The Adventures of Tom Sawyer

De lotgevallen van Tom Sawyer

   CHAPTER I

   HOOFDSTUK I.

   "TOM!"

   "Tom!"

   No answer.

   Geen antwoord.

   "TOM!"

   "Tom!"

   No answer.

   Geen antwoord.

   "What's gone with that boy,  I wonder? You TOM!"

   "Waar zou die drommelsche jongen toch zitten? Hoor je me niet, Tom?"

   No answer.

   The old lady pulled her spectacles down and looked over them about the room; then she put them up and looked out under them. She seldom or never looked through them for so small a thing as a boy; they were her state pair, the pride of her heart, and were built for "style," not service--she could have seen through a pair of stove-lids just as well. She looked perplexed for a moment, and then said, not fiercely, but still loud enough for the furniture to hear:

   De oude dame, die deze woorden sprak, trok haar bril naar beneden om er overheen te kijken. Daarna duwde zij hem naar boven om er onderdoor te kijken. Zelden of nooit gebruikte zij hem om er door te kijken, althans niet naar een zoo onbeduidend voorwerp als een kleine jongen. Immers haar bril was haar roem, de trots van haar hart, en zij had hem gekocht om ontzag in te boezemen,--niet om dienst te doen. Voor hare oogen toch kon zij evengoed een deksel van een sauspan genomen hebben. Een oogenblik zag zij onthutst in het rond en zeide, niet bepaald barsch, maar luid genoeg om door al de meubelen in de kamer gehoord te worden:

   "Well, I lay if I get hold of you I'll--"

   "Als ik je krijg, dan zal...."

   She did not finish, for by this time she was bending down and punching under the bed with the broom, and so she needed breath to punctuate the punches with. She resurrected nothing but the cat.

   Meer kon zij niet uitbrengen, want al pratende had zij zich voorovergebukt om met een bezem onder het bed te voelen of zich daar ook iemand verscholen had; en zij hijgde naar adem, toen zij na lang duwen en stompen niets dan de kat te voorschijn haalde.

   "I never did see the beat of that boy!"

   "Ik heb nooit van mijn leven zoo'n jongen gezien! Nu zullen wij eens buiten kijken."

   She went to the open door and stood in it and looked out among the tomato vines and "jimpson" weeds that constituted the garden. No Tom. So she lifted up her voice at an angle calculated for distance and shouted:

   Zij ging voor de open deur staan en keek den tuin rond, tusschen de tomato-boompjes en het doorn-appelkruid. Geen Tom. Daarna gebruikte zij hare handen als spreektrompet en schreeuwde:

   "Y-o-u-u TOM!"

   "Ben je daar, Tom!"

   There was a slight noise behind her and she turned just in time to seize a small boy by the slack of his roundabout and arrest his flight.

   Wacht! daar hoort ze plotseling een licht gedruisch achter zich en zij keert zich om juist bijtijds om een jongen bij de panden van zijn buisje te vatten en hem het ontkomen te beletten.

   "There! I might 'a' thought of that closet. What you been doing in there?"

   "Wel, ik had er aan moeten denken dat je in de provisiekast zoudt zitten," zeide zij. "Wat heb je daar gedaan?"

   "Nothing."

   "Niets, tante."

   "Nothing! Look at your hands. And look at your mouth. What is that truck?"

   "Niets? Kijk eens naar je handen en je mond! Waarom kleven die zoo?"

   "I don't know, aunt."

   "Dat weet ik niet, tante."

   "Well, I know. It's jam--that's what it is. Forty times I've said if you didn't let that jam alone I'd skin you. Hand me that switch."

   "Nu, ik wel. Er zit gelei aan. Heb ik je niet honderdmaal gezegd, dat je voor de broek zoudt hebben, als je gelei snoepte. Geef mij die roede eens aan."

   The switch hovered in the air--the peril was desperate--

   De roede werd in de lucht gezwaaid en was op het punt on op den jongen neer te komen, toen hij uitriep:

   "My! Look behind you, aunt!"

   "Tante, kijk eens achter u!"

   The old lady whirled round, and snatched her skirts out of danger. The lad fled on the instant, scrambled up the high board-fence, and disappeared over it.

   De oude dame draaide zich om en legde de roede neer om een partij hemden te redden, die zij op de haag te drogen had gehangen en die, door haar ijver om parate executie te houden, op den grond waren gevallen.

   His aunt Polly stood surprised a moment, and then broke into a gentle laugh.

   De jongen maakte van de gelegenheid gebruik om over de schutting te klauteren en was in een ommezien verdwenen. Tante stond hem een oogenblik beteuterd na te kijken en barstte toen in lachen uit.

   "Hang the boy, can't I never learn anything? Ain't he played me tricks enough like that for me to be looking out for him by this time? But old fools is the biggest fools there is. Can't learn an old dog new tricks, as the saying is. But my goodness, he never plays them alike, two days, and how is a body to know what's coming? He 'pears to know just how long he can torment me before I get my dander up, and he knows if he can make out to put me off for a minute or make me laugh, it's all down again and I can't hit him a lick. I ain't doing my duty by that boy, and that's the Lord's truth, goodness knows. Spare the rod and spile the child, as the Good Book says. I'm a laying up sin and suffering for us both, I know. He's full of the Old Scratch, but laws-a-me! he's my own dead sister's boy, poor thing, and I ain't got the heart to lash him, somehow. Every time I let him off, my conscience does hurt me so, and every time I hit him my old heart most breaks. Well-a-well, man that is born of woman is of few days and full of trouble, as the Scripture says, and I reckon it's so. He'll play hookey this evening, * and [* Southwestern for "afternoon"] I'll just be obleeged to make him work, tomorrow, to punish him. It's mighty hard to make him work Saturdays, when all the boys is having holiday, but he hates work more than he hates anything else, and I've got to do some of my duty by him, or I'll be the ruination of the child."

   "Die duivelsche jongen! Zal ik dan nooit wijzer worden Het spreekwoord heeft gelijk: 'Hoe ouder, hoe gekker.' Een ouden hond kan men geen nieuwe kunsten leeren. Elken dag verzint de jongen iets anders; maar wie kan dat allemaal vooruit weten? 't Is alsof hij voelt hoe lang hij mij plagen kan vóórdat ik kwaad word. En als ik dan eindelijk boos ben, brengt hij mij een oogenblik van het onderwerp af of laat mij lachen, en voorbij is het; hij glijdt mij onder de vingers weg, voordat ik hem kan straffen. Ik doe mijn plicht niet aan dien jongen, zoo waar als ik leef. Staat er niet geschreven: 'Die de roede spaart, bederft het kind.' Ik vergroot ons beider zonde en lijden. Hij is gansch en al bedorven. Maar, helaas het arme schaap is het eigen kind van mijne zuster zaliger ik kan het niet over mij verkrijgen hem te slaan. Ieder keer, dat ik hem niet straf, klaagt mijn geweten mij aan en ieder keer dat ik hem slaag geef, breekt mij het hart. Wat zal er van hem worden? Zoo zal hij voor galg en rad opgroeien? Hij zal van middag zeker weer gaan strijken en dan zal ik, om te straffen, hem morgen moeten laten werken. 't Is vreeselijk hard om hem op Zaterdag aan den arbeid te zetten, als andere jongens vacantie hebben maar ik moet ten minste mijn plicht doen, of ik zal het kind nog tot bederf worden."

   Tom did play hookey, and he had a very good time. He got back home barely in season to help Jim, the small colored boy, saw next-day's wood and split the kindlings before supper--at least he was there in time to tell his adventures to Jim while Jim did three-fourths of the work. Tom's younger brother (or rather half-brother) Sid was already through with his part of the work (picking up chips), for he was a quiet boy, and had no adventurous, trouble-some ways.

   Tom bleef uit school en had een prettigen middag. Hij kwam juist tijdig genoeg tehuis, om Jim, den zwarten loopjongen, te helpen houtzagen en de blokjes voor het avondeten te hakken. Of liever hij kwam bijtijds, om Jim zijne avonturen te vertellen, terwijl deze drie vierden van het werk deed. Toms jongere broeder (of eigenlijk stiefbroeder) Sid, was al lang klaar met zijn werk van spaanders op te rapen; immers hij was een bedaarde jongen, die volstrekt niet van avonturen en waaghalzerijen hield.

   While Tom was eating his supper, and stealing sugar as opportunity offered, Aunt Polly asked him questions that were full of guile, and very deep--for she wanted to trap him into damaging revealments. Like many other simple-hearted souls, it was her pet vanity to believe she was endowed with a talent for dark and mysterious diplomacy, and she loved to contemplate her most transparent devices as marvels of low cunning. Said she:

   Onder het eten deed tante haar neef, die af en toe stilletjes uit den suikerpot nam, allerlei listige, diepzinnige vragen, om hem er in te laten loopen. Gelijk vele andere eenvoudige lieden, beroemde zij er zich op, dat zij een aangeboren talent bezat voor geheimzinnige diplomatie en beschouwde zij de meest alledaagsche kunstgrepen, waarvan zij gebruik maakte, als wonderen van list en vindingrijkheid.

   "Tom, it was middling warm in school, warn't it?"

   "Was 't niet warm op school?" vroeg zij.

   "Yes'm."

   "Ja, tante."

   "Powerful warm, warn't it?"

   "Schrikkelijk warm, niet waar?"

   "Yes'm."

   "Ja, tante."

   "Didn't you want to go in a-swimming, Tom?"

   "Had je geen lust om te gaan zwemmen, Tom?"

   A bit of a scare shot through Tom--a touch of uncomfortable suspicion. He searched Aunt Polly's face, but it told him nothing. So he said:

   Tom begon lont te ruiken en trachtte tantes gelaat uit te vorschen maar het bleef onwrikbaar in dezelfde plooi.

   "No'm--well, not very much."

   "Neen, tante," antwoordde hij, "niet zoo bijzonder."

   The old lady reached out her hand and felt Tom's shirt, and said:

   De oude dame strekte de hand uit, om te voelen of Toms overhemd ook nat was, en zeide:

   "But you ain't too warm now, though." And it flattered her to reflect that she had discovered that the shirt was dry without anybody knowing that that was what she had in her mind. But in spite of her, Tom knew where the wind lay, now. So he forestalled what might be the next move:

   "Je bent nu toch niet zoo bijzonder warm, Tom!" Zij was verbaasd over haar eigen slimheid; zij had op deze manier ontdekt dat Toms overhemd droog was, zonder dat iemand vermoedde dat het juist dat was, waar zij achter wilde komen. Maar Tom wist al uit welken hoek de wind woei en dacht dat 't beste zou zijn de vraag te voorkomen, die nu volgen zou.

   "Some of us pumped on our heads--mine's damp yet. See?"

   "Wij hebben ons hoofd onder de pomp gehouden," zeide hij, "en 't mijne is nog nat. Voel maar?"

   Aunt Polly was vexed to think she had overlooked that bit of circumstantial evidence, and missed a trick. Then she had a new inspiration:

   Tante Polly was boos op zich zelve, omdat zij aan die omstandigheid, welke hem van de schuld had moeten overtuigen, niet gedacht had en dus niet bijdehand genoeg was geweest. Maar ze kreeg een nieuwe ingeving.

   "Tom, you didn't have to undo your shirt collar where I sewed it, to pump on your head, did you? Unbutton your jacket!"

   "Tom, je hebt toch het boordje, dat ik aan je hemd heb vastgenaaid, niet behoeven los te maken om je hoofd onder de pomp te houden. Wacht, ontknoop je buis eens."

   The trouble vanished out of Tom's face. He opened his jacket. His shirt collar was securely sewed.

   Toms gezicht klaarde weer op. Hij ontknoopte zijn buis. Het boordje zat aan het hemd vast.

   "Bother! Well, go 'long with you. I'd made sure you'd played hookey and been a-swimming. But I forgive ye, Tom. I reckon you're a kind of a singed cat, as the saying is--better'n you look. This time."

   "Wel, loop dan maar heen. Ik dacht zeker, dat je van school waart gaan strijken om te zwemmen. Doch ik zal je maar vergeven. 't Is met jou toch maar boter aan de galg gesmeerd."

   She was half sorry her sagacity had miscarried, and half glad that Tom had stumbled into obedient conduct for once.

   Zij was half boos, dat hare scherpzinnigheid gefaald had, en half blij, dat Tom toevallig niet ongehoorzaam bleek te zijn.

   But Sidney said:

   Toen zeide Sidney:

   "Well, now, if I didn't think you sewed his collar with white thread, but it's black."

   "Tante, hebt u het boordje met wit of zwart garen genaaid?"

   "Why, I did sew it with white! Tom!"

   "Wel, natuurlijk met wit.--Tom!"

   But Tom did not wait for the rest. As he went out at the door he said:

   Maar Tom wachtte de rest niet af. Eer hij de deur uitvloog, riep hij nog even:

   "Siddy, I'll lick you for that."

   "Je krijgt een pak slaag, Sid, voor het klikken."

   In a safe place Tom examined two large needles which were thrust into the lapels of his jacket, and had thread bound about them--one needle carried white thread and the other black. He said:

   Zoodra Tom buiten het bereik van zijne tante was, haalde hij twee groote naalden voor den dag, de een met zwart en de andere met wit garen omwonden, die hij aan den binnenkant van zijn buis had gestoken, en zeide:

   "She'd never noticed if it hadn't been for Sid. Confound it! sometimes she sews it with white, and sometimes she sews it with black. I wish to gee-miny she'd stick to one or t'other--I can't keep the run of 'em. But I bet you I'll lam Sid for that. I'll learn him!"

   "Ze zou het nooit gemerkt hebben als Sid het niet verklapt had. 't Is een drommelsch werk; nu eens naait ze met zwart en dan weder met wit garen. Ik wou maar, dat ze zich bij het een of het andere bepaalde; dan wist ik waar ik mij aan te houden had. Maar Sid zal er voor lusten, of ik heet geen Tom Sawyer meer!"

   He was not the Model Boy of the village. He knew the model boy very well though--and loathed him.

   Tom was niet de modeljongen van het dorp. Hij wist echter best, wie dat wel was en ook dat hij een geduchten hekel aan hem had.

   Within two minutes, or even less, he had forgotten all his troubles. Not because his troubles were one whit less heavy and bitter to him than a man's are to a man, but because a new and powerful interest bore them down and drove them out of his mind for the time--just as men's misfortunes are forgotten in the excitement of new enterprises. This new interest was a valued novelty in whistling, which he had just acquired from a negro, and he was suffering to practise it un-disturbed. It consisted in a peculiar bird-like turn, a sort of liquid warble, produced by touching the tongue to the roof of the mouth at short intervals in the midst of the music--the reader probably remembers how to do it, if he has ever been a boy. Diligence and attention soon gave him the knack of it, and he strode down the street with his mouth full of harmony and his soul full of gratitude. He felt much as an astronomer feels who has discovered a new planet--no doubt, as far as strong, deep, unalloyed pleasure is concerned, the advantage was with the boy, not the astronomer.

   In minder dan twee minuten had hij zijn verdriet vergeten. Niet omdat hij het minder voelde dan volwassenen, maar omdat iets anders, dat zijne belangstelling geheel innam, het onderdrukte en voor een oogenblik uit zijne ziel verdreef. Dat andere was het aanleeren van eene nieuwe manier van fluiten, die hij juist van een neger had afgezien en waarin hij zich thans ongestoord kon oefenen. Het was een soort van zacht gekweel, dat aan het geluid van een vogel deed denken en voortgebracht werd door bij tusschenpoozen midden onder het fluiten met de tong het verhemelte aan te raken. De lezer zal zich uit zijne jongensjaren wel herinneren hoe men dat doet. Door vlijt en volharding kreeg hij het kunstje spoedig beet en stapte hij door de straten met een mond vol harmonie en een hart zoo vol dankbaarheid als dat van een sterrekundige, die eene nieuwe planeet ontdekt heeft. Wanneer men het genot van den astronoom had kunnen vergelijken met dat van Tom, zou dat van den knaap het in onvermengdheid gewonnen hebben.

   The summer evenings were long. It was not dark, yet. Presently Tom checked his whistle. A stranger was before him--a boy a shade larger than himself. A new-comer of any age or either sex was an im-pressive curiosity in the poor little shabby village of St. Petersburg. This boy was well dressed, too--well dressed on a week-day. This was simply as astounding. His cap was a dainty thing, his close-buttoned blue cloth roundabout was new and natty, and so were his pantaloons. He had shoes on--and it was only Friday. He even wore a necktie, a bright bit of ribbon. He had a citified air about him that ate into Tom's vitals. The more Tom stared at the splendid marvel, the higher he turned up his nose at his finery and the shabbier and shabbier his own outfit seemed to him to grow. Neither boy spoke. If one moved, the other moved--but only sidewise, in a circle; they kept face to face and eye to eye all the time. Finally Tom said:

   Het was midden in den zomer en de avonden waren lang. De duisternis was nog niet ingevallen, toen Tom al fluitende zijn weg vervolgde. Een vreemdeling liep voor hem uit, een jongen, een paar duim langer dan hij zelf. Een vreemdeling, van welken leeftijd of sekse ook, was eene merkwaardigheid in het kleine plaatsje St. Petersburg. Deze jongen was mooi gekleed,--veel te mooi voor een weekdag. Dat was al iets vreemds. Zijn pet was splinternieuw, zijn toegeknoopt blauw buisje dito, zijn broek evenzoo. Hij had schoenen aan, en dat nog wel op Vrijdag! Zelfs had hij een mooie zijden das on! Hij zag er zoo deftig uit, dat Tom er kippenvel van kreeg. Hij stond dit monster van pracht aan te gapen, doch hoe langer hij zijn neus tegen hem optrok, des te smeriger en te slordiger scheen hem zijn eigen plunje. Geen van beiden sprak een woord. Als de een zich bewoog, deed de ander hetzelfde. Zij bleven elkander aanstaren, totdat Tom uitriep:

   "I can lick you!"

   "Ik kan je wel aan."

   "I'd like to see you try it."

   "Probeer het dan eens."

   "Well, I can do it."

   "Zeker, ik kan wel, als ik maar wil."

   "No you can't, either."

   "Dat kun je niet."

   "Yes I can."

   "Jawel."

   "No you can't."

   "Neen."

   "I can."

   "Ja."

   "You can't."

   "Neen."

   "Can!"

   "Can't!"

   An uncomfortable pause. Then Tom said:

   Er volgde eene onheilspellende stilte, waarna Tom zeide:

   "What's your name?"

   "Hoe heet je?"

   "'Tisn't any of your business, maybe."

   "Dat raakt je niet?"

   "Well I 'low I'll make it my business."

   "Ik zal je leeren, dat het me wel raakt."

   "Well why don't you?"

   "Nu, doe het dan."

   "If you say much, I will."

   "Als je nog een woord spreekt, doe ik het."

   "Much--much--much. There now."

   "Nog een woord! Wat verbeeld jij je wel?"

   "Oh, you think you're mighty smart, don't you? I could lick you with one hand tied behind me, if I wanted to."

   "Je vindt je eigen nogal mooi, niet waar? Ik zou je wel met ééne hand op den grond kunnen krijgen, als ik het verkoos."

   "Well why don't you do it? You say you can do it."

   "Waarom doe je het dan niet. Je zegt altijd, dat je het kunt."

   "Well I will, if you fool with me."

   "Als je den gek met me steekt, doe ik het."

   "Oh yes--I've seen whole families in the same fix."

   "O! dat heb ik wel honderd jongens hooren zeggen."

   "Smarty! You think you're some, now, don't you? Oh, what a hat!"

   "Je denkt zeker, dat je een heele Piet bent."

   "You can lump that hat if you don't like it. I dare you to knock it off--and anybody that'll take a dare will suck eggs."

   "Wat een vieze pet heb jij op!"

    "Probeer eens, mij dien pet van het hoofd te nemen. Doe het eens!"

   "You're a liar!"

   "Je bent een lafaard."

   "You're another."

   "En jij ook."

   "You're a fighting liar and dasn't take it up."

   "Je bent een groote lafaard en je durft me niet aan."

   "Aw--take a walk!"

   "Ga eens verder, als je durft,"

   "Say--if you give me much more of your sass I'll take and bounce a rock off'n your head."

   "Als je nog meer praatjes maakt, zal ik je een slag op den kop geven."

   "Oh, of course you will."

   "Wel zeker, zul je dat?"

   "Well I will."

   "Ja, dat zal ik."

   "Well why don't you do it then? What do you keep saying you will for? Why don't you do it? It's because you're afraid."

   "Waarom doe je het dan niet? Waarom zeg je altijd, dat je het doen zult. Is het, omdat je bang bent?"

   "I ain't afraid."

   "Ik ben niet bang."

   "You are."

   "Jawel."

   "I ain't."

   "Neen."

   "You are."

   "Jawel."

   Another pause, and more eying and sidling around each other. Presently they were shoulder to shoulder. Tom said:

   Weder eene pauze. De jongens duwen gedurig meer tegen elkander aan. Zij staan al schouder tegen schouder. Tom roept:

   "Get away from here!"

   "Ga uit den weg!"

   "Go away yourself!"

   "Ga jij uit den weg."

   "I won't."

   "Ik doe het niet."

   "I won't either."

   "Ik doe het ook niet."

   So they stood, each with a foot placed at an angle as a brace, and both shoving with might and main, and glowering at each other with hate. But neither could get an advantage. After struggling till both were hot and flushed, each relaxed his strain with watchful caution, and Tom said:

   Zoo stonden zij beiden met één voet vooruit, elkander duwende dat het een aard had. Maar geen van beiden kon den ander uit den weg krijgen. Na tegen elkander aangebonsd en gestooten te hebben, totdat de zweetdroppels hun over het gezicht liepen, weken beiden voorzichtig een weinig achteruit en Tom zeide:

   "You're a coward and a pup. I'll tell my big brother on you, and he can thrash you with his little finger, and I'll make him do it, too."

   "Je bent een lafaard. Ik zal mijn oudsten broer eens op je afsturen; die kan je wel met zijn pink aan en hij zal het doen ook."

   "What do I care for your big brother? I've got a brother that's bigger than he is--and what's more, he can throw him over that fence, too." [Both brothers were imaginary.]

   "Wat kan mij je oudste broer schelen! Ik heb een broer, die nog veel grooter is dan die van jou, en die smijt jou vierkant over de schutting." (De twee broeders bestonden slechts in hunne verbeelding.)

   "That's a lie."

   "Dat is een leugen."

   "Your saying so don't make it so."

   "Iets is nog geen leugen, omdat jij het blieft te zeggen."

   Tom drew a line in the dust with his big toe, and said:

   Tom maakte eene streep in het zand met zijn grooten teen en zeide:

   "I dare you to step over that, and I'll lick you till you can't stand up. Anybody that'll take a dare will steal sheep."

   "Stap hier eens over en ik zal je een pak geven, dat je niet meer op je beenen staan kunt."

   The new boy stepped over promptly, and said:

   De nieuwe jongen stapte er dadelijk over en zeide:

   "Now you said you'd do it, now let's see you do it."

   "Nou, je zei dat je het doen zoudt; doe het dan ook."

   "Don't you crowd me now; you better look out."

   "Sar me niet; pas op!"

   "Well, you said you'd do it--why don't you do it?"

   "Wel, je zei dat je het doen zoudt. Waarom doe je 't dan niet?"

   "By jingo! for two cents I will do it."

   "Sapperloot, ik doe het voor twee centen!"

   The new boy took two broad coppers out of his pocket and held them out with derision. Tom struck them to the ground. In an instant both boys were rolling and tumbling in the dirt, gripped together like cats; and for the space of a minute they tugged and tore at each other's hair and clothes, punched and scratched each other's nose, and covered themselves with dust and glory. Presently the confusion took form, and through the fog of battle Tom appeared, seated astride the new boy, and pounding him with his fists. "Holler 'nuff!" said he.

   De nieuwe jongen haalde twee vuile centen uit zijn zak en bood die Tom met een spottend gezicht aan. Tom smeet de centen op den grond. In een oogenblik rolden en buitelden de jongens in het stof en vochten als leeuwen; een minuut lang rukten en plukten zij elkaar, trokken elkaar bij het haar en de kleeren, stompten en krabden elkander en overdekten zich met modder en lauweren. Een oogenblik later kwam er orde uit de verwarring en Tom werd uit den damp van het slagveld zichtbaar, op den nieuwen jongen gezeten en een regen van vuistslagen op hem doende nederdalen.

    "Is het nou genoeg?" vroeg hij.

   The boy only struggled to free himself. He was crying--mainly from rage.

   De jongen worstelde om van den grond op te komen. Hij schreeuwde meer uit woede dan van pijn.

   "Holler 'nuff!"--and the pounding went on.

   "Is het nou genoeg?" zeide Tom, en het kloppen ving weer aan.

   At last the stranger got out a smothered "'Nuff!" and Tom let him up and said:

   Eindelijk ontsnapte den nieuwen jongen een onderdrukt "genoeg," en Tom liet hem opstaan met de woorden:

   "Now that'll learn you. Better look out who you're fooling with next time."

   "Dat is een goede les voor je, mannetje. Ik zou je raden een volgenden keer te kijken wien je voor hebt, eer je met iemand den gek steekt."

   The new boy went off brushing the dust from his clothes, sobbing, snuffling, and occasionally looking back and shaking his head and threatening what he would do to Tom the "next time he caught him out." To which Tom responded with jeers, and started off in high feather, and as soon as his back was turned the new boy snatched up a stone, threw it and hit him between the shoulders and then turned tail and ran like an antelope. Tom chased the traitor home, and thus found out where he lived. He then held a position at the gate for some time, daring the enemy to come outside, but the enemy only made faces at him through the window and declined. At last the enemy's mother appeared, and called Tom a bad, vicious, vulgar child, and ordered him away. So he went away; but he said he "'lowed" to "lay" for that boy.

   De nieuwe jongen stond op, sloeg het stof van zijne kleederen, en liep snikkende weg, terwijl hij gedurig het hoofd omdraaide en Tom dreigde, dat hij hem een ander maal wel te pakken zou krijgen. Tom beantwoordde de dreigementen met schimpscheuten en stapte voort met hooge borst. Hij had zijn rug echter nog niet gekeerd of de nieuwe jongen nam een steen op, smeet hem dien achterna, raakte hem daarmede tusschen de schouders en rende toen weg, zoo snel als zijne beenen hem dragen konden. Tom zette den verrader na tot aan zijn huis en ontdekte alzoo waar hij woonde. Een tijdlang bleef hij bij de deur post vatten, den vijand tartende buiten te komen, maar deze hield zich schuil achter het raam, waar hij tegen Tom gezichten stond te trekken. Eindelijk kwam de moeder van den vijand voor den dag, die Tom voor een leelijken, gemeenen jongen uitschold en hem gelaste zijn biezen te pakken. Toen ging Tom heen en mompelde tusschen zijne tanden, dat de nieuwe jongen geen cent waard was.

   He got home pretty late that night, and when he climbed cautiously in at the window, he uncovered an ambuscade, in the person of his aunt; and when she saw the state his clothes were in her resolution to turn his Saturday holiday into captivity at hard labor became adamantine in its firmness.

   Hij kwam vrij laat te huis, en toen hij voorzichtig het raam insprong, viel hij in eene hinderlaag, in de persoon van zijne tante, bij wie, toen zij den staat zag, waarin zijne kleederen verkeerden, het besluit om zijn vrijen Zaterdag in een gevangenschap met dwangarbeid te veranderen, onherroepelijk vaststond.