De lotgevallen van Tom Sawyer

The Adventures of Tom Sawyer

   HOOFDSTUK XXIX.

   CHAPTER XXIX

   Het eerste wat Tom Vrijdagochtend hoorde was een heerlijke tijding: de familie Thatcher was den vorigen avond in de stad teruggekomen. Beiden Injun Joe en de schat werden voor het oogenblik van ondergeschikt belang en Becky nam de voornaamste plaats in het hart van den knaap in. Hij kwam haar tegen en zij hadden een oneindig genot met elkaar in het spelen van "verstoppertje" en "slootje springen." De dag eindigde op een bijzonder prettige wijs. Becky smeekte hare moeder, den volgenden dag voor de lang beloofde en lang uitgestelde pic-nic vast te stellen, en deze stemde toe. De vreugde der kleine kende geen palen en Tom was niet minder uitgelaten. Voor zonsondergang waren de uitnoodigingen rondgezonden en onmiddellijk daarop was de jeugd van St. Petersburg in eene koortsachtige opgewondenheid over de pret, die haar te wachten stond. Tom kon niet slapen van pleizier en hij leefde in de hoop Huck te hooren "miauwen" en zijn schat te krijgen, om daarmede Becky en de pic-nickers den volgenden dag in verbazing te brengen. Maar hij werd teleurgesteld. Er kwam dien nacht geen teeken.

   THE first thing Tom heard on Friday morning was a glad piece of news--Judge Thatcher's family had come back to town the night before. Both Injun Joe and the treasure sunk into secondary importance for a moment, and Becky took the chief place in the boy's interest. He saw her and they had an exhausting good time playing "hispy" and "gully-keeper" with a crowd of their schoolmates. The day was completed and crowned in a peculiarly satisfactory way: Becky teased her mother to appoint the next day for the long-promised and long-delayed picnic, and she consented. The child's delight was boundless; and Tom's not more moderate. The invitations were sent out before sunset, and straightway the young folks of the village were thrown into a fever of preparation and pleasurable anticipation. Tom's excitement enabled him to keep awake until a pretty late hour, and he had good hopes of hearing Huck's "maow," and of having his treasure to astonish Becky and the picnickers with, next day; but he was disappointed. No signal came that night.

   Eindelijk daagde de morgen en tusschen tien en elf uren vereenigde zich ten huize van den heer Thatcher een hoop dartele, stoeiende jongens en meisjes en was alles tot vertrekken gereed. Het was toenmaals de gewoonte niet van bejaarde lieden, om buitenpartijen door hunne tegenwoordigheid te bederven. De kinderen werden veilig geacht onder de vleugelen van een paar jonge dames van achttien en van een paar jonge heeren van drie- of vier en twintig jaren. De oude stoomboot was voor de gelegenheid afgehuurd, en toen al de genoodigden bijeen waren, stapte de vroolijke troep, met manden vol proviand, door de hoofdstraat naar de rivier. Sid was ongesteld en liep het pretje mis, en Marie bleef bij hem te huis. Bij het afscheid nemen zeide mevrouw Thatcher tot Becky:

   Morning came, eventually, and by ten or eleven o'clock a giddy and rollicking company were gathered at Judge Thatcher's, and everything was ready for a start. It was not the custom for elderly people to mar the picnics with their presence. The children were considered safe enough under the wings of a few young ladies of eighteen and a few young gentlemen of twenty-three or thereabouts. The old steam ferry-boat was chartered for the occasion; presently the gay throng filed up the main street laden with provision-baskets. Sid was sick and had to miss the fun; Mary remained at home to entertain him. The last thing Mrs. Thatcher said to Becky, was:

   "Je zult wel wat laat tehuis komen. Misschien was het wel beter dat je bij een van de meisjes bleeft slapen, die het dichtst bij de kade woont."

   "You'll not get back till late. Perhaps you'd better stay all night with some of the girls that live near the ferry-landing, child."

   "Dan zal ik maar bij Suze Harper blijven, mama."

   "Then I'll stay with Susy Harper, mamma."

   "Goed, maar gedraag je behoorlijk en wees niet lastig."

   "Very well. And mind and behave yourself and don't be any trouble."

   Onder de wandeling zeide Tom tot Becky:

   Presently, as they tripped along, Tom said to Becky:

   "Hoor eens: ik zal je vertellen wat wij zullen doen. In plaats van naar de Harpers te gaan, zullen wij den heuvel beklimmen en in het huis van de weduwe Douglas overnachten. Zij zal wel room-ijs hebben. Zij heeft het bijna elken dag, bij massa's, ja, bij hoopen! En zij zal blij zijn, als zij ons ziet."

   "Say--I'll tell you what we'll do. 'Stead of going to Joe Harper's we'll climb right up the hill and stop at the Widow Douglas'. She'll have ice-cream! She has it most every day--dead loads of it. And she'll be awful glad to have us."

   "O, dat zal grappig zijn!" riep Becky uit.

   "Oh, that will be fun!"

   Doch een oogenblik later hernam zij:

   Then Becky reflected a moment and said:

   "Maar wat zal mama zeggen?"

   "But what will mamma say?"

   "Hoe zal zij het te weten komen?"

   "How'll she ever know?"

   Het meisje overdacht de zaak nog eens en zeide aarzelend:

   The girl turned the idea over in her mind, and said reluctantly:

   "Ik geloof, dat het verkeerd is, maar...."

   "I reckon it's wrong--but--"

   "Och, kom, het is geen lor waard! Je moeder zal het niet te weten komen. En wat steekt er in? Al wat zij verlangt, is dat je op een veilige plaats zult zijn, en ik wed dat, indien zij er aan gedacht had, ze je geraden zou hebben naar de weduwe te gaan. Ja, ik weet dat zij dat gedaan zou hebben!"

   "But shucks! Your mother won't know, and so what's the harm? All she wants is that you'll be safe; and I bet you she'd 'a' said go there if she'd 'a' thought of it. I know she would!"

   Het heerlijke gastvrije dak der weduwe Douglas was een verleidelijk lokaas. Het bleef dan ook, met Toms overredingen, overwinnaar. Er werd derhalve besloten niemand iets van het programma voor den nacht mede te deelen. Opeens schoot Tom te binnen, dat Huck dien nacht wel eens kon komen, om het teeken te geven. Deze gedachte bracht een gevoeligen schok aan zijne blijde verwachtingen. Toch kon hij er niet toe komen het pretje bij de weduwe Douglas er aan te geven. En waarom zou hij dat doen? Het teeken was den vorigen nacht niet gekomen. Waarom zou het dan juist dezen nacht gebeuren? De zekere pret van dezen avond woog nog zwaarder dan de onzekere schat; en als een echte jongen besloot hij aan den sterksten lust toe te geven en zich op te leggen, dien dag niet meer aan de geldkist te denken.

   The Widow Douglas' splendid hospitality was a tempting bait. It and Tom's persuasions presently carried the day. So it was decided to say nothing to anybody about the night's programme. Presently it occurred to Tom that maybe Huck might come this very night and give the signal. The thought took a deal of the spirit out of his anticipations. Still he could not bear to give up the fun at Widow Douglas'. And why should he give it up, he reasoned--the signal did not come the night before, so why should it be any more likely to come tonight? The sure fun of the evening outweighed the uncertain treasure; and, boy-like, he determined to yield to the stronger inclination and not allow himself to think of the box of money another time that day.

   Drie mijlen voorbij de stad werd de boot bij een boschrijk dal ter reede gelegd. Het gezelschap verdrong zich naar den oever en weldra weerklonken de wouden en rotsige hoogten wijd en zijd van het gejubel der kinderen. Alle middelen om moede en bezweet te worden werden in praktijk gebracht, totdat men zich eindelijk bij het kamp verzamelde en met flinken eetlust gewapend, op de medegebrachte proviand aanviel. Na den maaltijd ging men over tot een verkwikkend rust- en praatuurtje onder de schaduw der breedgetakte eiken. Na een wijle jubelde eene stem:

   Three miles below town the ferryboat stopped at the mouth of a woody hollow and tied up. The crowd swarmed ashore and soon the forest distances and craggy heights echoed far and near with shoutings and laughter. All the different ways of getting hot and tired were gone through with, and by-and-by the rovers straggled back to camp fortified with responsible appetites, and then the destruction of the good things began. After the feast there was a refreshing season of rest and chat in the shade of spreading oaks. By-and-by somebody shouted:

   "Wie gaat er mede naar de grot?"

   "Who's ready for the cave?"

   "Iedereen!" Dadelijk werden er pakken met waskaarsen voor den dag gehaald en onmiddellijk daarop werd de heuvel beklommen. De ingang der grot lag aan de helling van den berg en was kenbaar aan eene opening in den vorm van de letter A. De zware eikenhouten deur stond open. Door deze kwam men in een klein kamertje, kil als een ijskelder en door de natuur met stevige, vochtige kalksteenen muren omringd. Het was hoogst belangwekkend en geheimzinnig om daar in de diepe duisternis te staan en dan het gezicht te hebben op de groene, door de zon beschenen vallei. Doch de indruk van dit tooneel werd spoedig vergeten en het stoeien hervat. Zoodra er een kaars werd aangestoken, werd de bezitter aangevallen, 't geen een worsteling en dappere verdediging ten gevolge had. Maar de kaars was spoedig op den grond geworpen en uitgeblazen, waarop een luid gejuich ontstond en eene nieuwe vervolging. Doch aan alle lofzangen komt een einde en de stoet rukte op naar den hoofdtoegang, terwijl de flikkerende kaarsen de reusachtige rotsgewelven, waar deze zich zestig voet boven het hoofd aaneensloten, flauw te zien gaven. De hoofdtoegang zelf was ten hoogste acht of tien voet breed. Bij elke trede werden nieuwe en engere rotsspleten ontdekt. De grot van Mc. Douglas was dan ook een doolhof van gangen, die in het oneindige in en uit elkander liepen en nergens heen leidden. Men vertelde, dat men dagen en nachten door dit labyrinth van spleten en gangen kon dwalen, zonder den uitgang der grot te vinden, en dat, naarmate men dieper naar beneden ging, het onveranderlijk hetzelfde bleef: doolhof onder doolhof en alle zonder einde. Niemand kende de grot geheel, dit behoorde tot de onmogelijkheden. De meeste jongelieden hadden er een gedeelde van gezien en het was niet gebruikelijk zich ooit verder dat dit bekend terrein te wagen. Tom Sawyer wist al evenveel van de spelonk als iedereen.

   Everybody was. Bundles of candles were procured, and straightway there was a general scamper up the hill. The mouth of the cave was up the hillside--an opening shaped like a letter A. Its massive oaken door stood unbarred. Within was a small chamber, chilly as an icehouse, and walled by Nature with solid limestone that was dewy with a cold sweat. It was romantic and mysterious to stand here in the deep gloom and look out upon the green valley shining in the sun. But the impressiveness of the situation quickly wore off, and the romping began again. The moment a candle was lighted there was a general rush upon the owner of it; a struggle and a gallant defence followed, but the candle was soon knocked down or blown out, and then there was a glad clamor of laughter and a new chase. But all things have an end. By-and-by the procession went filing down the steep descent of the main avenue, the flickering rank of lights dimly revealing the lofty walls of rock almost to their point of junction sixty feet overhead. This main avenue was not more than eight or ten feet wide. Every few steps other lofty and still narrower crevices branched from it on either hand--for McDougal's cave was but a vast labyrinth of crooked aisles that ran into each other and out again and led nowhere. It was said that one might wander days and nights together through its intricate tangle of rifts and chasms, and never find the end of the cave; and that he might go down, and down, and still down, into the earth, and it was just the same--labyrinth under labyrinth, and no end to any of them. No man "knew" the cave. That was an impossible thing. Most of the young men knew a portion of it, and it was not customary to venture much beyond this known portion. Tom Sawyer knew as much of the cave as any one.

   De stoet bewoog zich omstreeks drie kwartier langs den hoofdgang voort en langzamerhand begonnen enkele paren in zijgangen weg te sluipen, door donkere gaanderijen te kruipen en elkaar bij verrassing te overvallen, op punten waar de gangen weder in elkander liepen. Een paar slaagden er in zich een half uur te verstoppen, zonder van het bezochte grondgebied te zijn afgeweken.

   The procession moved along the main avenue some three-quarters of a mile, and then groups and couples began to slip aside into branch avenues, fly along the dismal corridors, and take each other by surprise at points where the corridors joined again. Parties were able to elude each other for the space of half an hour without going beyond the "known" ground.

   Van lieverlede kwam de eene groep na de andere, jubelend, hijgende naar adem, van het hoofd tot de voeten met afgedropen kaarsvet besmeerd en uitgelaten van de pret, terug. Zij waren verbaasd te bemerken, dat zij aan tijd noch ruimte gedacht hadden en dat de avond viel. De bel der stoomboot had reeds een half uur haar schel geklingel doen hooren, doch, 't was zoo heerlijk, zoo romantisch den dag op deze wijs te besluiten. En toen de boot met hare luidruchtige bemanning van wal stak, was de kapitein de eenige, die er geen schik in had, dat het reeds zoo laat was geworden.

   By-and-by, one group after another came straggling back to the mouth of the cave, panting, hilarious, smeared from head to foot with tallow drippings, daubed with clay, and entirely delighted with the success of the day. Then they were astonished to find that they had been taking no note of time and that night was about at hand. The clanging bell had been calling for half an hour. However, this sort of close to the day's adventures was romantic and therefore satisfactory. When the ferryboat with her wild freight pushed into the stream, nobody cared sixpence for the wasted time but the captain of the craft.

   Huck stond op zijn post, toen de lichten der veerboot langs de kade flikkerden. Hij hoorde geen gerucht aan boord, want de jongeluidjes waren vreedzaam en stil, zooals doodmoede lieden gewoonlijk zijn. Hij was wel verlangend te weten, welke boot dit zijn kon en waarom zij niet aan de kade aanlegde,--maar zijne gedachten bepaalden zich niet lang bij dit onderwerp, en hij was weldra geheel in zijn eigen aangelegenheden verdiept. De nacht werd donker en de lucht was bewolkt. Het werd gaandeweg tien uren en alle geraas van rijtuigen en voetstappen hield op; de schaarsche lichten werden al flauwer; de nog op straat slenterende voetgangers verdwenen en de stad ging de nachtrust in en liet den kleinen waker met de eenzaamheid en de spoken alleen. Het sloeg elf uren en de lichten in de herberg werden uitgedaan en nu heerschte er duisternis alom. Huck wachtte, naar het hem toescheen, een eindeloos langen tijd, doch er gebeurde niets. Zijn vertrouwen begon te wankelen. Was het de moeite waard? Was het werkelijk de moeite waard? Waarom zou hij het niet opgeven en naar bed gaan?

   Huck was already upon his watch when the ferryboat's lights went glinting past the wharf. He heard no noise on board, for the young people were as subdued and still as people usually are who are nearly tired to death. He wondered what boat it was, and why she did not stop at the wharf--and then he dropped her out of his mind and put his attention upon his business. The night was growing cloudy and dark. Ten o'clock came, and the noise of vehicles ceased, scattered lights began to wink out, all straggling foot-passengers disappeared, the village betook itself to its slumbers and left the small watcher alone with the silence and the ghosts. Eleven o'clock came, and the tavern lights were put out; darkness everywhere, now. Huck waited what seemed a weary long time, but nothing happened. His faith was weakening. Was there any use? Was there really any use? Why not give it up and turn in?

   Plotseling vernam zijn oor een geluid. In een oogenblik was hij geheel aandacht. De deur in het steegje werd zachtjes dichtgedaan. Onmiddellijk kroop hij in een hoek bij den kalkoven. Het volgende oogenblik slopen twee mannen langs hem heen, van wie de een iets onder zijn arm scheen te dragen. Het moest de kist zijn! Zij gingen dus den schat verplaatsen! Waarom zou hij Tom nu roepen? Het zou een dwaasheid wezen!--De mannen zouden met de kist wegloopen en zij zou nooit gevonden worden. Neen, hij zou blijven waken en hen volgen; hij zou zich aan de duisternis toevertrouwen, als een waarborg tegen ontdekking. Deze dingen bij zich zelven overleggende, sloop hij stil voort en kroop voorzichtig als een kat, blootsvoets achter de mannen aan, terwijl hij hen zoover voor zich uit liet gaan dat hij hen nog juist in het gezicht had.

   A noise fell upon his ear. He was all attention in an instant. The alley door closed softly. He sprang to the corner of the brick store. The next moment two men brushed by him, and one seemed to have something under his arm. It must be that box! So they were going to remove the treasure. Why call Tom now? It would be absurd--the men would get away with the box and never be found again. No, he would stick to their wake and follow them; he would trust to the darkness for security from discovery. So communing with himself, Huck stepped out and glided along behind the men, cat-like, with bare feet, allowing them to keep just far enough ahead not to be invisible.

   Zij slopen de op de rivier uitloopende straat door en sloegen toen links af, eene zijstraat in. Daarna gingen zij rechtuit, totdat zij aan het pad kwamen, dat naar Cardiff Hill leidde. Dit werd ingeslagen en zij stapten al maar voort, tot nabij het huis van den ouden boschwachter, dat halverwege den heuvel gelegen was. "Goed," dacht Huck, "zij zullen den schat in de oude steengroeve begraven." Maar zij hielden niet eens bij de steengroeve stil. Zij gingen door naar den top. Toen kozen zij een zijpaadje tusschen de groote sumakboomen en waren op eens in de duisternis verdwenen. Huck versnelde zijn pas en liet minder ruimte tusschen hen en zich zelven; zij konden hem thans immers onmogelijk zien. Hij draafde een poosje, ging toen weder wat langzamer; uit vrees van te ver te zullen, loopen, liep zachtjes weer een eindje door en hield toen stil. Hij luisterde, geen geluid, behalve het gebons van zijn eigen hart. Daar werd op eens over den heuvel het zuchten van een uil vernomen. Onheilspellend geluid! Maar geen voetstappen. Hemel! was alles verloren? Hij was op het punt met gevleugelde voeten weg te snellen, toen hij, geen vier pas van zich af, een man hoorde hoesten. Het hart schoot den knaap in de keel, doch hij bekwam weder. Toch beefde hij, alsof hem een dozijn koortsen op het lijf werden gejaagd, en hij stond zoo wankel op zijne beenen, dat hij bepaald dacht op den grond te zullen vallen. Hij wist waar hij was. Het was hem bekend, dat hij zich op vijf treden afstand bevond van het hek, dat hem naar de landerijen van de weduwe Douglas bracht. "Heel goed," dacht hij, "laten zij den schat hier begraven dan zal hij niet moeilijk te vinden zijn."

   They moved up the river street three blocks, then turned to the left up a crossstreet. They went straight ahead, then, until they came to the path that led up Cardiff Hill; this they took. They passed by the old Welshman's house, halfway up the hill, without hesitating, and still climbed upward. Good, thought Huck, they will bury it in the old quarry. But they never stopped at the quarry. They passed on, up the summit. They plunged into the narrow path between the tall sumach bushes, and were at once hidden in the gloom. Huck closed up and shortened his distance, now, for they would never be able to see him. He trotted along awhile; then slackened his pace, fearing he was gaining too fast; moved on a piece, then stopped altogether; listened; no sound; none, save that he seemed to hear the beating of his own heart. The hooting of an owl came over the hill--ominous sound! But no footsteps. Heavens, was everything lost! He was about to spring with winged feet, when a man cleared his throat not four feet from him! Huck's heart shot into his throat, but he swallowed it again; and then he stood there shaking as if a dozen agues had taken charge of him at once, and so weak that he thought he must surely fall to the ground. He knew where he was. He knew he was within five steps of the stile leading into Widow Douglas' grounds. Very well, he thought, let them bury it there; it won't be hard to find.

   Thans werd er een zachte, zeer zachte stem gehoord;--het was die van Injun Joe.

   Now there was a voice--a very low voice--Injun Joe's:

   "Godv....! zij heeft zeker gezelschap: er is nog licht aan, zoo laat als het is."

   "Damn her, maybe she's got company--there's lights, late as it is."

   "Ik zie geen lichten."

   "I can't see any."

   Dit was de stem van dien vreemdeling,--den vreemdeling uit het spookhuis. Een ijskoude rilling voor Huck door de leden. Dus dit was de dag der wrake! Zijne eerste gedachte was te vluchten. Toen schoot hem te binnen, dat de weduwe Douglas meer dan eens vriendelijk geweest was en het kon zijn, dat deze mannen plan hadden haar te vermoorden. Hij zou zoo gaarne moed gehad hebben om haar te waarschuwen, maar hij wist dat hij het niet durfde;--zij mochten hem eens beetpakken. Hij overdacht dit alles en meer nog in het oogenblik, dat verliep tusschen de opmerking van den vreemdeling en het antwoord van Injun Joe, hetwelk aldus luidde:

   This was that stranger's voice--the stranger of the haunted house. A deadly chill went to Huck's heart--this, then, was the "revenge" job! His thought was, to fly. Then he remembered that the Widow Douglas had been kind to him more than once, and maybe these men were going to murder her. He wished he dared venture to warn her; but he knew he didn't dare--they might come and catch him. He thought all this and more in the moment that elapsed between the stranger's remark and Injun Joe's next--which was--

   "Omdat het kreupelhout je in den weg staat. Kom dezen kant uit.--Zie je het nu?"

   "Because the bush is in your way. Now--this way--now you see, don't you?"

   "Ja, zeker, er zijn menschen. Ik geloof dat het beter is, het op te geven."

   "Yes. Well, there is company there, I reckon. Better give it up."

   "Opgeven? Juist nu ik dit land voor altijd ga verlaten! Het opgeven,--om nooit weer een kans te krijgen. Ik zeg je nog eens, wat ik je al meer gezegd heb, dat ik niets om den buit geef;--dien mag jij hebben. Maar haar man heeft mij gemeen behandeld--en meer dan eens, en vooral daarin dat hij, die vrederechter was, mij als een vagebond in de gevangenis heeft gezet. En dat niet alles. Dat is niet het millioenste deel. Hij heeft mij laten geeselen!--geeselen, vlak voor de gevangenis, als een neger, terwijl de geheele stad er naar stond te kijken. Geeselen, versta je het? Hij is mij voor geweest en is gestorven. Maar zij zal er voor boeten."

   "Give it up, and I just leaving this country forever! Give it up and maybe never have another chance. I tell you again, as I've told you before, I don't care for her swag--you may have it. But her husband was rough on me--many times he was rough on me--and mainly he was the justice of the peace that jugged me for a vagrant. And that ain't all. It ain't a millionth part of it! He had me horsewhipped!--horsewhipped in front of the jail, like a nigger!--with all the town looking on! Horsewhipped!--do you understand? He took advantage of me and died. But I'll take it out of her."

   "Och, vermoord haar niet! Doe het niet!"

   "Oh, don't kill her! Don't do that!"

   "Vermoorden? Wie spreekt van vermoorden? Ik zou hem vermoorden, als hij hier was; maar haar niet. Wanneer men zich op eene vrouw wreekt, vermoordt men haar niet:--ba! maar men berooft haar van hare schoonheden. Men snijdt haar de neusgaten in tweeën;--men kerft haar de ooren als een varken!"

   "Kill? Who said anything about killing? I would kill him if he was here; but not her. When you want to get revenge on a woman you don't kill her--bosh! you go for her looks. You slit her nostrils--you notch her ears like a sow!"

   "Bij God, dat is..."

   "By God, that's--"

   "Houd je gevoelens voor je, dat is je geraden! Ik zal haar aan haar bed vastbinden. Als zij doodbloedt, kan ik het helpen? Ik zal er mij niet naar over maken. Vriendje, je zult mij in dit zaakje helpen--om mij te pleizieren; daarvoor ben je hier,--want 't kan zijn, dat ik het niet alleen af kan. Als je weifelt ben je een man des doods! Versta je dat? En indien ik jou doodmaak, is zij er ook om koud--en dan geloof ik niet dat iemand ooit veel van deze zaak zal te weten komen."

   "Keep your opinion to yourself! It will be safest for you. I'll tie her to the bed. If she bleeds to death, is that my fault? I'll not cry, if she does. My friend, you'll help me in this thing--for my sake--that's why you're here--I mightn't be able alone. If you flinch, I'll kill you. Do you understand that? And if I have to kill you, I'll kill her--and then I reckon nobody'll ever know much about who done this business."

   "Wel, als het dan moet, laat ons er dan aan beginnen. Hoe eer hoe beter;--ik beef als een riet!"

   "Well, if it's got to be done, let's get at it. The quicker the better--I'm all in a shiver."

   "Het nu doen?--En er is gezelschap! Kijk eens hier: zorg, dat ik je niet ga mistrouwen! Neen,--wij zullen wachten, totdat de lichten uit zijn. Het heeft geen haast."

   "Do it now? And company there? Look here--I'll get suspicious of you, first thing you know. No--we'll wait till the lights are out--there's no hurry."

   Huck voelde, dat er een oogenblik van stilzwijgen zou volgen--en dat was nog vreeselijker dan het moorddadig gesprek. Daarom hield hij zijn adem in, deed omzichtig een stap achteruit, zette behoedzaam zijn voet stevig neer, na heel gevaarlijk op één been te hebben staan balanceeren en bijkans gevallen te zijn, eerst den eenen kant uit en toen den anderen. Hij deed met dezelfde moeite en hetzelfde gevaar nog een stap achteruit; toen nog een en nog een.--Daar brak een tak onder zijn voet! Hij hield zijn adem in en luisterde. Hij vernam geen geluid; het was volmaakt stil. Zijne dankbaarheid kende geen palen. Nu kwam hij in het sumakboschje;--daar wendde en keerde hij zich voorzichtig als een laveerend schip en stapte vervolgens haastig, maar behoedzaam voort. Toen hij de steengroeve voorbij was, achtte hij zich veilig en zette het op een loopen. Hij ijlde al maar voort, totdat hij het huis van den ouden boschwachter had bereikt. Daar klopte hij aan de deur en weldra werden de hoofden van den ouden man en van zijn beide forschgespierde zonen voor de ramen zichtbaar.

   Huck felt that a silence was going to ensue--a thing still more awful than any amount of murderous talk; so he held his breath and stepped gingerly back; planted his foot carefully and firmly, after balancing, one-legged, in a precarious way and almost toppling over, first on one side and then on the other. He took another step back, with the same elaboration and the same risks; then another and another, and--a twig snapped under his foot! His breath stopped and he listened. There was no sound--the stillness was perfect. His gratitude was measureless. Now he turned in his tracks, between the walls of sumach bushes--turned himself as carefully as if he were a ship--and then stepped quickly but cautiously along. When he emerged at the quarry he felt secure, and so he picked up his nimble heels and flew. Down, down he sped, till he reached the Welshman's. He banged at the door, and presently the heads of the old man and his two stalwart sons were thrust from windows.

   "Wat een rumoer daar? Wie klopt er? Wat moet je?"

   "What's the row there? Who's banging? What do you want?"

   "Laat mij binnen--en gauw ook. Ik zal alles vertellen."

   "Let me in--quick! I'll tell everything."

   "Wat? Wie ben je?"

   "Why, who are you?"

   "Huckleberry Finn. Gauw, laat mij binnen!"

   "Huckleberry Finn--quick, let me in!"

   "Huckleberry Finn, waarachtig! 't Is geen naam, waarvoor zich vele deuren openen, geloof ik. Maar laat hem binnen, jongens, en laat ons zien wat er te doen is."

   "Huckleberry Finn, indeed! It ain't a name to open many doors, I judge! But let him in, lads, and let's see what's the trouble."

   "Zeg het, als je blieft, nooit, dat ik je het verteld heb," waren Hucks eerste woorden, toen hij binnentrad. "Doe het als je blieft niet;--ik zal zeker vermoord worden; maar de weduwe is zoo goed voor mij geweest, en ik moet het zeggen;--ik zal het vertellen, als je mij belooft, dat je nooit zult zeggen dat ik het was."

   "Please don't ever tell I told you," were Huck's first words when he got in. "Please don't--I'd be killed, sure--but the widow's been good friends to me sometimes, and I want to tell--I will tell if you'll promise you won't ever say it was me."

   "Bij den Hemel, hij heeft iets te vertellen, of hij zou zoo niet spreken!" riep de oude man uit. "Voor den dag er mee, en niemand zal het verklappen."

   "By George, he has got something to tell, or he wouldn't act so!" exclaimed the old man; "out with it and nobody here'll ever tell, lad."

   Tien minuten later beklommen de oude man en zijne zonen, behoorlijk gewapend, den heuvel en stapten op hun teenen het pad der sumakboomen in. Huck vergezelde hen niet verder; hij verborg zich achter een rotsblok en luisterde. Er volgden eenige oogenblikken van lange, akelige stilte. Plotseling werd er een geknal van vuurwapenen gehoord en een gil.

   Three minutes later the old man and his sons, well armed, were up the hill, and just entering the sumach path on tiptoe, their weapons in their hands. Huck accompanied them no further. He hid behind a great bowlder and fell to listening. There was a lagging, anxious silence, and then all of a sudden there was an explosion of firearms and a cry.

   Huck wachtte niet om eenige bijzonderheden te vernemen, maar ijlde zoo spoedig, als zijne beenen hem dragen konden, den heuvel af.

   Huck waited for no particulars. He sprang away and sped down the hill as fast as his legs could carry him.