little village sleeping in the distance beyond the majestic waste of water. A vagrant current or a slight rise in the river had carried off their raft, but this only gratified them, since its going was something like burning the bridge between them and civilization.

   Toen keerden zij verfrischt, vroolijk en verrukt naar hun kamp terug en weldra spreidde het opgerakelde vuur lustig zijne vlammen in 't rond. Huck ontdekte in de buurt een bron van helder, koud water en de jongens vervaardigde kopjes uit groote eiken en walnoten bladeren en maakten de opmerking dat water, gedronken in zulk een woest oord en onder zulke romantische omstandigheden, een uitmuntend surrogaat voor koffie is. Toen Joe het mes in de zijde spek wilde zetten, om reepjes voor het ontbijt te snijden, werd hij door de andere verzocht daarmede eenige minuten te wachten, daar zij een veelbelovend plekje in de rivier ontdekt hadden om te visschen. Bijna onmiddellijk daarop, eer Joe nog ongeduldig kon worden, kwamen zij terug met een stuk of wat mooie forellen en een paar baarsjes, voorraad genoeg, meende ze, voor een geheel huisgezin. De visch werd dadelijk met spekvet gebakken, en nooit scheen ze zoo lekker te hebben gesmaakt. Zij wisten niet dat zoetwatervisch altijd 't best smaakt, wanneer zij, dadelijk nadat zij is gevangen, gekookt of gebakken wordt, en dat slapen in de open lucht, baden en ferme honger de beste saus bij den maaltijd is.

   They came back to camp wonderfully refreshed, glad-hearted, and ravenous; and they soon had the camp-fire blazing up again. Huck found a spring of clear cold water close by, and the boys made cups of broad oak or hickory leaves, and felt that water, sweetened with such a wildwood charm as that, would be a good enough substitute for coffee. While Joe was slicing bacon for breakfast, Tom and Huck asked him to hold on a minute; they stepped to a promising nook in the river-bank and threw in their lines; almost immediately they had reward. Joe had not had time to get impatient before they were back again with some handsome bass, a couple of sun-perch and a small catfish--provisions enough for quite a family. They fried the fish with the bacon, and were astonished; for no fish had ever seemed so delicious before. They did not know that the quicker a fresh-water fish is on the fire after he is caught the better he is; and they reflected little upon what a sauce open-air sleeping, open-air exercise, bathing, and a large ingredient of hunger make, too.

   Na het ontbijt zochten zij een schaduwrijk plekje op, waar zij zich nederlegden, terwijl Huck zijn pijpje rookte, en toen de vermoeidheid geweken was, gingen zij het bosch in, op een verkenningstocht. Zij wandelden vroolijk voort over stukken vermolmd hout, door dichte kreupelbosschen en onder reusachtige woudkoningen van wier kruin tot op den grond, sierlijke kransen van wilde-wijngaardloof afhingen; terwijl zij nu en dan verrast werden door allerliefste open plekjes bedekt met een grastapijt en met schitterende bloemen bezaaid.

   They lay around in the shade, after breakfast, while Huck had a smoke, and then went off through the woods on an exploring expedition. They tramped gayly along, over decaying logs, through tangled underbrush, among solemn monarchs of the forest, hung from their crowns to the ground with a drooping regalia of grape-vines. Now and then they came upon snug nooks carpeted with grass and jeweled with flowers.

   Zij vonden eene menigte zaken, die hen in verrukking brachten, doch niets dat hen bepaald verbaasde. Om het uur namen zij een zwembad en tegen het midden van den dag keerden zij weder naar het kamp terug. Zij waren te hongerig om zich den tijd tot visschen te gunnen, doch niet te hongerig om zich met een maal van koude ham te vergenoegen en vlijden zich daarna op een schaduwrijke plaats neder on wat te babbelen. Hun praatlust begon echter alras te kwijnen en verdween weldra geheel. De plechtige stilte van het woud en de doodelijke eenzaamheid gingen haar invloed op hen uitoefenen. Zij raakten aan 't mijmeren. Een onbestemde lusteloosheid overviel hen, die gaandeweg een bepaalden vorm aannam, namelijk het pijnigend heimwee. Zelf Finn met de Roode Hand droomde van zijne stoepen en leege vaten. Doch zij schaamden zich over hunne kinderachtigheid, en niemand had den moed zijne gedachten uit te spreken.

   They found plenty of things to be delighted with, but nothing to be astonished at. They discovered that the island was about three miles long and a quarter of a mile wide, and that the shore it lay closest to was only separated from it by a narrow channel hardly two hundred yards wide. They took a swim about every hour, so it was close upon the middle of the afternoon when they got back to camp. They were too hungry to stop to fish, but they fared sumptuously upon cold ham, and then threw themselves down in the shade to talk. But the talk soon began to drag, and then died. The stillness, the solemnity that brooded in the woods, and the sense of loneliness, began to tell upon the spirits of the boys. They fell to thinking. A sort of undefined longing crept upon them. This took dim shape, presently--it was budding homesickness. Even Finn the Red-Handed was dreaming of his doorsteps and empty hogsheads. But they were all ashamed of their weakness, and none was brave enough to speak his thought.

   Reeds gedurig hadden zij gemeend in de verte een vreemdsoortig geluid te hooren, iets als het verwijderd tikken van een klok. Maar nu werd dat geluid sterker en trok het bepaald de aandacht. De jongens voelden zich niet op hun gemak, keken elkaar aan en gingen zitten luisteren. Eerst hoorden ze niets meer en daarna een dof gerommel als van naderenden donder.

   For some time, now, the boys had been dully conscious of a peculiar sound in the distance, just as one sometimes is of the ticking of a clock which he takes no distinct note of. But now this mysterious sound became more pronounced, and forced a recognition. The boys started, glanced at each other, and then each assumed a listening attitude. There was a long silence, profound and unbroken; then a deep, sullen boom came floating down out of the distance.

   "Wat is dat?" riep Joe angstig uit.

   "What is it!" exclaimed Joe, under his breath.

   "Ja, wat zou dat kunnen wezen!" fluisterde Tom.

   "I wonder," said Tom in a whisper.

   "'t Is geen donder," zeide Huckleberry, op allesbehalve gerusten toon, "want donder...."

   "'Tain't thunder," said Huckleberry, in an awed tone, "becuz thunder--"

   "Stil," zeide Tom "luister en spreek geen woord."

   "Hark!" said Tom. "Listen--don't talk."

   Zij wachtten eenige oogenblikken, die een eeuw schenen en toen werd de plechtige stilte weder door het doffe gerommel verstoord.

   They waited a time that seemed an age, and then the same muffled boom troubled the solemn hush.

   "Laat ons hoogte gaan nemen!"

   "Let's go and see."

   Zij sprongen op, ijlden naar den oever, kropen onder het kreupelhout door en staarden over de breede watervlakte. Daar zagen zij de kleine stoomveerboot, zoo wat een uur van de stad op en neder varen. Het dek scheen zwart van menschen. Een aantal schuitjes en roeibootjes dreven om en bij de veerboot, doch de knapen konden niet zien wat de mannen, die er in zaten, uitvoerden. Plotseling rees een wolk van witten rook uit de boot op, voorafgegaan door een harden knal en daarop liet zich het doffe gerommel weder hooren.

   They sprang to their feet and hurried to the shore toward the town. They parted the bushes on the bank and peered out over the water. The little steam ferry-boat was about a mile below the village, drifting with the current. Her broad deck seemed crowded with people. There were a great many skiffs rowing about or floating with the stream in the neighborhood of the ferryboat, but the boys could not determine what the men in them were doing. Presently a great jet of white smoke burst from the ferryboat's side, and as it expanded and rose in a lazy cloud, that same dull throb of sound was borne to the listeners again.

   "Ik weet het!" riep Tom uit, "er is iemand verdronken!"

   "I know now!" exclaimed Tom; "somebody's drownded!"

   "Daar heb je het," zeide Huck; "dat hebben ze van den zomer ook gedaan, toen Bill Tanner verdronken is. Toen schoten zij ook een kanon op het water af, omdat dan het lijk gewoonlijk komt bovendrijven. Ja, en soms nemen zij brooden en doen daar kwikzilver in en laten ze dan drijven, en die brooden dobberen naar den persoon die verdronken is toe en houden daar stil."

   "That's it!" said Huck; "they done that last summer, when Bill Turner got drownded; they shoot a cannon over the water, and that makes him come up to the top. Yes, and they take loaves of bread and put quicksilver in 'em and set 'em afloat, and wherever there's anybody that's drownded, they'll float right there and stop."

   "Daar heb ik ook wel van gehoord," zeide Joe, "maar ik zou wel eens willen weten, hoe het brood dan blijft stilstaan."

   "Yes, I've heard about that," said Joe. "I wonder what makes the bread do that."

   "O," zeide Tom, "dat ligt niet zoozeer aan het brood, als wel aan de woorden, die er bij gesproken worden, eer zij het te water laten."

   "Oh, it ain't the bread, so much," said Tom; "I reckon it's mostly what they say over it before they start it out."

   "Maar zij zeggen er niets bij," zeide Huck. "Ik zelf ben er bij geweest, toen zij het deden, en zij spraken geen woord."

   "But they don't say anything over it," said Huck. "I've seen 'em and they don't."

   "Wel, dat is grappig," zeide Tom. "Maar het is toch zeker, dat zij er iets bij denken. Dat spreekt vanzelf, dat weet iedereen."

   "Well, that's funny," said Tom. "But maybe they say it to themselves. Of course they do. Anybody might know that."

   De andere jongens stemden toe, dat voor die bewering van Tom veel te zeggen was, omdat een redelooze klomp brood, die niet in tooverformulieren onderricht was, niet verwacht kon worden, als een met rede begaafd wezen te handelen, wanneer hij zulk een ernstig werk te verrichten had.

   The other boys agreed that there was reason in what Tom said, because an ignorant lump of bread, uninstructed by an incantation, could not be expected to act very intelligently when set upon an errand of such gravity.

   "Sapperloot, ik wou dat ik er bij was," zeide Joe.

   "By jings, I wish I was over there, now," said Joe.

   "Ik ook," zeide Huck; "en ik zou goud geven, als ik wist wie het is."

   "I do too" said Huck "I'd give heaps to know who it is."

   De knapen bleven luisteren en de boot bespieden. Op eens kreeg Tom eene ingeving en riep uit:

   The boys still listened and watched. Presently a revealing thought flashed through Tom's mind, and he exclaimed:

   "Jongens, ik weet al wie er verdronken is! Wij zijn het."

   "Boys, I know who's drownded--it's us!"

   In een oogenblik waren zij helden geworden. Zij hadden een schitterende zege behaald, want zij werden gemist en betreurd. Harten waren om hunnentwil gebroken, tranen over hen geschreid, gewetens aan het knagen gebracht en verdriet en berouw gevoeld. En wat nog het heerlijkste was van alles, zij waren het onderwerp van gesprek van de gansche stad en werden dientengevolge door al de jongens benijd. Dit was verrukkelijk. Nu was het toch wel de moeite waard om zeeroover te worden.

   They felt like heroes in an instant. Here was a gorgeous triumph; they were missed; they were mourned; hearts were breaking on their account; tears were being shed; accusing memories of unkindness to these poor lost lads were rising up, and unavailing regrets and remorse were being indulged; and best of all, the departed were the talk of the whole town, and the envy of all the boys, as far as this dazzling notoriety was concerned. This was fine. It was worth while to be a pirate, after all.

   Tegen licht en donker voer de veerboot naar hare gewone ankerplaats terug en verdwenen de schuitjes. De zeeroovers keerden weder naar hun kamp en jubelden van vreugde over hunne fonkelnieuwe grootheid en de onrust, die zij hadden doen ontstaan. Er werd weder visch gevangen en gebakken, en toen deze verorberd was, ging men zich in gissingen verdiepen, omtrent de geruchten, die er te St. Petersburg over hen zouden verspreid worden; en de schilderijen, die zij over den algemeenen rouw ophingen, gaven van hun standpunt gezien, reden tot tevredenheid. Doch naarmate de schaduwen van den nacht hen bedekten, werden de knapen stiller en zij eindigden met in het vuur te staren, terwijl hunne gedachten blijkbaar elders verwijlden. De opgewondenheid was voorbij en Tom en Joe konden het denkbeeld niet verzetten, dat er te huis personen waren, die niet zooveel plezier in deze grap hadden als zij. Zij begonnen zich angstig te maken en ongelukkig te gevoelen en onverhoeds ontsnapte hun een paar malen een zware zucht. Eindelijk waagde Joe het, beschroomd te vragen, wat de anderen er van zouden denken, als zij weder tot de beschaving terugkeerden,--nu niet--maar...

   As twilight drew on, the ferryboat went back to her accustomed business and the skiffs disappeared. The pirates returned to camp. They were jubilant with vanity over their new grandeur and the illustrious trouble they were making. They caught fish, cooked supper and ate it, and then fell to guessing at what the village was thinking and saying about them; and the pictures they drew of the public distress on their account were gratifying to look upon--from their point of view. But when the shadows of night closed them in, they gradually ceased to talk, and sat gazing into the fire, with their minds evidently wandering elsewhere. The excitement was gone, now, and Tom and Joe could not keep back thoughts of certain persons at home who were not enjoying this fine frolic as much as they were. Misgivings came; they grew troubled and unhappy; a sigh or two escaped, unawares. By and by Joe timidly ventured upon a roundabout "feeler" as to how the others might look upon a return to civilization--not right now, but--

   Tom beantwoordde die vraag met een spotlach en Huck, die hoogst vrijheidlievend was, hield zich bij Tom en de weifelaar palmde dadelijk in, zeggende, dat hij er niets van gemeend had en dat men volstrekt niet moest denken, dat hij naar huis verlangde. Het oproer was alzoo voor het oogenblik gedempt.

   Tom withered him with derision! Huck, being uncommitted as yet, joined in with Tom, and the waverer quickly "explained," and was glad to get out of the scrape with as little taint of chicken-hearted home-sickness clinging to his garments as he could. Mutiny was effectually laid to rest for the moment.

   Bij het vallen van den avond begon Huck te dommelen en was kort daarna aan 't snorken. Joe volgde zijn voorbeeld. Tom bleef onbeweeglijk op zijne armen liggen en staarde hem eenige oogenblikken strak aan. Eindelijk stond hij voorzichtig op en ging bij den weerschijn van het flikkerend kampvuur aan het zoeken in het gras. Hij raapte eenige stukjes van den witten bast van een vijgeboom op en koos er twee, die hem naar den zin schenen te zijn. Toen knielde hij bij het vuur neder en schreef met moeite, met een stukje roodkrijt, iets op elk van die beide. Daarna rolde hij er een op, stak dat in den zak van zijn buis en legde het andere in den hoed van Joe, dien hij vlak bij den eigenaar neerzette. Verder vulde hij den hoed met eenige schooljongensschatten van schier onmetelijke waarde, als een stuk wit krijt, een gomlastieken bal, drie vischhaken en een zoogenaamden "echten glazen knikker." Vervolgens sloop hij behoedzaam op de teenen tusschen de boomen weg, totdat hij buiten het gehoor was en liep toen zoo gauw als zijne beenen hem dragen konden, in de richting van de zandbank voort.

   As the night deepened, Huck began to nod, and presently to snore. Joe followed next. Tom lay upon his elbow motionless, for some time, watching the two intently. At last he got up cautiously, on his knees, and went searching among the grass and the flickering reflections flung by the campfire. He picked up and inspected several large semi-cylinders of the thin white bark of a sycamore, and finally chose two which seemed to suit him. Then he knelt by the fire and painfully wrote something upon each of these with his "red keel"; one he rolled up and put in his jacket pocket, and the other he put in Joe's hat and removed it to a little distance from the owner. And he also put into the hat certain schoolboy treasures of almost inestimable value--among them a lump of chalk, an India-rubber ball, three fishhooks, and one of that kind of marbles known as a "sure 'nough crystal." Then he tiptoed his way cautiously among the trees till he felt that he was out of hearing, and straightway broke into a keen run in the direction of the sandbar.