Tom sloop voort door straten en stegen, totdat hij uit het vaarwater der terugkeerende schooljeugd was, en gaf zich toen aan zijne sombere gemoedsstemming over. Hij stak een paar malen met een schuitje een smal strookje der rivier over, omdat er onder de jeugd eene overlevering bestond, dat het oversteken van water voor vervolging bewaart. Een half uur later was hij achter het huis van de weduwe Douglas, dat op Cardiff Hill stond, verdwenen, en het schoolgebouw was nauwelijks meer in de vallei achter hem te onderkennen. Hij trad een dicht woud binnen, kroop door struiken en ongebaande wegen voort, totdat hij het midden bereikt had, waar hij zich op een mosachtig plekje onder een breedgetakten eik nederzette. Er was geen zuchtje in de lucht; de drukkende middaghitte, scheen zelfs de zingende vogels tot rust gebracht te hebben. De natuur lag in een staat van bewusteloosheid, welke door geen geluid werd verbroken, dan bijwijlen door het verwijderd gehamer van den boomspecht en dit scheen de alles doordringende stilte nog stiller en de eenzaamheid nog eenzamer te maken. De ziel van Tom was erg bedroefd en zijne gevoelens waren in volkomen overeenstemming met het hem omringend tooneel. Met de ellebogen op de knieën gesteund en de handen onder de kin, bleef hij in gepeins verzonken zitten. De aarde scheen hem op zijn best een tranendal en hij benijdde bijna Jimmy Hodges, die daaruit was verlost. Het moest zoo vreedzaam wezen, dacht hij, on voor eeuwig in droomen verzonken onder de aarde te liggen, terwijl de wind door de boomen ruischt en het gras en de bloemen kuste, en er niets meer was om zich over te kwellen en te bedroeven. Indien hij slechts een goed getuigenis van de zondagsschool kon mede krijgen, zou hij volgaarne willen optrekken en met dit leven niets meer te maken hebben. En wat nu dit meisje betreft,--wat had hij gedaan? Niets. Hij had het goed met haar voorgehad en was als een hond behandeld, ja, als een hond. Eens zou het haar berouwen, wellicht wanneer het te laat was. O, indien hij slechts tijdelijk mocht sterven.
TOM dodged hither and thither through lanes until he was well out of the track of returning scholars, and then fell into a moody jog. He crossed a small "branch" two or three times, because of a prevailing juvenile superstition that to cross water baffled pursuit. Half an hour later he was disappearing behind the Douglas mansion on the summit of Cardiff Hill, and the school-house was hardly distinguishable away off in the valley behind him. He entered a dense wood, picked his pathless way to the centre of it, and sat down on a mossy spot under a spreading oak. There was not even a zephyr stirring; the dead noonday heat had even stilled the songs of the birds; nature lay in a trance that was broken by no sound but the occasional far-off hammering of a wood-pecker, and this seemed to render the pervading silence and sense of loneliness the more profound. The boy's soul was steeped in melancholy; his feelings were in happy accord with his surroundings. He sat long with his elbows on his knees and his chin in his hands, meditating. It seemed to him that life was but a trouble, at best, and he more than half envied Jimmy Hodges, so lately released; it must be very peaceful, he thought, to lie and slumber and dream forever and ever, with the wind whispering through the trees and caressing the grass and the flowers over the grave, and nothing to bother and grieve about, ever any more. If he only had a clean Sunday-school record he could be willing to go, and be done with it all. Now as to this girl. What had he done? Nothing. He had meant the best in the world, and been treated like a dog--like a very dog. She would be sorry some day--maybe when it was too late. Ah, if he could only die temporarily!
Doch het veerkrachtig gemoed der jeugd blijft niet lang in een kunstmatig opgeschroefden staat van droefheid en moedeloosheid. Weldra werd Tom onmerkbaar tot de bemoeiingen van dit leven teruggevoerd. Als hij de wereld eens den rug toekeerde en geheimzinnig verdween? Als hij eens heenging--ver,--ver weg, in onbekende landen over de zee--en nooit terugkwam? Hoe zou zij zich dan wel gevoelen? Het denkbeeld van clown te worden kwam hem ook weder voor den geest, doch alleen om hem met afschuw te vervullen. Want, was het zich moeten bezighouden met grappen en kluchten en met gouden sterretjes bezaaide tricots niet eene beleediging voor een geest, die omhooggestegen was naar het onbestemde, verheven rijk van het onbegrijpelijke. Neen, hij zou soldaat worden, en na jaren en jaren van krijg voeren, het strijden moe, met roem beladen wederkeeren. Neen, nog beter; hij zou zich bij de Indianen en buffeljagers voegen en het oorlogspad betreden in de bergen, in de onmetelijke, ongebaande vlakten van het verre Westen en later terugkeeren als een groot opperhoofd, getooid met schitterende vederen en afzichtelijk met verf besmeerd--en hij zou op een zomerschen sabbatmorgen met eene hooge borst de zondagsschool binnentreden en daar een krijgsgeschreeuw aanheffen, dat zijne makkers het bloed in de aderen deed stollen en hen doen verteren van jaloezie. Ook dat niet; er was iets nog grootscher dan dit. Hij zou zeeroover worden. Ja, dat was het! Nu lag de toekomst duidelijk voor hem, schitterend van ondenkbare pracht. Zijn naam zou de aarde vervullen en de volkeren doen beven. Hoe roemrijk zou hij de woedende zeeën ploegen met zijn snelvarend, zwart gekleurd roofschip, "De Geest van den Storm," welks schrikaanjagende vlag grimmig van de voorplecht zou wapperen. En wanneer hij het toppunt van roem had bereikt, zou hij op eens in het oude stadje terugkomen en de kerk binnen stappen met een door storm en onweer gebruinde huid, in een zwartfluweelen wambuis en wijde broek, met hooge kaplaarzen, donkerroode sjerp en met zware pistolen gevulden gordel en een in misdaad geroesten hartsvanger aan de zijde. En zijn hoofd zou bedekt zijn met een diep in de oogen gedrukten hoed, met een wuivenden vederbos getooid, en in de hand zou hij dragen zijn ontplooide banier, die met een schedel en gekruiste doodsbeenderen beschilderd zou zijn, en met namelooze verrukking zouden zijne ooren het gefluister vernemen: "Dit is Tom Sawyer, de zeeroover, de schrik der Spaansche zee!"
But the elastic heart of youth cannot be compressed into one constrained shape long at a time. Tom presently began to drift insensibly back into the concerns of this life again. What if he turned his back, now, and disappeared mysteriously? What if he went away--ever so far away, into unknown countries beyond the seas--and never came back any more! How would she feel then! The idea of being a clown recurred to him now, only to fill him with disgust. For frivolity and jokes and spotted tights were an offense, when they intruded themselves upon a spirit that was exalted into the vague august realm of the romantic. No, he would be a soldier, and return after long years, all war-worn and illustrious. No--better still, he would join the Indians, and hunt buffaloes and go on the warpath in the mountain ranges and the trackless great plains of the Far West, and away in the future come back a great chief, bristling with feathers, hideous with paint, and prance into Sunday-school, some drowsy summer morning, with a blood-curdling war-whoop, and sear the eyeballs of all his companions with unappeasable envy. But no, there was something gaudier even than this. He would be a pirate! That was it! now his future lay plain before him, and glowing with unimaginable splendor. How his name would fill the world, and make people shudder! How gloriously he would go plowing the dancing seas, in his long, low, black-hulled racer, the Spirit of the Storm, with his grisly flag flying at the fore! And at the zenith of his fame, how he would suddenly appear at the old village and stalk into church, brown and weather-beaten, in his black velvet doublet and trunks, his great jack-boots, his crimson sash, his belt bristling with horse-pistols, his crime-rusted cutlass at his side, his slouch hat with waving plumes, his black flag unfurled, with the skull and crossbones on it, and hear with swelling ecstasy the whisperings, "It's Tom Sawyer the Pirate!--the Black Avenger of the Spanish Main!"
Ja, zijn plan stond vast, zijn loopbaan was aangewezen. Hij zou van huis wegloopen en zoo spoedig mogelijk zijn nieuw beroep ter hand nemen, hij zou morgen vertrekken en daarom oogenblikkelijk met het maken van de noodige toebereidselen aanvangen en zijne bezittingen bijeenverzamelen. Te dien einde liep hij naar een verrotte houtmijt, welke in de nabijheid stond en begon die met zijn mes aan de eene zijde te ondergraven. Spoedig stootte hij op een stuk hout dat hol klonk, legde zijn hand daarop en sprak met nadruk het volgende tooverformulier uit:
Yes, it was settled; his career was determined. He would run away from home and enter upon it. He would start the very next morning. Therefore he must now begin to get ready. He would collect his resources together. He went to a rotten log near at hand and began to dig under one end of it with his Barlow knife. He soon struck wood that sounded hollow. He put his hand there and uttered this incantation impressively:
"Wat nog niet hier is, kome! Wat hier is blijve!"
"What hasn't come here, come! What's here, stay here!"
Toen schraapte hij de aarde weg en er kwam een steen voor den dag. Deze werd weggenomen en daar vertoonde zich een keurig schatkamertje, welks bodem en zijwanden van opeengehoopte steentjes gemaakt waren en waarin een knikker lag. Verbaasd staarde Tom den knikker aan. Hij krabde het hoofd en zeide:
Then he scraped away the dirt, and exposed a pine shingle. He took it up and disclosed a shapely little treasure-house whose bottom and sides were of shingles. In it lay a marble. Tom's astonishment was bound-less! He scratched his head with a perplexed air, and said:
"Wel, is het mogelijk!"
"Well, that beats anything!"
Toen duwde hij den knikker gemelijk weg en bleef in gedachten verzonken staan.--Wat was er gebeurd? De zaak was deze: Tom bemerkte, dat hij zich in iets, hetgeen hij en zijne makkers steeds als eene onfeilbare zekerheid hadden beschouwd, bedrogen had. Hij geloofde dat, wanneer een knikker met de noodige bezweringen werd begraven en dan een dag of veertien rustig in den schoot der aarde gelaten en daarna met de tooverwoorden die hij juist had uitgesproken, weer opgegraven werd, men al de knikkers, die men ooit verloren had, daar in dien tusschentijd bijeengekomen zou vinden, hoe wijd zij ook over de wereld verspreid mochten zijn. Tom's vertrouwen in dit bijgeloof was tot op zijn fondamenten geschokt. Hij had menigmaal gehoord, dat deze proef gelukt, maar nooit dat zij mislukt was. Het kwam niet in hem op, dat hij het verscheidene malen te voren beproefd had, maar dat hij de plaats, waar hij de knikkers had verborgen, nooit had kunnen vinden. Hij dacht zich half suf over de zaak en kwam eindelijk tot het besluit, dat er een heks tusschenbeide was gekomen, die de betoovering verbroken had. Toch wilde hij zich op dit punt overtuigen en zocht, totdat hij een klein zanderig plekje met een trechtervormig indruksel gevonden had. Hij legde zich naast dat plekje op den grond, met den mond vlak op het indruksel en riep:
Then he tossed the marble away pettishly, and stood cogitating. The truth was, that a superstition of his had failed, here, which he and all his comrades had always looked upon as infallible. If you buried a marble with certain necessary incantations, and left it alone a fortnight, and then opened the place with the incantation he had just used, you would find that all the marbles you had ever lost had gathered themselves together there, meantime, no matter how widely they had been separated. But now, this thing had actually and unquestionably failed. Tom's whole structure of faith was shaken to its foundations. He had many a time heard of this thing succeeding but never of its failing before. It did not occur to him that he had tried it several times before, himself, but could never find the hiding-places afterward. He puzzled over the matter some time, and finally decided that some witch had interfered and broken the charm. He thought he would satisfy himself on that point; so he searched around till he found a small sandy spot with a little funnel-shaped depression in it. He laid himself down and put his mouth close to this depression and called--
"Kevertje, kevertje, zeg mij wat ik weten moet!
Kevertje, kevertje, zeg mij wat ik weten moet!"
"Doodle-bug, doodle-bug, tell me what I want to know! Doodle-bug, doodle-bug, tell me what I want to know!"
Het zand begon te werken en voor een oogenblik kwam er een zwart kevertje voor den dag, dat echter spoedig doodelijk verschrikt wegholde.
The sand began to work, and presently a small black bug appeared for a second and then darted under again in a fright.
"Hij zegt niets! Dus was het een toovenaar, die het gedaan heeft. Ik dacht het wel."
"He dasn't tell! So it was a witch that done it. I just knowed it."
Tom wist wel hoe weinig het baatte tegen heksen te strijden en gaf het plan ontmoedigd op. Doch daar schoot hem in de gedachten, dat hij den knikker, dien hij juist had weggeworpen, toch wel gaarne terug zou hebben, en ging hem dus geduldig zoeken. Helaas! hij kon hem niet meer vinden. Toen keerde hij naar zijn schatkamer terug en zette zich behoedzaam neder in dezelfde houding, als toen hij den knikker had weggeduwd. Daarop nam hij een anderen knikker uit den zak, slingerde dien eveneens weg en riep:
He well knew the futility of trying to contend against witches, so he gave up discouraged. But it occurred to him that he might as well have the marble he had just thrown away, and therefore he went and made a patient search for it. But he could not find it. Now he went back to his treasure-house and carefully placed himself just as he had been standing when he tossed the marble away; then he took another marble from his pocket and tossed it in the same way, saying:
"Broeder, ga uw broeder halen!"
"Brother, go find your brother!"
Hij zag waar de knikker zou stilhouden en ging derwaarts om hem na te kijken. Doch het speeltuig was niet ver genoeg of te ver gerold; dus wendde hij een tweede poging aan. Deze laatste werd met een goeden uitslag bekroond, want de beide knikkers lagen omtrent een duim van elkaar af.
He watched where it stopped, and went there and looked. But it must have fallen short or gone too far; so he tried twice more. The last repetition was successful. The two marbles lay within a foot of each other.
Juist op dat oogenblik verhief zich door het groene gewelf des wouds het geschal van een tinnen trompet. In een oogenblik had Tom buis en broek uitgetrokken, van zijne bretels een gordel gemaakt, eenige takken achter de mijt bijeen vergaard, een ruwen pijl, een boog, een houten zwaard en een trompet voor den dag gehaald en was, met deze zaken beladen, blootbeens en in een fladderend hemd weggeijld. Onder een grooten olmboom hield hij stil, beantwoordde het trompetgeschal en begon op zijne teenen loopende, omzichtig in alle richtingen rond te kijken. Toen riep hij zacht tot een denkbeeldigen makker:
Just here the blast of a toy tin trumpet came faintly down the green aisles of the forest. Tom flung off his jacket and trousers, turned a suspender into a belt, raked away some brush behind the rotten log, disclosing a rude bow and arrow, a lath sword and a tin trumpet, and in a moment had seized these things and bounded away, barelegged, with fluttering shirt. He presently halted under a great elm, blew an answering blast, and then began to tiptoe and look warily out, this way and that. He said cautiously--to an imaginary company:
"Halt, grappenmaker! Houd u schuil, tot ik blaas."
"Hold, my merry men! Keep hid till I blow."
Daar verscheen Joe Harper, even luchtig gekleed en zwaar gewapend als Tom. Deze riep:
Now appeared Joe Harper, as airily clad and elaborately armed as Tom. Tom called:
"Halt! Wie komt hier in de wouden van Sherwood zonder vrijgeleide?"
"Hold! Who comes here into Sherwood Forest without my pass?"
"Guy van Guisborne heeft niemands vrijgeleide noodig. Wie zijt gij, dat ...?"
"Guy of Guisborne wants no man's pass. Who art thou that--that--"
"Dat gij dus durft spreken," vulde Tom aan, want de knapen waren bezig eene plaats uit een boek op te zeggen.
"Dares to hold such language," said Tom, prompting--for they talked "by the book," from memory.
"Wie zijt gij, dat ge dus durft spreken?"
"Who art thou that dares to hold such language?"
"Ik? Wel, ik ben Robin Hood, zooals uw schavuitengeraamte spoedig zal bemerken."
"I, indeed! I am Robin Hood, as thy caitiff carcase soon shall know."
"Dan zijt gij waarlijk de beruchte bandiet! Zeer aangenaam zal het mij zijn met u over den vrijen doortocht door deze wouden te twisten."
"Then art thou indeed that famous outlaw? Right gladly will I dispute with thee the passes of the merry wood. Have at thee!"
"Pas op!" Zij trokken hunne houten zwaarden, wierpen hunne andere wapenen op den grond en begonnen een ernstig en bedaard tweegevecht.
They took their lath swords, dumped their other traps on the ground, struck a fencing attitude, foot to foot, and began a grave, careful combat, "two up and two down." Presently Tom said:
"Kom," zeide Tom, "als gij goed slaags zijt geraakt, zet het dan met kracht door."
"Now, if you've got the hang, go it lively!"
En zij zetten het met kracht door, totdat zij hijgden en zweetten van inspanning. Eindelijk zeide Tom:
So they "went it lively," panting and perspiring with the work. By and by Tom shouted:
"Val! val! Waarom val je niet?"
"Fall! fall! Why don't you fall?"
"Ik doe het niet. Waarom val je zelf niet? Je bent er het ergste aan toe."
"I sha'n't! Why don't you fall yourself? You're getting the worst of it."
"Wel, dat behoort zoo niet. Ik kan niet vallen. Dat staat niet in het boek. Het boek zegt: "'Toen viel hij Guy van Guisborne van achteren aan en sloeg hem neder.' Nu moet gij u omkeeren en mij u in den rug laten treffen."
"Why, that ain't anything. I can't fall; that ain't the way it is in the book. The book says, 'Then with one back-handed stroke he slew poor Guy of Guisborne.' You're to turn around and let me hit you in the back."
Tegen dit gezag viel niet te twisten en Joe keerde zich om, ontving den slag en viel.
There was no getting around the authorities, so Joe turned, received the whack and fell.
"Nu," zeide hij, toen hij weder opstond, "Nu moet gij mij u laten doodmaken; dat is eerlijk."
"Now," said Joe, getting up, "you got to let me kill you. That's fair."
"Wel, dat kan ik niet doen. Dat staat niet in het boek."
"Why, I can't do that, it ain't in the book."
"Zoo, dat is gemeen."
"Well, it's blamed mean--that's all."
"Hoor eens, Joe, je moogt Tuck de monnik of Muck de zoon van den molenaar zijn en mij met een knuppel afrossen, of ik zal de Sherif van Nottingham zijn en jij Robin Hood, dan zul je mij doodmaken."
"Well, say, Joe, you can be Friar Tuck or Much the miller's son, and lam me with a quarter-staff; or I'll be the Sheriff of Nottingham and you be Robin Hood a little while and kill me."
Dit werd goedgekeurd en deze tafereelen uit het boek werden vertoond. Toen werd Tom weder Robin Hood en de verraderlijke non liet hem doodbloeden door zijne wond te verwaarloozen. Joe, die een geheele bende roovers voorstelde, trok hem onder het aanheffen van klaagliederen voort, legde hem zijn boog in de zwakke handen en Tom zeide: "Waar deze pijl zal vallen, begraaf daar den armen Robin Hood onder den groenen boom." Toen werd de pijl afgeschoten en Robin Hood viel op den rug en zou gestorven zijn, indien hij niet op een brandnetel terechtgekomen en voor een lijk wat al te vlug opgesprongen was.
This was satisfactory, and so these adventures were carried out. Then Tom became Robin Hood again, and was allowed by the treacherous nun to bleed his strength away through his neglected wound. And at last Joe, representing a whole tribe of weeping outlaws, dragged him sadly forth, gave his bow into his feeble hands, and Tom said, "Where this arrow falls, there bury poor Robin Hood under the greenwood tree." Then he shot the arrow and fell back and would have died, but he lit on a nettle and sprang up too gaily for a corpse.
Daarop kleedden de knapen zich weder aan, borgen hunne zonderlinge wapenrusting weder op en gingen naar huis, vol spijt dat zij geene wezenlijke roovers waren, terwijl zij zich verbaasd afvraagden, in welk opzicht toch de moderne beschaving het verlies van de roovers vergoedde. Het eindresultaat was, dat zij verklaarden liever een jaar lang bandieten in de wouden van Sherwood, dan voor altijd President van de Vereenigde Staten te willen zijn.
The boys dressed themselves, hid their accoutrements, and went off grieving that there were no outlaws any more, and wondering what modern civilization could claim to have done to compensate for their loss. They said they would rather be outlaws a year in Sherwood Forest than President of the United States forever.