The Adventures of Tom Sawyer

De lotgevallen van Tom Sawyer

   CHAPTER X

   HOOFDSTUK X.

   THE two boys flew on and on, toward the village, speechless with horror. They glanced backward over their shoulders from time to time, apprehensively, as if they feared they might be followed. Every stump that started up in their path seemed a man and an enemy, and made them catch their breath; and as they sped by some outlying cottages that lay near the village, the barking of the aroused watch-dogs seemed to give wings to their feet.

   De beide knapen ijlden sprakeloos van ontzetting den weg op naar de stad. Van tijd tot tijd zagen zij angstig om, als vreesden zij achtervolgd te worden. In elken boomtronk, die zich op den weg verhief, meenden zij een vijand te zien, en dat deed hun den adem inhouden, en telkens wanneer zij een eenzame nabij de stad gelegen hut voorbijrenden, scheen het geblaf der opgeschrikte kettinghonden hunne voeten vleugelen aan te binden.

   "If we can only get to the old tannery before we break down!" whispered Tom, in short catches between breaths. "I can't stand it much longer."

   "Als wij het maar tot de oude looierij kunnen brengen, voordat wij het afleggen," fluisterde Tom, en hijgde bij ieder woord naar adem. "Ik kan het niet langer uithouden!"

   Huckleberry's hard pantings were his only reply, and the boys fixed their eyes on the goal of their hopes and bent to their work to win it. They gained steadily on it, and at last, breast to breast, they burst through the open door and fell grateful and exhausted in the sheltering shadows beyond. By and by their pulses slowed down, and Tom whispered:

   Huckleberry antwoordde met een zwaren zucht en de knapen vestigden hun oogen op het doelwit hunner hoop en spanden alle krachten in on dat te bereiken. Zij naderden het hoe langer hoe meer, stormden eindelijk hals over hoofd de openstaande deur binnen en vielen dankbaar en uitgeput in de donkere schuilplaats neer. Langzamerhand bedaarde het kloppen van hun hart en Tom fluisterde:

   "Huckleberry, what do you reckon'll come of this?"

   "Huckleberry, wat denk jij, dat er op staat?"

   "If Doctor Robinson dies, I reckon hanging'll come of it."

   "Als dokter Robinson sterft, loopt het op hangen uit."

   "Do you though?"

   "Denk je dat wezenlijk."

   "Why, I know it, Tom."

   "Wel, ik weet het zeker, Tom."

   Tom thought a while, then he said:

   Tom dacht een oogenblik na en zeide:

   "Who'll tell? We?"

   "Wie zal het vertellen? Wij?"

   "What are you talking about? S'pose something happened and Injun Joe didn't hang? Why, he'd kill us some time or other, just as dead sure as we're a laying here."

   "Wat verzin je nou! Verbeeld je, dat er eens iets gebeurde waardoor Injun Joe niet opgehangen werd, dan zou hij ons immers op een goeden dag vermoorden."

   "That's just what I was thinking to myself, Huck."

   "Dat lag ik juist te bedenken, Huck."

   "If anybody tells, let Muff Potter do it, if he's fool enough. He's generally drunk enough."

   "Als iemand het zeggen moet, laat Muff Potter het dan doen indien hij er althans niet te gek of te dronken toe is."

   Tom said nothing--went on thinking. Presently he whispered:

   Tom antwoordde niets--en ging voort met denken. Eindelijk zei hij zachtjes:

   "Huck, Muff Potter don't know it. How can he tell?"

   "Huck, Muff Potter weet het niet. Hoe kan hij het vertellen?"

   "What's the reason he don't know it?"

   "Waarom weet hij het niet?"

   "Because he'd just got that whack when Injun Joe done it. D'you reckon he could see anything? D'you reckon he knowed anything?"

   "Omdat hij juist die plank op zijn kop heeft gekregen, toen Injun Joe het deed. Denk jij, dat hij iets kan gezien hebben? Denk jij, dat hij iets weet?"

   "By hokey, that's so, Tom!"

   "Bij mijne zolen, dat is waar ook, Tom."

   "And besides, look-a-here--maybe that whack done for him!"

   "En bovendien, wie weet of die plank hem niet gedood heeft!"

   "No, 'taint likely, Tom. He had liquor in him; I could see that; and besides, he always has. Well, when pap's full, you might take and belt him over the head with a church and you couldn't phase him. He says so, his own self. So it's the same with Muff Potter, of course. But if a man was dead sober, I reckon maybe that whack might fetch him; I dono."

   "Neen, dat geloof ik niet, Tom. Hij was dronken, dat kon ik wel zien; dronken, net als altijd. Wel, als Pop zat is, kun je wel een kerk op zijn hoofd laten invallen, zonder dat 't hem deert. Dat zeit hij zelf. Zoo is het natuurlijk precies met Muff Potter. Als de man doodnuchteren geweest was, zou de plank hem wel gemold hebben, maar nu niet."

   After another reflective silence, Tom said:

   Na een oogenblik peinzend zeide Tom:

   "Hucky, you sure you can keep mum?"

   "Hucky, weet je zeker, dat je je mond kunt houden?"

   "Tom, we got to keep mum. You know that. That Injun devil wouldn't make any more of drownding us than a couple of cats, if we was to squeak 'bout this and they didn't hang him. Now, look-a-here, Tom, less take and swear to one another--that's what we got to do--swear to keep mum."

   "Tom, wij moeten den mond houden. Die duivel van een Injun zou er geen been in zien ons als katten te verdrinken, als we van den moord repten en hij niet gehangen werd. Hoor eens hier, Tom, laat ons elkaar met een eed beloven, dat wij geen woord zullen spreken."

   "I'm agreed. It's the best thing. Would you just hold hands and swear that we--"

   "Dat is goed, Huck; dat zal 't beste zijn. Zullen wij onze handen opsteken en zweren, dat we...?"

   "Oh no, that wouldn't do for this. That's good enough for little rubbishy common things--specially with gals, cuz they go back on you anyway, and blab if they get in a huff--but there orter be writing 'bout a big thing like this. And blood."

   "O, neen, dat is niet voldoende voor zoo iets als dit. Dat is goed voor wissewasjes, vooral onder jongens, die den boel verklappen zoodra ze nijdig worden; maar bij zoo'n groot ding als dit behoort schrift en--bloed!"

   Tom's whole being applauded this idea. It was deep, and dark, and awful; the hour, the circumstances, the surroundings, were in keeping with it. He picked up a clean pine shingle that lay in the moon-light, took a little fragment of "red keel" out of his pocket, got the moon on his work, and painfully scrawled these lines, emphasizing each slow down-stroke by clamping his tongue between his teeth, and letting up the pressure on the up-strokes. [See next page.]

   Tom juichte dit denkbeeld van ganscher harte toe. Er was iets geheimzinnigs en ijzingswekkends in: het nachtelijk uur, de duisternis, de omgeving, alles was er mede in overeenstemming. Hij raapte een witten, in de maneschijn liggenden tegel op, haalde een stukje rood krijt uit zijn zak en krabbelde, bij het licht van de maneschijn, met moeite de volgende woorden op den tegel:

   "Huck Finn and Tom Sawyer swears they will keep mum about This and They wish They may Drop down dead in Their Tracks if They ever Tell and Rot."

   "Hugh Finn en Tom Sawyer zweren, dat zij zullen zwijgen over deze zaak, en verklaren, dat zij liever op de plaats zelve zullen doodvallen dan ooit de waarheid te verklappen."

   Huckleberry was filled with admiration of Tom's facility in writing, and the sublimity of his language. He at once took a pin from his lapel and was going to prick his flesh, but Tom said:

   Huckleberry was verbaasd over de gemakkelijkheid waarmede Tom schreef en over de prachtige woorden. Hij nam dadelijk een speld uit zijn lompen en wilde zich in den vinger prikken, toen Tom zeide:

   "Hold on! Don't do that. A pin's brass. It might have verdigrease on it."

   "Houd op, doe dat niet! De speld is van koper; er mocht eens kopergroen aan zijn."

   "What's verdigrease?"

   "Wat is kopergroen?"

   "It's p'ison. That's what it is. You just swaller some of it once--you'll see."

   "Dat is vergif, en als je dat eens insliktet ... Begrijp jij?"

   So Tom unwound the thread from one of his needles, and each boy pricked the ball of his thumb and squeezed out a drop of blood. In time, after many squeezes, Tom managed to sign his initials, using the ball of his little finger for a pen. Then he showed Huckleberry how to make an H and an F, and the oath was complete. They buried the shingle close to the wall, with some dismal ceremonies and incantations, and the fetters that bound their tongues were considered to be locked and the key thrown away.

   Daarop nam Tom het garen uit een van zijn naalden, en de jongens prikten zich in den duim en drukten er een droppel bloed uit. Na lang persen gelukte het Tom de voorletters van zijn naam met bloed op den tegel te teekenen, en gebruikte daarbij zijn pink als pen. Toen wees hij Huckleberry, hoe hij een H en een F moest maken, en hiermede waren de formaliteiten der eedsaflegging voltooid. Zij begroeven den tegel vlak bij den muur, met de noodige griezelige plechtigheden en onder het spreken van tooverformulieren en beschouwden van nu aan hun geheim als heilig en onschendbaar.

   A figure crept stealthily through a break in the other end of the ruined building, now, but they did not notice it.

   Onderwijl was, zonder dat de knapen het bemerkt hadden eene gedaante door eene opening aan de andere zijde van het vervallen gebouw naar binnen geslopen.

   "Tom," whispered Huckleberry, "does this keep us from ever telling--always?"

   "Tom," fluisterde Huckleberry, "mogen wij het nu nooit verklappen?"

   "Of course it does. It don't make any difference what happens, we got to keep mum. We'd drop down dead--don't you know that?"

   "Neen, natuurlijk niet. Wat er ook gebeure, wij mogen, er geen woord van spreken, want als wij dat deden, zouden wij dood op den grond vallen,--begrijp je?"

   "Yes, I reckon that's so."

   "Ja, dat begrijp ik?"

   They continued to whisper for some little time. Presently a dog set up a long, lugubrious howl just outside--within ten feet of them. The boys clasped each other suddenly, in an agony of fright.

   Zij bleven nog eenige minuten staan fluisteren, toen buiten, omstreeks tien stappen van de plek waar zij stonden, een hond zijn lang, somber gejank aanhief. De knapen klemden zich doodelijk ontsteld aan elkander vast.

   "Which of us does he mean?" gasped Huckleberry.

   "Wie van ons beiden zou er om koud zijn?" bracht Huckleberry, naar adem snakkende, uit.

   "I dono--peep through the crack. Quick!"

   "Ik weet het niet. Kijk maar eens door deze scheur in den muur."

   "No, you, Tom!"

   "Neen, doe jij het zelf, Tom."

   "I can't--I can't do it, Huck!"

   "Ik, ik kan het niet doen, Huck."

   "Please, Tom. There 'tis again!"

   "Och, als je blieft, Tom. Daar begint het weer."

   "Oh, lordy, I'm thankful!" whispered Tom. "I know his voice. It's Bull Harbison." *

   "O Hemeltje, wat ben ik blij," fluisterde Tom. "Ik ken zijn stem: het is Harbisons hond."

   [* If Mr. Harbison owned a slave named Bull, Tom would have spoken of him as "Harbison's Bull," but a son or a dog of that name was "Bull Harbison."]

   "Oh, that's good--I tell you, Tom, I was most scared to death; I'd a bet anything it was a stray dog."

   "O, dat is gelukkig!--Zal ik je eens wat zeggen, Tom? ik was zoo bang, dat het een verdwaalde hond zou zijn."

   The dog howled again. The boys' hearts sank once more.

   De hond begon weder te huilen en weer ontzonk den jongens de moed.

   "Oh, my! that ain't no Bull Harbison!" whispered Huckleberry. "Do, Tom!"

   "O wee! Het is Harbisons hond niet," fluisterde Huckleberry; "kijk nog eens Tom."

   Tom, quaking with fear, yielded, and put his eye to the crack. His whisper was hardly audible when he said:

   Bevende van schrik bracht Tom zijn oog nogmaals voor de opening. Nauwlijks verstaanbaar fluisterde hij:

   "Oh, Huck, its a stray dog!"

   "O Huck! Het is een verdwaalde hond!"

   "Quick, Tom, quick! Who does he mean?"

   "Gauw, Tom, gauw! Wien van ons bedoelt hij?"

   "Huck, he must mean us both--we're right together."

   "Huck, ik denk ons allebei."

   "Oh, Tom, I reckon we're goners. I reckon there ain't no mistake 'bout where I'll go to. I been so wicked."

   "O, Tom, het is met ons gedaan. Waar ik naar toe zal gaan, is niet twijfelachtig. Ik ben altijd zoo slecht geweest."

   "Dad fetch it! This comes of playing hookey and doing everything a feller's told not to do. I might a been good, like Sid, if I'd a tried--but no, I wouldn't, of course. But if ever I get off this time, I lay I'll just waller in Sunday-schools!" And Tom began to snuffle a little.

   "Ik ook.--Dat komt van het uit school blijven en van het ongehoorzaam zijn. Als ik gewild had, zou ik wel even goed hebben kunnen zijn als Sid,--maar, neen, dat zou ik toch niet, natuurlijk niet. Breng ik het er nu dezen keer goed af, dan zal ik mijn best doen om voortaan op de zondagsschool op te passen." En Tom begon aanstalten te maken tot schreien.

   "You bad!" and Huckleberry began to snuffle too. "Consound it, Tom Sawyer, you're just old pie, 'long-side o' what I am. Oh, lordy, lordy, lordy, I wisht I only had half your chance."

   "Jij slecht?" en Huckleberry begon ook te schreien. "Bewaar me, Tom Sawyer, als jij niet een brave jongen bent geweest in vergelijking van mij. O hemeltje, hemeltje, hemeltje! Ik wou, dat ik de helft van jou kansen had!"

   Tom choked off and whispered:

   Tom viel hem in de rede en fluisterde:

   "Look, Hucky, look! He's got his back to us!"

   "Kijk eens, Huck, kijk eens! Hij staat met zijn rug naar ons toe."

   Hucky looked, with joy in his heart.

   Huckleberry keek verheugd door de opening.

   "Well, he has, by jingoes! Did he before?"

   "Sapperloot, het is waar. Heeft hij altijd zoo gestaan?"

   "Yes, he did. But I, like a fool, never thought. Oh, this is bully, you know. Now who can he mean?"

   "Ja; maar ik ben zoo gek geweest het niet te zien. Nu wie zou hij thans op het oog hebben?"

   The howling stopped. Tom pricked up his ears.

   Het gehuil hield op. Tom splitste de ooren.

   "Sh! What's that?" he whispered.

   "Hè! wat is dat?" fluisterde hij.

   "Sounds like--like hogs grunting. No--it's somebody snoring, Tom."

   "Een geluid als--als het knorren van een varken. Neen, toch niet; er ligt iemand te snorken, Tom."

   "That is it! Where 'bouts is it, Huck?"

   "Ja, dat is het.--Waar komt het vandaan, Huck?"

   "I bleeve it's down at 'tother end. Sounds so, anyway. Pap used to sleep there, sometimes, 'long with the hogs, but laws bless you, he just lifts things when he snores. Besides, I reckon he ain't ever coming back to this town any more."

   "Ik geloof van gindschen kant. Zoo klinkt het ten minste. Pop slaapt hier wel eens met de varkens, maar zijn gesnork is een heel ander geblaas. Buitendien geloof ik, dat hij niet meer in de stad durft komen."

   The spirit of adventure rose in the boys' souls once more.

   De lust tot het zoeken van avonturen ontwaakte weder in het hart der knapen.

   "Hucky, do you das't to go if I lead?"

   "Hucky, durf jij er langs loopen, als ik vooruit ga?"

   "I don't like to, much. Tom, s'pose it's Injun Joe!"

   "Ik heb er niet veel lust in, Tom. Vooronderstel eens, dat het Injun Joe was!"

   Tom quailed. But presently the temptation rose up strong again and the boys agreed to try, with the understanding that they would take to their heels if the snoring stopped. So they went tiptoeing stealthily down, the one behind the other. When they had got to within five steps of the snorer, Tom stepped on a stick, and it broke with a sharp snap. The man moaned, writhed a little, and his face came into the moonlight. It was Muff Potter. The boys' hearts had stood still, and their hopes too, when the man moved, but their fears passed away now. They tip-toed out, through the broken weather-boarding, and stopped at a little distance to exchange a parting word. That long, lugubrious howl rose on the night air again! They turned and saw the strange dog standing within a few feet of where Potter was lying, and facing Potter, with his nose pointing heavenward.

   Tom stond een oogenblik in tweestrijd, doch de verzoeking werd te sterk en de jongens besloten het te doen met dien verstande, dat zij hunne biezen zouden pakken, als het snorken ophield. Zoo slopen zij op de teenen, achter elkander, naar het andere einde van het gebouw. Toen zij zoo wat een pas of vijf van den snorker af waren, trapte Tom op een stok en brak dien met een harden krak. De man steunde, keerde zich om, en zijn gelaat werd in den maneschijn zichtbaar. Het was Muff Potter. De knapen waren als versteend blijven staan, toen de man zich bewoog, maar hunne vrees was nu geweken. Zij slopen naar buiten, langs de vermolmde schutting en hielden daar stil on elkaar "goedendag" te zeggen. Daar klonk weder het somber gehuil door de nachtlucht. De knapen keken om en zagen den vreemden hond staan, vlak bij de plek waar Potter lag, en het dier hield zijn hemelwaarts gekeerden kop naar den dronkaard gericht.

   "Oh, geeminy, it's him!" exclaimed both boys, in a breath.

   "O, jéminé, het geldt hem!" riepen de knapen in éénen adem uit.

   "Say, Tom--they say a stray dog come howling around Johnny Miller's house, 'bout midnight, as much as two weeks ago; and a whippoorwill come in and lit on the banisters and sung, the very same evening; and there ain't anybody dead there yet."

   "Hoor eens, Tom; zij zeggen, dat een dag of veertien geleden een hond huilende tegen middernacht langs John Millers huis geloopen heeft, en dat toen een Wipperwil [1] op zijn dak is gaan zitten zingen; en toch is daar niemand gestorven."

   "Well, I know that. And suppose there ain't. Didn't Gracie Miller fall in the kitchen fire and burn herself terrible the very next Saturday?"

   "Dat weet ik wel. Maar is Grace Miller niet verleden Zaterdag in de keuken op het vuur gevallen en heeft zij zich niet schrikkelijk gebrand?"

   "Yes, but she ain't dead. And what's more, she's getting better, too."

   "Ja, maar zij is niet dood. En wat sterker is, zij wordt beter."

   "All right, you wait and see. She's a goner, just as dead sure as Muff Potter's a goner. That's what the niggers say, and they know all about these kind of things, Huck."

   "'t Kan wel wezen, doch wacht maar; zij is er zoo zeker om koud als Muff Potter. Dat zeggen de negers althans en die weten al die soort van dingen."

   Then they separated, cogitating. When Tom crept in at his bedroom window the night was almost spent. He undressed with excessive caution, and fell asleep congratulating himself that nobody knew of his escapade. He was not aware that the gently-snoring Sid was awake, and had been so for an hour.

   Daarop namen zij peinzend afscheid van elkander. Toen Tom het raam van zijne slaapkamer insprong, had de dag omtrent voor den nacht plaats gemaakt. Hij kleedde zich behoedzaam uit en viel in slaap, zich gelukwenschend dat niemand iets van zijn uitstapje bemerkt had. Maar hij wist niet, dat de zacht snorkende Sid al een uur wakker had gelegen.

   When Tom awoke, Sid was dressed and gone. There was a late look in the light, a late sense in the atmosphere. He was startled. Why had he not been called--persecuted till he was up, as usual? The thought filled him with bodings. Within five minutes he was dressed and down-stairs, feeling sore and drowsy. The family were still at table, but they had finished breakfast. There was no voice of rebuke; but there were averted eyes; there was a silence and an air of solemnity that struck a chill to the culprit's heart. He sat down and tried to seem gay, but it was up-hill work; it roused no smile, no response, and he lapsed into silence and let his heart sink down to the depths.

   Toen Tom ontwaakte, was Sid al verdwenen. De zon zag er uit alsof zij reeds lang geschenen had en ook de atmosfeer gaf den indruk dat het al laat was. Verschrikt sprong hij het bed uit. Waarom was hij niet geroepen,--hij, die anders altijd uit zijn bed getrokken werd? Dat was een slecht voorteeken. Binnen vijf minuten was hij gekleed en stapte hij met een loom en slaperig gevoel de trap af. De familie zat nog rondom de tafel, maar had het ontbijt gebruikt. Er was geene bestraffende stem, doch er waren oogen, die zich afwendden, en er was iets stils en plechtigs, dat den schuldigen eene rilling door de leden joeg. Hij ging zitten en trachtte vroolijk te kijken doch dat was echter zwaar werk, want zijn glimlach werd niet beantwoord, zoodat hij eindelijk diep verslagen de oogen op den grond sloeg.

   After breakfast his aunt took him aside, and Tom almost brightened in the hope that he was going to be flogged; but it was not so. His aunt wept over him and asked him how he could go and break her old heart so; and finally told him to go on, and ruin himself and bring her gray hairs with sorrow to the grave, for it was no use for her to try any more. This was worse than a thousand whippings, and Tom's heart was sorer now than his body. He cried, he pleaded for forgiveness, promised to reform over and over again, and then received his dismissal, feeling that he had won but an imperfect forgiveness and established but a feeble confidence.

   Na het ontbijt nam tante hem onder vier oogen en de hoop dat hij slaag zou krijgen maakte Tom bijkans vroolijk; doch niets van dat alles. Zijne tante begon te schreien en vroeg hem, hoe het mogelijk was dat hij er behagen in schepte, haar oud hart te breken, en eindigde met hem te zeggen, dat hij maar voort moest gaan met zichzelven ongelukkig te maken en hare grijze haren met kommer ten grave te doen dalen, want dat zij het met hem opgaf. Dat was erger dan duizend zweepslagen en Tom voelde iets in zijn hart, dat zwaarder te dragen was dan lichamelijk lijden. Hij schreide, smeekte om vergiffenis, beloofde herhaalde malen beterschap en werd toen weggezonden met het gevoel, dat hij slechts ten halve vergeven en ten halve vertrouwd werd.

   He left the presence too miserable to even feel revengeful toward Sid; and so the latter's prompt retreat through the back gate was unnecessary. He moped to school gloomy and sad, and took his flogging, along with Joe Harper, for playing hookey the day before, with the air of one whose heart was busy with heavier woes and wholly dead to trifles. Then he betook himself to his seat, rested his elbows on his desk and his jaws in his hands, and stared at the wall with the stony stare of suffering that has reached the limit and can no further go. His elbow was pressing against some hard substance. After a long time he slowly and sadly changed his position, and took up this object with a sigh. It was in a paper. He unrolled it. A long, lingering, colossal sigh followed, and his heart broke. It was his brass andiron knob!

   Hij verliet de kamer in een staat te ellendig zelfs om wraak jegens Sid te koesteren, zoodat de laatste zich onnoodig achter de tuindeur ging verschuilen. Neerslachtig en zwaarmoedig drentelde hij naar school en onderging de hem en Joe Harper wegens hun schoolverzuim van den vorigen dag toebedeelde klappen, met het uiterlijk van iemand, wiens hart onder veel zwaarder leed gebukt gaat en die aan zulke beuzelingen afgestorven is. Vervolgens zette hij zich op zijne plaats neder, met de ellebogen op zijn lessenaar en de handen onder den kin, en tuurden op den blinden muur met dien matten blik, welke van een lijden getuigt, dat zijn toppunt bereikt heeft. Daar stoot plotseling zijn elleboog tegen een hard voorwerp. Langzaam en droevig verandert hij van houding en neemt het voorwerp op. Het was in een papier gewikkeld. Dit papier wordt ontrold en een lang gerekte zucht ontsnapt zijn borst. Zijn koperen schelknop staat voor hem!

   This final feather broke the camel's back.

   Dit laatste vedertje brak des kemels rug.