De lotgevallen van Tom Sawyer

The Adventures of Tom Sawyer

   HOOFDSTUK XXXIII.

   CHAPTER XXXIII

   Binnen een paar minuten was de tijding wijd en zijd verspreid en waren er al een dozijn bootslieden op weg naar de Douglasgrot, op de hielen gevolgd door het propvolle veerbootje. Tom Sawyer zat in een schuitje met den heer Thatcher.

   WITHIN a few minutes the news had spread, and a dozen skiff-loads of men were on their way to McDougal's cave, and the ferryboat, well filled with passengers, soon followed. Tom Sawyer was in the skiff that bore Judge Thatcher.

   Toen de deur der grot geopend werd, vertoonde zich in de donkere plaats een droevig schouwspel. Injun Joe lag dood op den grond uitgestrekt, met zijn gezicht naar de deur, alsof zijne smeekende oogen tot het laatste toe, op het licht en de vroolijkheid der buitenwereld gericht waren geweest. Tom was zeer getroffen: immers hij wist bij ondervinding hoeveel deze ongelukkige moest geleden hebben. Doch hoeveel medelijden hij ook met hem mocht gevoelen, werd hem, bij het aanschouwen van Injuns lijk, een pak van het hart genomen, en nu eerst gevoelde hij, welk een loodzwaren last van ellende hij getorst had, sedert hij zijne stem tegen dien bloeddorstigen kleurling verheven had.

   When the cave door was unlocked, a sorrowful sight presented itself in the dim twilight of the place. Injun Joe lay stretched upon the ground, dead, with his face close to the crack of the door, as if his longing eyes had been fixed, to the latest moment, upon the light and the cheer of the free world outside. Tom was touched, for he knew by his own experience how this wretch had suffered. His pity was moved, but nevertheless he felt an abounding sense of relief and security, now, which revealed to him in a degree which he had not fully appreciated before how vast a weight of dread had been lying upon him since the day he lifted his voice against this bloody-minded outcast.

   Injun Joe's zakmes lag met gebroken lemmer vlak bij zijn lijk. Van den zwaren balk, waarop de deur rustte, waren met eindelooze inspanning, stukken afgehakt en aan splinters gesneden;--vruchtelooze arbeid, want onder den balk lag een reusachtig rotsblok en tegen dien onbuigzamen hinderpaal vermocht het mes niets en brak het lemmer. En zelfs al had die steenen versperring er niet gelegen, zoo zou Injun Joe toch vergeefsch werk verricht hebben, want indien het hem al gelukt was, den balk geheel aan spaanders te snijden, zou hij zijn lichaam toch niet onder de deur hebben kunnen heen persen, en dat wist hij. Toch had hij zijn krachten op den balk beproefd, alleen maar om de vervelende uren door te komen en zijne gemartelde leden te kunnen gebruiken. Gewoonlijk waren er een half dozijn eindjes kaars in de spleten bij den ingang te vinden, door de bezichtigers der grot achtergelaten; maar thans was er geen enkel te zien. De gevangene had ze opgezocht en opgegeten! Hij was er ook in geslaagd een paar vleermuizen te vangen, die hij eveneens had verslonden en waarvan alleen de klauwen waren overgelaten. De ongelukkige was den hongerdood gestorven! Op eene plek in zijne nabijheid, had zich in den loop der jaren, door het droppelen van het water, een stalagmiet gevormd. Dezen had de gevangene vernield en op de plaats waar hij gestaan had, een steentje neergezet, waarin hij een gaatje had geboord, om er den kostbaren droppel in op te vangen, die iedere twintig minuten, met de vreeselijke regelmaat van het getik eener klok, naar beneden viel; in de vier en twintig uren niet meer dan een dessertlepeltje vol. Die droppel viel er reeds, toen de Pyramiden waren voltooid; toen Troje onderging; toen de fondamenten van Rome werden gelegd; toen Christus gekruisigd werd; toen de Veroveraar naar Brittannië zeilde.

   Injun Joe's bowie-knife lay close by, its blade broken in two. The great foundation-beam of the door had been chipped and hacked through, with tedious labor; useless labor, too, it was, for the native rock formed a sill outside it, and upon that stubborn material the knife had wrought no effect; the only damage done was to the knife itself. But if there had been no stony obstruction there the labor would have been useless still, for if the beam had been wholly cut away Injun Joe could not have squeezed his body under the door, and he knew it. So he had only hacked that place in order to be doing something--in order to pass the weary time--in order to employ his tortured faculties. Ordinarily one could find half a dozen bits of candle stuck around in the crevices of this vestibule, left there by tourists; but there were none now. The prisoner had searched them out and eaten them. He had also contrived to catch a few bats, and these, also, he had eaten, leaving only their claws. The poor unfortunate had starved to death. In one place, near at hand, a stalagmite had been slowly growing up from the ground for ages, builded by the water-drip from a stalactite overhead. The captive had broken off the stalagmite, and upon the stump had placed a stone, wherein he had scooped a shallow hollow to catch the precious drop that fell once in every three minutes with the dreary regularity of a clock-tick--a dessertspoonful once in four and twenty hours. That drop was falling when the Pyramids were new; when Troy fell; when the foundations of Rome were laid; when Christ was crucified; when the Conqueror created the British empire; when Columbus sailed; when the massacre at Lexington was "news."

   It is falling now; it will still be falling when all these things shall have sunk down the afternoon of history, and the twilight of tradition, and been swallowed up in the thick night of oblivion. Has everything a purpose and a mission? Did this drop fall patiently during five thousand years to be ready for this flitting human insect's need? and has it another important object to accomplish ten thousand years to come? No matter. It is many and many a year since the hapless half-breed scooped out the stone to catch the priceless drops, but to this day the tourist stares longest at that pathetic stone and that slow-dropping water when he comes to see the wonders of McDougal's cave. Injun Joe's cup stands first in the list of the cavern's marvels; even "Aladdin's Palace" cannot rival it.

   Injun Joe werd aan den ingang der grot begraven en uren in den omtrek stroomden de menschen, in booten en rijtuigen, uit steden, dorpen en gehuchten, naar de plaats toe. Zij brachten hunne kinderen met zich, alsook wagens met proviand--en gingen naar huis, met de bekentenis op de lippen, dat zij, bij de begrafenis van den moordenaar evenveel genot gesmaakt hadden, als wanneer zij hem hadden zien hangen.

   Injun Joe was buried near the mouth of the cave; and people flocked there in boats and wagons from the towns and from all the farms and hamlets for seven miles around; they brought their children, and all sorts of provisions, and confessed that they had had almost as satisfactory a time at the funeral as they could have had at the hanging.

   This funeral stopped the further growth of one thing--the petition to the governor for Injun Joe's pardon. The petition had been largely signed; many tearful and eloquent meetings had been held, and a committee of sappy women been appointed to go in deep mourning and wail around the governor, and implore him to be a merciful ass and trample his duty under foot. Injun Joe was believed to have killed five citizens of the village, but what of that? If he had been Satan himself there would have been plenty of weaklings ready to scribble their names to a pardon-petition, and drip a tear on it from their permanently impaired and leaky water-works.

   De ochtend na de begrafenis nam Tom Huck met zich naar eene eenzame plaats, om hem iets zeer gewichtigs mede te deelen. Huck had door den boschwachter en de weduwe Douglas alles van Toms avontuur vernomen; maar Tom beweerde, dat er iets was, dat zij hem niet verteld hadden, en over dat verzwegene wenschte hij hem nu te spreken. Hucks gelaat betrok en hij zeide:

   The morning after the funeral Tom took Huck to a private place to have an important talk. Huck had learned all about Tom's adventure from the Welshman and the Widow Douglas, by this time, but Tom said he reckoned there was one thing they had not told him; that thing was what he wanted to talk about now. Huck's face saddened. He said:

   "Ik weet, wat het is. Je bent op 'nommer twee' geweest en hebt niets dan brandewijn gevonden. Niemand heeft mij verteld dat jij het waart, maar ik wist dat jij het moest geweest zijn, zoodra ik over die 'brandewijn-zaak' hoorde spreken. En ik wist, dat jij het geld niet hadt, anders zou je het mij wel op de een of andere wijze hebben doen weten, al had je er met niemand anders over gesproken. Tom, ik heb altijd wel gedacht, dat wij dien buit nooit zouden machtig worden."

   "I know what it is. You got into No. 2 and never found anything but whiskey. Nobody told me it was you; but I just knowed it must 'a' ben you, soon as I heard 'bout that whiskey business; and I knowed you hadn't got the money becuz you'd 'a' got at me some way or other and told me even if you was mum to everybody else. Tom, something's always told me we'd never get holt of that swag."

   "Wel, Huck, ik heb nooit met iemand over dien kroeghouder gesproken. Je weet, dat het op den Zaterdag van de pic-nic in zijne herberg nog in orde was. Herinner je je niet, dat jij er dien nacht zoudt waken?"

   "Why, Huck, I never told on that tavern-keeper. You know his tavern was all right the Saturday I went to the picnic. Don't you remember you was to watch there that night?"

   "O, jawel! Het was dezelfde nacht, waarin ik Injun Joe naar de weduwe volgde."

   "Oh yes! Why, it seems 'bout a year ago. It was that very night that I follered Injun Joe to the widder's."

   "Ben je hem gevolgd?"

   "You followed him?"

   "Ja! maar je moet je mond houden. Ik weet zeker, dat er nog vrienden van Injun Joe hier in den omtrek zijn, en ik heb geen zin om door dezen zuur aangezien en gemeen behandeld te worden. Indien ik er niet geweest was, zou hij nu goed en wel in Texas zitten".

   "Yes--but you keep mum. I reckon Injun Joe's left friends behind him, and I don't want 'em souring on me and doing me mean tricks. If it hadn't ben for me he'd be down in Texas now, all right."

   Toen vertelde Huck zijn geheele avontuur aan Tom, die alleen nog maar dat gedeelte gehoord had, waarin de boschwachter was betrokken.

   Then Huck told his entire adventure in confidence to Tom, who had only heard of the Welshman's part of it before.

   "Ja," zeide Huck, op de hoofdzaak terugkomende, "hij die den brandewijn in 'nommer twee' gekaapt heeft, die heeft ook het geld weggenomen; in allen gevalle is 't voor ons verkeken."

   "Well," said Huck, presently, coming back to the main question, "whoever nipped the whiskey in No. 2, nipped the money, too, I reckon--anyways it's a goner for us, Tom."

   "Huck, dat geld is nog altijd op 'nommer twee' gebleven."

   "Huck, that money wasn't ever in No. 2!"

   "Wat zeg je?" Huck zag zijn makker scherp aan. "Hebt je het spoor van den schat teruggevonden, Tom?"

   "What!" Huck searched his comrade's face keenly. "Tom, have you got on the track of that money again?"

   "Huck, hij is in de grot."

   "Huck, it's in the cave!"

   Hucks oogen schitterden.

   Huck's eyes blazed.

   "Zeg het nog eens, Tom!"

   "Say it again, Tom."

   "Het geld is in de grot!"

   "The money's in the cave!"

   "Tom,--zeg, meen je 't, of meen je 't niet?"

   "Tom--honest injun, now--is it fun, or earnest?"

   "Ik meen het, Huck, en ik zeg het in allen ernst. Wil je er met mij heen gaan en mij helpen het er uit te halen?"

   "Earnest, Huck--just as earnest as ever I was in my life. Will you go in there with me and help get it out?"

   "Waarachtig wil ik dat! Ik wil het, als wij er onzen weg kunnen vinden zonder gevaar van te verdwalen."

   "I bet I will! I will if it's where we can blaze our way to it and not get lost."

   "Dat zal heel gemakkelijk gaan, Huck."

   "Huck, we can do that without the least little bit of trouble in the world."

   "Waarom denk je, dat het geld in....?"

   "Good as wheat! What makes you think the money's--"

   "Huck wacht totdat wij er zijn. Als wij het er niet vinden krijg je mijn trom en alles wat ik in de wereld bezit. Waarachtig, dat krijg je."

   "Huck, you just wait till we get in there. If we don't find it I'll agree to give you my drum and every thing I've got in the world. I will, by jings."

   "Best;--dat blijft afgesproken. Wanneer zullen we gaan?"

   "All right--it's a whiz. When do you say?"

   "Nu dadelijk, als je 't goedvindt. Ben je sterk genoeg?"

   "Right now, if you say it. Are you strong enough?"

   "Is het diep in de grot? Ik ben pas een dag of drie, vier op de been en ik kan, geloof ik, niet veel verder dan een half uur loopen, Tom."

   "Is it far in the cave? I ben on my pins a little, three or four days, now, but I can't walk more'n a mile, Tom--least I don't think I could."

   "Als wij den weg volgen, die iedereen gaat, is het omstreeks drie uren gaans, maar ik weet een veel korteren, dien niemand kent. Huck, ik zal je er been brengen in een bootje. Ik zal het bootje hierheen roeien en ik zal alleen weer teruggaan. Je hoeft er je hand niet om te verleggen."

   "It's about five mile into there the way anybody but me would go, Huck, but there's a mighty short cut that they don't anybody but me know about. Huck, I'll take you right to it in a skiff. I'll float the skiff down there, and I'll pull it back again all by myself. You needn't ever turn your hand over."

   "Laat ons dan aanstonds maar vertrekken, Tom."

   "Less start right off, Tom."

   "Best. Wij hebben wat brood en vleesch noodig, benevens onze pijpen en een paar zakjes en een stuk of drie vliegertouwen en eenige van die nieuwerwetsche dingen, die ze lucifers noemen. Ik zeg je, dat ik wat gegeven had, als ik die gehad had, toen ik laatst in de grot was."

   "All right. We want some bread and meat, and our pipes, and a little bag or two, and two or three kite-strings, and some of these new-fangled things they call lucifer matches. I tell you, many's the time I wished I had some when I was in there before."

   Even na twaalven namen de knapen een klein bootje in beslag, van een schipper die van huis was, en begaven zich onmiddellijk op weg. Toen zij op eenigen afstand van de "Holle Grot" waren, zeide Tom:

   A trifle after noon the boys borrowed a small skiff from a citizen who was absent, and got under way at once. When they were several miles below "Cave Hollow," Tom said:

   "Je ziet, dat die steile oeverkant langs de 'Holle Grot' er overal gelijk uitziet; geen huizen, geen houtwerven, niets dan kreupelhout. Maar zie je die witte plek daarginds, waar een aardstorting is geweest? Nu dat is een van mijn teekenen. Daar zullen wij aan wal gaan."

   "Now you see this bluff here looks all alike all the way down from the cave hollow--no houses, no wood-yards, bushes all alike. But do you see that white place up yonder where there's been a landslide? Well, that's one of my marks. We'll get ashore, now."

   Zij gingen aan wal.

   They landed.

   "Op deze plaats, Huck, zou je het hol, waar ik uitgekropen ben, met een hengelroede kunnen aanraken. Zie eens, of je het vinden kunt."

   "Now, Huck, where we're a-standing you could touch that hole I got out of with a fishing-pole. See if you can find it."

   Huck keek naar alle kanten en vond niets. Tom stapte met hooge borst naar een dicht boschje van sumakhout en zeide:

   Huck searched all the place about, and found nothing. Tom proudly marched into a thick clump of sumach bushes and said:

   "Hier is het, Huck; het is het aardigste holletje uit de gansche streek. Je moet het niet verklappen. Ik heb al lang zin gehad om roover te worden, maar ik wist, dat ik eerst zoo'n ding moest hebben als dit;--maar dat te vinden, daar zat het hem! Nu hebben wij het en wij zullen het alleen aan Joe Harper en Ben Rogers vertellen, want die zullen natuurlijk tot de bende behooren, anders zouden wij er niets aan hebben. De 'Bende van Tom Sawyer,' klinkt prachtig; doet het niet, Huck?"

   "Here you are! Look at it, Huck; it's the snuggest hole in this country. You just keep mum about it. All along I've been wanting to be a robber, but I knew I'd got to have a thing like this, and where to run across it was the bother. We've got it now, and we'll keep it quiet, only we'll let Joe Harper and Ben Rogers in--because of course there's got to be a Gang, or else there wouldn't be any style about it. Tom Sawyer's Gang--it sounds splendid, don't it, Huck?"

   "Ja, Tom, 't klinkt best. En wie zullen we bestelen?"

   "Well, it just does, Tom. And who'll we rob?"

   "Wel, iedereen. Verdwaalde lui;--dat is zoo de gewoonte."

   "Oh, most anybody. Waylay people--that's mostly the way."

   "En ze doodmaken?"

   "And kill them?"

   "Neen, niet altijd. Ze in de grot opsluiten, totdat zij een losprijs betaald hebben."

   "No, not always. Hive them in the cave till they raise a ransom."

   "Wat is een losprijs."

   "What's a ransom?"

   "Geld. Je laat ze alles wat zij van hun vrienden krijgen kunnen, bijeengaren, en als ze dat, nadat je ze een jaar gehouden hebt, niet kunnen geven, maak je ze dood. Dat is zoo de gewone manier. Alleen de vrouwen worden niet vermoord. Die sluit je op, maar je vermoordt ze niet. Zij zijn altijd mooi en rijk en vreeselijk bang. Je berooft ze van haar horloges en dingen, maar je neemt in haar bijzijn altijd je hoed van je hoofd en spreekt beleefd tegen haar. Er zijn geen beleefder lui dan roovers, dat staat in alle boeken. De vrouwen gaan van je houden, en als ze een dag of veertien in de grot geweest zijn, houden ze op met schreien en dan kun je ze niet meer kwijtraken. Als je ze wegjoegt, zouden zij dadelijk omkeeren en terugkeeren. Dat kun je in alle rooversgeschiedenissen lezen."

   "Money. You make them raise all they can, off'n their friends; and after you've kept them a year, if it ain't raised then you kill them. That's the general way. Only you don't kill the women. You shut up the women, but you don't kill them. They're always beautiful and rich, and awfully scared. You take their watches and things, but you always take your hat off and talk polite. They ain't anybody as polite as robbers--you'll see that in any book. Well, the women get to loving you, and after they've been in the cave a week or two weeks they stop crying and after that you couldn't get them to leave. If you drove them out they'd turn right around and come back. It's so in all the books."

   "Jongens, dat is mij een leventje, Tom. Ik geloof, dat het prettiger is dan zeeroover te zijn.

   "Why, it's real bully, Tom. I believe it's better'n to be a pirate."

   "Ja; en 't is in sommige opzichten beter ook, omdat het dicht is bij huis, en bij de paardenspellen en alles."

   "Yes, it's better in some ways, because it's close to home and circuses and all that."

   Thans waren de jongens gereed en zij stapten, Tom in de voorhoede, de grot binnen. Zij kropen het gat door, maakten hunne aaneengebonden vliegertouwen aan een rotsblok vast en gingen verder. Weldra waren zij bij de bron, en het gezicht van die plaats joeg Tom eene rilling door de leden. Hij toonde Huck het overblijfsel van een kaarspit, op een stukje klei tegen den muur en beschreef hem, hoe hij en Becky de vlam hadden zien worstelen en sterven.

   By this time everything was ready and the boys entered the hole, Tom in the lead. They toiled their way to the farther end of the tunnel, then made their spliced kite-strings fast and moved on. A few steps brought them to the spring, and Tom felt a shudder quiver all through him. He showed Huck the fragment of candle-wick perched on a lump of clay against the wall, and described how he and Becky had watched the flame struggle and expire.

   De knapen begonnen nu te fluisteren, want de stilte en de duisternis der plaats maakten hen een weinig benauwd. Zij gingen voort en traden de gangen in die Tom aanwees, totdat zij den valput bereikten. Hunne waskaarsen brachten hen tot de ontdekking, dat het geen echte afgrond was, maar slechts eene steile helling van klei, omstreeks twintig of dertig voet naar omlaag. Tom fluisterde:

   The boys began to quiet down to whispers, now, for the stillness and gloom of the place oppressed their spirits. They went on, and presently entered and followed Tom's other corridor until they reached the "jumping-off place." The candles revealed the fact that it was not really a precipice, but only a steep clay hill twenty or thirty feet high. Tom whispered:

   "Nu zal ik je wat laten kijken, Huck."

   "Now I'll show you something, Huck."

   Hij hield zijne kaars omhoog en zeide:

   He held his candle aloft and said:

   "Kijk zoo ver om den hoek als je kunt. Zie je dat? Daar, op gindsche groote rots, die met kaarsvet is besmeerd."

   "Look as far around the corner as you can. Do you see that? There--on the big rock over yonder--done with candle-smoke."

   "Tom, het is een kruis!"

   "Tom, it's a cross!"

   "En waar is uw nommer twee?--Onder het kruis, hé? Vlak bij die rots zag ik Injun Joe zijne kaars snuiten, Huck."

   "Now where's your Number Two? 'under the cross,' hey? Right yonder's where I saw Injun Joe poke up his candle, Huck!"

   Huck keek een oogenblik naar het geheimzinnige teeken en zeide met eene bevende stem:

   Huck stared at the mystic sign awhile, and then said with a shaky voice:

   "Tom, laat ons van hier weggaan!"

   "Tom, less git out of here!"

   "Wat! En den schat laten staan?"

   "What! and leave the treasure?"

   "Ja. De geest van Injun Joe dwaalt hier bepaald rond."

   "Yes--leave it. Injun Joe's ghost is round about there, certain."

   "Neen, dat doet hij niet, Huck; dat doet hij niet. Dat doet hij alleen op de plaats, waar hij stierf,--bij den ingang der grot, drie uren van hier."

   "No it ain't, Huck, no it ain't. It would ha'nt the place where he died--away out at the mouth of the cave--five mile from here."

   "Neen, Tom, dat is zoo niet. De geesten dwalen, waar hun geld is. Ik ken hun gewoonte en jij weet het ook."

   "No, Tom, it wouldn't. It would hang round the money. I know the ways of ghosts, and so do you."

   Tom begon bang te worden dat Huck gelijk had, en er rees twijfel op in zijn hart. Doch plotseling schoot hem iets te binnen.

   Tom began to fear that Huck was right. Mis-givings gathered in his mind. But presently an idea occurred to him--

   "Zie eens, Huck, hoe dwaas wij ons aanstellen! De geest van Injun Joe kan niet komen waar een kruis staat!"

   "Lookyhere, Huck, what fools we're making of ourselves! Injun Joe's ghost ain't a going to come around where there's a cross!"

   Dat was een afdoende bewering, vond Huck.

   The point was well taken. It had its effect.

   "Daar dacht ik niet aan; Tom. Maar, 't is waar. Dat kruis is een geluk voor ons. Ik geloof, dat wij nu wel kunnen afdalen, om naar de kist te zoeken."

   "Tom, I didn't think of that. But that's so. It's luck for us, that cross is. I reckon we'll climb down there and have a hunt for that box."

   Tom ging eerst en maakte, al dalende, groote indruksels van voetstappen in de klei. Huck volgde. Vier gangen leidden uit de kleine spelonk naar de plaats, waar de groote rots stond. De knapen namen drie dezer gangen op, doch zonder gevolg. In den vierden, die het dichtst bij den voet der rots was, vonden zij een kleinen inham, waarin een stroobed lag en een paar dekens, verder een paar oude bretels, een weinig spekvet en een paar rondom afgeknabbelde vogelpooten. De knapen zochten en doorzochten de plaats aan alle kanten, doch tevergeefs. Eindelijk zeide Tom:

   Tom went first, cutting rude steps in the clay hill as he descended. Huck followed. Four avenues opened out of the small cavern which the great rock stood in. The boys examined three of them with no result. They found a small recess in the one nearest the base of the rock, with a pallet of blankets spread down in it; also an old suspender, some bacon rind, and the well-gnawed bones of two or three fowls. But there was no moneybox. The lads searched and researched this place, but in vain. Tom said:

   "Hij zeide onder het kruis. En dit is er bijna onder. Het kan niet onder de rots zelve zijn, want daar is de grond te hard."

   "He said under the cross. Well, this comes nearest to being under the cross. It can't be under the rock itself, because that sets solid on the ground."

   Zij onderzochten alles nog eens en zetten zich toen ontmoedigd neder. Huck had niets te vertellen. Eindelijk zeide Tom:

   They searched everywhere once more, and then sat down discouraged. Huck could suggest nothing. By-and-by Tom said:

   "Kijk eens, Huck, aan deze zijde der rots zijn voetstappen en kaarsvet op de klei, doch niet aan den anderen kant. Ik weet, dat het geld toch onder de rots is. Ik ga de klei eens opgraven."

   "Lookyhere, Huck, there's footprints and some candle-grease on the clay about one side of this rock, but not on the other sides. Now, what's that for? I bet you the money is under the rock. I'm going to dig in the clay."

   "Dat is zoo gek nog niet bedacht, Tom!" zeide Huck blijmoedig.

   "That ain't no bad notion, Tom!" said Huck with animation.

   Toms mes van "echt" staal werd voor den dag gehaald, en hij had geen vier duim gegraven of hij krabbelde op hout.

   Tom's "real Barlow" was out at once, and he had not dug four inches before he struck wood.

   "Hei, Huck! hoor je dat?"

   "Hey, Huck!--you hear that?"

   Huck begon ook te graven en te krabbelen. Eenige planken werden spoedig gevonden en verwijderd. Zij dienden om een door de natuur gevormden kelder te verbergen, die zich onder de rots bevond. Tom kroop in dien kelder en hield zijne kaars zoo ver vooruit, als hem mogelijk was, doch kon--zoo zeide hij--niet tot aan het einde der kloof zien. Daarom stelde hij voor, haar geheel te doorzoeken. Hij bukte zich en stapte onder de rots door in den kelder. Een enge weg leide langzaam naar beneden. Hij volgde het kronkelend pad, eerst ter rechter- en toen ter linkerzijde, en Huck vlak achter hem. Op eens stond Tom voor eene kleine, halfronde, open plek en riep hij uit:

   Huck began to dig and scratch now. Some boards were soon uncovered and removed. They had concealed a natural chasm which led under the rock. Tom got into this and held his candle as far under the rock as he could, but said he could not see to the end of the rift. He proposed to explore. He stooped and passed under; the narrow way descended gradually. He followed its winding course, first to the right, then to the left, Huck at his heels. Tom turned a short curve, by-and-by, and exclaimed:

   "Hemeltje, Huck, zie eens hier!"

   "My goodness, Huck, lookyhere!"

   Het was de kist, veilig en wel, in een klein, aardig holletje, bij een leege kruitdoos, een paar geweren in lederen overtrekken, twee of drie paar oude schoenen, een lederen gordel en eenig ander jachtgereedschap, doorweekt van het druppelend water.

   It was the treasure-box, sure enough, occupying a snug little cavern, along with an empty powder-keg, a couple of guns in leather cases, two or three pairs of old moccasins, a leather belt, and some other rubbish well soaked with the water-drip.

   "Eindelijk gevonden!" zeide Huck, terwijl hij met zijne handen in de vuile muntstukken grabbelde. "Ja, wij zijn rijk, Tom!"

   "Got it at last!" said Huck, ploughing among the tarnished coins with his hand. "My, but we're rich, Tom!"

   "Huck, ik heb altijd gedacht, dat wij het geld krijgen zouden. Het is haast al te heerlijk om het te kunnen gelooven, maar wij hebben het, dat is zeker. Doch wij zullen hier niet blijven talmen, maar het er uitdragen. Laat mij eens zien, of ik die kist kan optillen."

   "Huck, I always reckoned we'd get it. It's just too good to believe, but we have got it, sure! Say--let's not fool around here. Let's snake it out. Lemme see if I can lift the box."

   Zij woog omstreeks vijftig pond. Tom kon haar optillen, wanneer hij haar schuin hield, maar haar niet dragen.

   It weighed about fifty pounds. Tom could lift it, after an awkward fashion, but could not carry it conveniently.

   "Dat dacht ik wel," zeide hij. "In het spookhuis zag ik aan hun manier van dragen, dat zij zwaar was. Ik geloof dat het maar goed is, dat ik er aan gedacht heb de zakken mede te nemen."

   "I thought so," he said; "They carried it like it was heavy, that day at the ha'nted house. I noticed that. I reckon I was right to think of fetching the little bags along."

   Het geld was spoedig in de zakken, en de jongens namen ze op en droegen ze naar de rots met het kruis.

   The money was soon in the bags and the boys took it up to the cross rock.

   "Laat ons nu de geweren en de andere dingen halen," zeide Huck.

   "Now less fetch the guns and things," said Huck.

   "Neen, Huck, die zullen wij hier laten. Dat zijn juist de zaken die wij noodig hebben, als wij op rooftochten uitgaan. Wij zullen ze hier laten en onze slemppartijen hier ook houden."

   "No, Huck--leave them there. They're just the tricks to have when we go to robbing. We'll keep them there all the time, and we'll hold our orgies there, too. It's an awful snug place for orgies."

   "Wat zijn slemppartijen?"

   "What orgies?"

   "Dat weet ik niet, maar roovers houden altijd slemppartijen en wij moeten zulks natuurlijk ook doen.--Kom mee, Huck, wij zijn hier lang genoeg geweest. Ik heb honger ook. Wij zullen eten en rooken, als wij in de boot zijn."

   "I dono. But robbers always have orgies, and of course we've got to have them, too. Come along, Huck, we've been in here a long time. It's getting late, I reckon. I'm hungry, too. We'll eat and smoke when we get to the skiff."

   Kort daarop kwamen zij uit het sumakboschje te voorschijn, keken voorzichtig rond, vonden de kust veilig en zaten spoedig in het bootje te eten en te rooken. Toen de zon ter kimme daalde, stootten zij van wal en begaven zich op weg. Tom gleed in het schemerdonker, vroolijk met Huck keuvelende, langs den oever voort en zette voet aan wal, toen het geheel duister geworden was.

   They presently emerged into the clump of sumach bushes, looked warily out, found the coast clear, and were soon lunching and smoking in the skiff. As the sun dipped toward the horizon they pushed out and got under way. Tom skimmed up the shore through the long twilight, chatting cheerily with Huck, and landed shortly after dark.

   "Nu, Huck," zeide Tom, "wij zullen het geld op de vliering der houtloods van de weduwe brengen en morgen terugkomen om den boel te tellen en te verdeelen, en dan zullen wij een plaatsje in het bosch opzoeken, waar wij het geld veilig kunnen bewaren. Ga jij hier stil liggen en blijf op de kist passen, dan zal ik het kruiwagentje van Benny Taylor zien op te schommelen. Ik ben binnen een minuut weer bij je."

   "Now, Huck," said Tom, "we'll hide the money in the loft of the widow's woodshed, and I'll come up in the morning and we'll count it and divide, and then we'll hunt up a place out in the woods for it where it will be safe. Just you lay quiet here and watch the stuff till I run and hook Benny Taylor's little wagon; I won't be gone a minute."

   Hij verdween en kwam spoedig terug met het wagentje, waarin hij de beide zakken neerlegde, en nadat hij ze met eenige oude prullen bedekt had, gingen de knapen met hunne lading op weg. Toen zij bij het huis van den boschwachter kwamen, hielden zij stil om te rusten. Juist toen zij weder verder wilden gaan, stapte de boschwachter uit de deur en zeide:

   He disappeared, and presently returned with the wagon, put the two small sacks into it, threw some old rags on top of them, and started off, dragging his cargo behind him. When the boys reached the Welshman's house, they stopped to rest. Just as they were about to move on, the Welshman stepped out and said:

   "Heila! wie is dat?"

   "Hallo, who's that?"

   "Huck Finn en Tom Sawyer!"

   "Huck and Tom Sawyer."

   "Dat treft bijzonder. Gaat gauw met me mee, jongens; iedereen zit op jelui te wachten! Hier, spoedig maar, naar boven. Ik zal het wagentje wel dragen. 't Is waarachtig een vracht! Wat zit er in, steenen of oud ijzer?"

   "Good! Come along with me, boys, you are keeping everybody waiting. Here--hurry up, trot ahead--I'll haul the wagon for you. Why, it's not as light as it might be. Got bricks in it?--or old metal?"

   "Oud ijzer," zeide Tom.

   "Old metal," said Tom.

   "Dat dacht ik al; de jongens hier in de stad geven zich meer moeite om een paar brokken oud ijzer op te snorren, om die aan den smid voor den smeltoven te verkoopen, dan zij zouden overhebben voor geregeld werk, dat hun tweemaal zooveel opbracht. Maar dat is nu eenmaal de menschelijke natuur. Gauw maar, gauw maar!"

   "I judged so; the boys in this town will take more trouble and fool away more time hunting up six bits' worth of old iron to sell to the foundry than they would to make twice the money at regular work. But that's human nature--hurry along, hurry along!"

   De jongens vroegen, waar die spoed voor diende.

   The boys wanted to know what the hurry was about.

   "Dat doet er niet toe; je zult het zien, als wij bij de weduwe Douglas zijn."

   "Never mind; you'll see, when we get to the Widow Douglas'."

   Huck zeide, want hij was bevreesd valsch beschuldigd te worden, met zekeren angst:

   Huck said with some apprehension--for he was long used to being falsely accused:

   "Mijnheer Jones, wij hebben niets gedaan?"

   "Mr. Jones, we haven't been doing nothing."

   De boschwachter lachte.

   The Welshman laughed.

   "Wel, ik kan niets zeggen, mijn jongen. Ik weet nergens van. Ge zijt immers goede vrienden met de weduwe?"

   "Well, I don't know, Huck, my boy. I don't know about that. Ain't you and the widow good friends?"

   "Ja. Zij is zoo goed voor mij geweest"

   "Yes. Well, she's ben good friends to me, anyway."

   "Nu, dan is het in orde. Waarom zou je dan bang zijn?"

   "All right, then. What do you want to be afraid for?"

   Deze vraag was in Hucks tragen geest nog niet beantwoord, toen hij zich met Tom in het salon van mevrouw Douglas geduwd zag. De boschwachter liet het wagentje bij de deur staan en volgde.

   This question was not entirely answered in Huck's slow mind before he found himself pushed, along with Tom, into Mrs. Douglas' drawing-room. Mr. Jones left the wagon near the door and followed.

   Het geheele huis was prachtig verlicht en alle personen van gewicht waren daar bijeen. De Thatchers waren tegenwoordig, de Harpers, de Rogers', tante Polly, Sid, Marie, de predikant, de dokter en een menigte anderen, allen in hunne beste kleederen. De weduwe ontving de knapen zoo hartelijk, als men twee jongens, die er uitzagen als zij, ontvangen kan. Zij waren van het hoofd tot de voeten met modder en kaarsvet besmeerd. Tante Polly werd vuurrood van schaamte, fronste hare wenkbrauwen en schudde haar hoofd tegen Tom. Doch niemand leed half zooveel al de knapen zelven. De boschwachter zeide:

   The place was grandly lighted, and everybody that was of any consequence in the village was there. The Thatchers were there, the Harpers, the Rogerses, Aunt Polly, Sid, Mary, the minister, the editor, and a great many more, and all dressed in their best. The widow received the boys as heartily as any one could well receive two such looking beings. They were covered with clay and candle-grease. Aunt Polly blushed crimson with humiliation, and frowned and shook her head at Tom. Nobody suffered half as much as the two boys did, however. Mr. Jones said:

   "Tom was niet tehuis en ik had het juist opgegeven, toen ik hem en Huck vlak bij mijne deur tegen 't lijf liep, en ik bracht hen in aller ijl hier."

   "Tom wasn't at home, yet, so I gave him up; but I stumbled on him and Huck right at my door, and so I just brought them along in a hurry."

   "En daar deedt ge goed aan," zeide de weduwe. "Komt met mij mede, jongens."

   "And you did just right," said the widow. "Come with me, boys."

   Zij nam hen met zich naar eene slaapkamer en zeide:

   She took them to a bedchamber and said:

   "Gaat u nu wasschen en kleeden. Hier zijn twee pakken nieuwe kleederen, hemden, sokken, alles bijeen. Zij zijn voor Huck.--Neen, geen dank, Huck! De boschwachter heeft er een voor u gekocht, en ik het andere. Maar zij zullen beide zeker passen. Stap er maar in. Wij zullen wachten. Komt beneden, als gij u gepoetst hebt."

   "Now wash and dress yourselves. Here are two new suits of clothes--shirts, socks, everything complete. They're Huck's--no, no thanks, Huck--Mr. Jones bought one and I the other. But they'll fit both of you. Get into them. We'll wait--come down when you are slicked up enough."

   Toen verliet zij hen.

   Then she left.