De lotgevallen van Tom Sawyer

LES AVENTURES DE TOM SAWYER

   HOOFDSTUK XXVII.

   CAPÍTOL XXVII

   Tom werd dien nacht in zijne droomen vreeselijk gekweld door het avontuur van den vorigen dag. Vier malen had hij zijne handen op den kostbaren schat gelegd en vier malen ook gleed die, wanneer de slaap hem begaf en het ontwaken hem tot de werkelijkheid terugbracht, tusschen zijn vingers door. Toen hij in den vroegen morgen al die bizonderheden van die merkwaardige gebeurtenis nog eens voor den geest riep, scheen ze hem wonderbaar ver af en lang geleden, alsof zij in een andere wereld of in een lang verloopen tijdperk had plaats gehad. De gedachte kwam zelfs in hem op, dat het groote avontuur misschien niets geweest was dan een droom. Er was een krachtige bewijsgrond voor dat denkbeeld bij te brengen, deze namelijk, dat de hoeveelheid muntspecie, die zijne oogen hadden aanschouwd, te kolossaal was om werkelijkheid te wezen. Hij had nooit in zijn leven vijftig dollars bijeen gezien en hij geleek daarin op alle knapen van zijn leeftijd en stand. In zijn verbeelding werden de woorden "honderden" en "duizenden" alleen maar bij manier van spreken gebruikt en bestonden er zulke sommen in de wereld niet. Hij vermoedde geen oogenblik, dat een zoo groote som, als meer dan honderd dollars in klinkende munt, in iemands bezit kon zijn. Indien hij zijn begrip van een verborgen schat had moeten ontleden, zou hij gezegd hebben, dat deze bestond uit een handvol dollars en een schepel prachtige, andere munten.

   L'aventura del dia turmentà poderosament els somnis de Tom, aquella nit. Quatre vegades ficà la mà en aquell ric tresor, i quatre vegades se li convertí en no-res entre els dits, en desapoderar-se d'ell el son, en recordar-li el desvetllament l'aspra realitat de son infortuni. Tot jaient, a la matinada, recordava els passos de la seva gran aventura, i reparà que semblaven curiosament velats i llunyans, una mica com si haguessin succeït en un altre món, o fossin de qui-sap-lo temps. Després se li acudí que la mateixa gran aventura podia ésser un somni! Hi havia un argument molt fort a favor d'aquesta idea, i era que la quantitat de moneda que havia vist era molt massa gran per a ésser real. Mai no havia vist sinó cinquanta dòlars amuntegats al davant seu, i, com tots els minyons de la seva edat i estament, imaginava que totes les referències a cents i a mils eren simples maneres fantàstiques de parlar, i que semblants quantitats no existien en el món. Mai no havia suposat per un moment que una quantitat tan gran com cent dòlars fos trobada, en veritable moneda, en possessió de ningú. Si les seves nocions de tresors amagats haguessin estat analitzades, haurien resultat consistir en un grapat de peces de deu cèntims, i uns quants picotins de peces vagues, esplèndides, incopsables.

   Langzamerhand echter onder het overdenken werden de bijzonderheden van zijn avontuur scherper en klaarder, en eindelijk kreeg de gedachte, dat het toch geen droom was geweest, bij hem de overhand. Aan deze onzekerheid moest een einde gemaakt worden. Hij zou haastig zijn boterham eten en dan Huck opzoeken. Huck zat aan dolboord van een plat vaartuig, achteloos met zijn voeten in het water te schoppen en zag er zeer droefgeestig uit. Tom besloot te wachten, totdat Huck over de zaak zou beginnen. Als hij dat niet deed, was het avontuur slechts een droom geweest.

   Però els incidents de la seva aventura esdevingueren sensiblement més aguts i més clars, en anar refregant-los amb el seu magí, de manera que al cap de poca estona cregué que es decantava a la impressió que, al capdavall, podien no haver estat un somni. Aquesta incertesa havia d'ésser esvaïda. Es desdejunà amb una esgarrapada, i anà a trobar Huck. Huck seia damunt la borda d'una barca plana, amb els peus que li penjaven distretament dins de l'aigua i amb posat de gran melangia. Tom va decidir-se a deixar que Huck abordés el tema. Si no ho feia, aleshores, palesament, l'aventura no hauria estat altra cosa que un somni.

   "Heila, Huck!"

   -Hola, Huck.

   "Heila, jij!"

   -Hola, tu.

   Een oogenblik stilte.

   Silenci per un minut.

   "Tom, indien wij dit vervloekte gereedschap bij den dooden boom gelaten hadden, was het geld reeds ons. O, is het niet vreeselijk?"

   -Tom, si haguéssim deixat les eines endiastrades a l'arbre mort, hauríem arreplegat el diner. Oh! No és cosa feresta!

   "'t Is dus geen droom? Geen droom? Toch zou ik haast willen, dat het er een was; ja 'k mag een boon zijn, als ik het niet wou!"

   -No és un somni, doncs; no és un somni! Tanmateix em plauria que ho fos. Mal m'escanyi, si no és veritat, Huck!

   "Wat is geen droom?"

   -Què és, això que no és un somni?

   "O, dat ding van gisteren. Ik denk soms half, dat alles een droom is."

   -Oh! Això d'ahir. Mig m'havia pensat que ho era.

   "Een droom? Indien die trappen niet kapot waren gegaan, zou je eens gezien hebben of het een droom was! Ik droom 's nachts al genoeg van dien Spanjaard met zijn ooglappen; hij vervolgt mij overal. Ik wou dat hij stikte."

   -Somni! Si l'escala no s'hagués enfonsat, hauríeu vist si n'era gaire, de somni. Tota la nit hi he estat somniant, en aquest maleït espanyol d'ulls tapats que venia a haver-se-les amb mi cada vegada! Mal llamp l'arbori!

   "Neen, niet stikken. Wij moeten hem vinden. Het geld opsporen!"

   -No, que no l'arbori! Cal trobar-lo i trobar la pista del diner.

   "Tom, wij zullen den schat nooit vinden. Een mensch heeft maar eens een kans voor zoo'n hoop geld, en die hebben wij verspeeld. Ik zou beven als ik hem zag."

   -Tom, ja no l'haurem mai. Un hom no té sinó una avinentesa d'arreplegar un munt com aquell, i l'hem perduda. Em sentiria bastant aclotellat, si l'hagués de veure a Joe, ça com lla.

   "Ik ook; maar ik zou hem toch graag zien en naspeuren--naar zijn 'nommer twee.'"

   -Bé, jo també; però m'agradaria de veure'l, tanmateix, i seguir-li la pista fins al seu Número 2.

   "Nommer twee, ja, dat is het. Ik heb er over loopen denken, maar ik kan het niet uitmaken. Wat denk jij, dat het is?"

   -Número 2, sí, aquest és. Hi he estat pensant, en això; però no en puc treure l'aigua clara. Què us penseu que és?

   "Ik weet het niet. 't Is mij te geheimzinnig, Huck. Zou het ook het nummer van een huis kunnen zijn?"

   -Poc ho sé: és massa pregon. Escolteu, Huck: potser és la xifra d'una casa.

   "Onmogelijk! Neen, Tom, dat is het niet. Indien het dat is, dan is het niet in dit kleine stadje: hier zijn geen nummers."

   -Angela!... No, Tom, no és això. I, si ho és, no és en aquest escrupoló de poble: no n'hi ha, de xifres, aquí.

   "Ja, dat is waar. Laat mij even bedenken! Wacht--het is een nommer van een kamer in een herberg!"

   -Sí, teniu raó. Deixeu-me pensar un minut. Ah!... És la xifra d'una cambra... en una taverna: sabeu?

   "O, daar zul je het hebben! Er zijn hier maar twee kroegen. Wij kunnen dat spoedig uitvinden!"

   -Oh! Aquest, és el truc! Només hi ha que dues tavernes: podem esbrinar-ho tot seguit.

   "Blijf jij hier, Huck, totdat ik terug ben!"

   -Espereu-vos aquí, Huck, fins que jo torni.

   Tom was op eens verdwenen, daar hij op publieke plaatsen niet gaarne met Huck gezien werd. Binnen een half uur had hij ontdekt, dat in de voornaamste herberg kamer "nommer twee" bewoond werd door een jong advocaat. In de andere, een logement van den derden rang, was aan een der logeerkamers iets geheimzinnigs verbonden. Het zoontje van den herbergier zeide, dat die kamer altijd op slot was, en dat hij er nooit iemand had zien in- of uitgaan, behalve des nachts. Waarom dit geschiedde, wist hij niet; wel betuigde hij soms verlangd te hebben er achter te komen, doch hij was er niet zoo bijzonder nieuwsgierig naar, en stelde zich tevreden met te gelooven dat het in die kamer spookte. Verder vertelde hij ook nog, dat hij er den vorigen nacht een licht had zien branden.

   Tom se n'anà tot d'una. No li interessava, la companyia de Huck a les bandes públiques. Estigué fora dos quarts. Trobà que a la millor taverna, el Número 2 havia estat ocupat de qui-sap-lo temps per un jove advocat, i ho estava encara. En la casa més senzilla, el fill del taverner digué que el Número 2 estava tancat a totes hores, i que mai veia que ningú hi entrés o n'eixís si no era de nit; no sabia que hi hagués cap motiu especial per a aquest estat de coses; sentia una mica de tafaneria, però bastant feble; s'havia explicat la major part del misteri amb la idea que a la cambra hi «sortia por», i havia reparat que hi havia llum la nit abans.

   "Dat is alles wat ik te weten ben gekomen, Huck. Ik geloof, dat wij het wezenlijke 'nummer twee' gevonden hebben."

   -Això és el que he esbrinat, Huck. Em penso que aquest és el Número 2 que empaitem.

   "Ik vermoed het ook. Wat zullen we doen?"

   -Em penso que l'és, Tom. I, ara, què farem?

   "Laat mij eens bedenken."

   -Deixeu-me pensar.

   Tom bedacht zich een geruimen tijd. Toen zeide hij:

   Tom pensà d'allò més estona. Després va dir:

   "Ik zal het je zeggen. De achterdeur van dat 'nummer twee' komt uit in dat kleine steegje tusschen de herberg en die oude trap van den kalkoven. Nu moet je al de deursleutels opsnorren die jij krijgen kunt, en ik zal die van tante wegkapen, en in den eersten donkeren nacht den besten zullen wij ze gaan probeeren. En denk er aan, dat je op den uitkijk blijft naar Injun Joe, omdat hij gezegd heeft dat hij in de stad zou komen en nog op een kans zou loeren om aan zijn wraak te voldoen. Als je hem ziet, moet je hem volgen; en als hij niet naar 'nummer twee' gaat, dan is dat de plaats niet."

   -Ja us ho diré. La porta del darrera d'aquell Número 2 és la porta que dóna al caminet sense eixida que hi ha entre la taverna i el clos atrotinat del dipòsit de rajoles. Vós agafareu totes les claus de portes que pogueu trobar, i jo afanaré totes les de la tieta, i la primera nit fosca que faci hi anirem i les provarem. I penseu a sotjar l'Indi, perquè digué que es deixaria caure al poble i espiaria els encontorns, cercant l'avinentesa de revenjar-se. Si el veieu, el seguireu; i si no va a aquell Número 2, és que l'indret no és aquell.

   "Tom, ik durf hem niet alleen volgen."

   -En nom de Déu! Poc en tinc cap taleia, d'anar-li al darrera!

   "Och kom; 't is natuurlijk nacht. Hij zal je misschien niet eens zien; en als hij dat doet, zal hij je toch niet verdenken."

   -Oh! Serà de nit, ben segur. Ni tan solament us podrà veure; i, si us veiés, potser no pensaria res de mal.

   "Nu, als het donker is, zal ik hem misschien volgen. Maar ik weet het nog niet zeker. Ik zal zien wat ik doe."

   -Bé, si és ben fosc em sembla que la hi seguiré, la pista. No vull... no vull... Ho provaré.

   "Wedden, Huck, dat ik hem wel volg, als het donker is. Hij kon waarachtig wel eens geen gelegenheid hebben om zijn plan tot wraakneming ten uitvoer te brengen en zou hij op zijn geld afgaan."

   -Em jugo qualsevol cosa que el seguireu, si hi ha fosca, Huck! Ves, podria descobrir que no hi havia manera de revenjar-se, i anar-se'n de dret cap al diner.

   "Je hebt gelijk, Tom, je hebt gelijk! Ik zal hem volgen. Sapperloot, dat zal ik!"

   -Oi, Tom, oi. El seguiré, sí, malvinatge!

   "Nu praat je naar mijn zin! Geef den moed niet op, Huck, en ik zal het ook niet doen."

   -Això és parlar! No us acovardiu, Huck, que jo no m'acovardiré.