De avonturen van Alice

ALENKA V ŘÍŠI DIVŮ

   VI

   6

   Big en peper

   VEPŘA PEPŘ

   EEN poosje stond zij naar het huis te kijken en zich af te vragen wat ze nu zou beginnen, toen plotseling een lakei in livrei uit het bos kwam rennen (ze dacht dat hij wel een lakei zou zijn, omdat hij een livrei aan had; anders, wanneer ze hem alleen naar zijn gezicht beoordeeld had, had ze hem een vis genoemd) en met zijn knokkels hard op de deur ging kloppen. Deze werd open gedaan door een andere lakei in livrei met een rond gezicht en grote ogen, als van een kikvors; en deze twee lakeien hadden, zoals Alice opmerkte, gepoederd haar, dat hun hele hoofd met krullen bedekte. Ze was erg benieuw wat dit nu weer te betekenen had en kroop voorzichtig een eindje het bos uit om te luisteren.

   Nějakou chvíli stála a dívala se na domek, přemýšlejíc, co by měla počít, když tu náhle z lesa přiběhl lokaj v livreji - (že jeto lokaj, usoudila podle Livreje: podle jeho tváře by ho byla nazvala rybou) - a zaklepal hlučněna dveře domku. Dveře otevřel jiný lokaj v livreji s kulatou tváří a velkýma očima v žabí hlavě; a oba lokajové, jak si Alenka povšimla, měli napudrované paruky, které jim pokrývaly hlavy kudrlinkami. Byla velmi zvědava, očasi jde, a opatrně vyšla kousek z lesa, aby naslouchala.

   De Vis-lakei had een brief onder zijn arm, die bijna even groot was als hij zelf en deze overhandigde hij aan den ander, terwijl hij plechtig zei: ‘Voor de Hertogin. Een uitnodiging van de Koningin om croquet te komen spelen.’ De Kikvors-lakei antwoordde even plechtig en met enkel een kleine verandering in de volgorde van de woorden ‘Van de Koningin. Een uitnodiging voor de Hertogin om croquet te komen spelen.’

   Lokaj-Ryba začal tím, že vytáhl z podpaží velký dopis, skoro tak veliký jako byl sám, a podal jej druhému, řka slavnostně: "Pro Vévodkyni. Pozvání od Královny na partii kroketu." Lokaj-Žába opakoval stejněslavnostním tónem, pozměniv jen trochu pořadí slov: "Od Královny. Pozvání pro Vévodkyni na partii kroketu."

   Toen bogen ze allebei heel diep, zodat hun krullen in elkaar verward raakten.

   Nato se oba hluboce uklonili a kadeře jejich paruk se jim zapletly do sebe.

   Alice moest hierom zo lachen, dat ze hard het bos inliep uit angst dat ze haar zouden horen; en toen zij weer dorst te kijken, zag ze dat de Vis-lakei weg was gegaan en de ander naast de deur op de grond zat en stompzinnig naar de hemel staarde.

   Alenku to tolik rozesmálo, že musela utéci zpátkydo lesa ze strachu, aby ji neslyšeli; a když po chvíli vykoukla, byl Lokaj-Ryba pryča Lokaj-Žába seděl na zemi u dveří a pitomé civěl do nebe.

   Alice liep verlegen naar de deur en klopte.

   Alenka nesměle přistoupila ke dveřím a zaklepala.

   ‘Het is volkomen onzin om te kloppen,’ zei de Lakei, ‘en wel om twee redenen. Ten eerste omdat ik aan dezelfde kant van de deur ben als jij; ten tweede, omdat ze daarbinnen zo'n herrie maken, dat ze je onmogelijk kunnen horen.’ En werkelijk, er werd daar een verschrikkelijk lawaai gemaakt - een onophoudelijk gehuil en genies en zo nu en dan een geweldig gekletter alsof een schotel of een ketel in stukken viel.

   "Klepání vám vůbec není nic platno," řekl lokaj, "a to ze dvou důvodů. Za prvé, protože jsem na téže stranědveří jako vy, a za druhé, protože tam uvnitřdělají takový povyk, že vás nikdo nemůže slyšet." A opravdu zazníval z domku zcela neuvěřitelný povyk: - neustálé řvaní a kýchaní a mezi tím každou chvíli hlučný třeskot, jako by někdo udeřil o zem mísou nebo hrncem.

   ‘Pardon,’ zei Alice, ‘hoe moet ik dan naar binnen komen?’

   "Prosím," řekla Alenka, "jak se tedy dostanu dovnitř?"

   ‘Dat geklop van je,’ ging de Lakei voort zonder acht op haar woorden te slaan, ‘zou enige zin hebben, als de deur tussen ons in was. Bij voorbeeld, als jij binnen was, zou je kunnen kloppen en dan kon ik je uitlaten, begrijp je?’ Hij keek terwijl hij praatte, aldoor naar de hemel en Alice vond dat beslist onbehoorlijk. ‘Maar misschien kan hij er niets aan doen,’ zei ze bij zich zelf, ‘zijn ogen staan wel erg boven op zijn hoofd. Maar in ieder geval kon hij mij antwoorden.’ - ‘Hoe moet ik binnen komen?’ herhaalde zij nog eens.

   "Vaše klepání by mělo jakýsi smysl," pokračoval lokaj, jako by přeslechl její otázku, "kdyby byly dveře mezi námi. Například, kdybyste byla uvnitř, mohla byste zaklepat a já bych vás pustil ven." A po celý ten čas, co mluvil, nepřestával civěti do nebe, a to se Alence zdálo rozhodně nezdvořilé. "Ale snad si nemůže pomoci," řekla si; "má oči tak skoro až docela na temeni hlavy. V každém případěby však mohl odpovídat na otázky. Jak se tedy dostanu dovnitř?" opětovala nahlas.

   ‘Ik blijf hier zitten,’ merkte de Lakei op, ‘tot morgen -’

   "Budu zde seděti," poznamenal lokaj, "až do zítřka."

   Op dit ogenblik ging de deur van het huis open en een groot bord scheerde naar buiten, precies op het hoofd van de Lakei af; het vloog rakelings langs zijn neus en brak in stukken tegen een van de bomen achter hem.

   V tom okamžiku se otevřely dveře domku a z nich vyletěl velký talíř, rovnou na lokajovu hlavu; svezl se mu po nose a rozbil sena kusy o strom, stojící za ním.

   ‘- of overmorgen misschien,’ vervolgde de Lakei in dezelfde toon, precies alsof er niets was gebeurd.

   "- nebo do pozítří možná," pokračoval lokaj týmž tónem, docela jako by se nebylo nic stalo.

   ‘Hoe moet ik binnen komen?’ vroeg Alice weer, nu wat luider.

   "Jak se mám dostat dovnitř?" ptala se opět Alenka hlasitěji.

   ‘Moet jij eigenlijk wel naar binnen?’ zei de Lakei, ‘dat is de vraag, zie je.’

   "A máte se vůbec dostat dovnitř?" řekl lokaj. "To je otázka, víte?"

   Dat was het zonder twijfel; alleen vond Alice het niet prettig om het zo te horen. ‘Het is werkelijk verschrikkelijk,’ mopperde zij bij zich zelf, ‘zo als al die beesten tegenspreken. Het is om iemand gek te maken!’

   To ovšem byla, nad vši pochybnost: jenže to Alenka nerada slyšela. "Je to opravdu strašné," zamumlala pro sebe, "jak se tu všechna ta stvoření ráda přou. To by člověka dohnalo k šílenství!"

   De Lakei vond dit blijkbaar een goede gelegenheid om zijn opmerking met een kleine variatie te herhalen. ‘Ik zal hier blijven zitten,’ zei hij ‘dagen en dagen lang.’

   Lokaj se to zdál považovati za dobrou příležitost, aby opětoval svou poznámku s obměnami. "Budu tu seděti," pravil, "seděti a seděti, po celé dny a týdny."

   ‘Maar wat moet ik doen!’ zei Alice.

   "Ale co mám já dělat?" řekla Alenka.

   ‘Waar je zin in hebt,’ zei de Lakei en begon te fluiten.

   "Cokoliv chcete," řekl lokaj a začal si hvízdat.

   ‘Het heeft geen zin om met hem te praten,’ zei Alice wanhopig, ‘hij is volkomen gek.’ En zij deed de deur open en ging naar binnen.

   "Oh, s ním není nic platno mluvit," řekla si Alenka zoufale; "je úplné blbý!" A otevřela dveře a vešla.

   Zij kwam onmiddellijk in een grote keuken, die helemaal vol was met rook; de Hertogin zat in het midden op een kruk met drie poten een baby te verzorgen; de keukenmeid stond over het vuur gebogen en roerde in een grote ketel, die blijkbaar vol was met soep.

   Dveře vedly rovnou do velké kuchyně, která byla plna kouře od jednoho konce ke druhému; uprostřed na velké trnoži seděla Vévodkyněa chovala děcko; nad ohněm se nahýbala kuchařka, míchajíc vařečkou ve velkém kotli, jenž se zdál plný polévky.

   ‘Er zit vast te veel peper in die soep,’ zei Alice bij zich zelf, voorzover zij dat al niezende kon.

   "V té polévce je nepochybněpříliš mnoho pepře!" řekla si Alenka, pokud jí to kýchání dovolilo.

   Er was in elk geval te veel in de lucht; zelfs de Hertogin niesde zo nu en dan; de baby niesde en huilde afwisselend, zonder een ogenblik rust. De enigen in de keuken, die niet niesden, waren de keukenmeid en een grote kat, die bij de kachel zat met een grijns op zijn gezicht van het ene oor tot het andere.

   Bylo ho jisté příliš mnoho ve vzduchu. I Vévodkyněchvílemi kýchla, a děcko bez nejmenší přestávky střídavěkýchalo a ječelo. Jediné, kdo v kuchyni nekýchaly, byla kuchařka a velká kočka, která seděla u krbu a šklebila se od ucha k uchu.

   ‘Zoudt u mij misschien kunnen zeggen,’ zei Alice een beetje verlegen, want zij wist niet goed, of het wel behoorlijk was om het eerst iets te zeggen, ‘waarom uw kat zo grijnst?’

   "Řekla byste mi, prosím," pravila Alenka trochu ostýchavé, neboťsi nebyla docela jista, srovnáváli se to se slušným chováním, aby promluvila první, "pročse ta vaše kočka tak šklebí?"

   ‘'t Is een Limburger,’ zei de Hertogin, ‘daarom. Big!’

   "Je to čínská kočka," řekla Vévodkyně, "a tož to je proč- Čuně!"

   Ze zei dit laatste woord zo heftig, dat Alice opsprong van schrik, maar ze zag het volgende ogenblik, dat het tot de baby gericht was en niet tot haar; dus vatte ze moed en ging verder: -

   Poslední slovo vyrazila s takovou neočekávanou prudkostí, že sebou Alenka celá trhla; ale ihned pochopila, že neplatilo jí, nýbrž děcku, dodala si tedy odvahy a pokračovala:

   ‘Ik wist niet dat Limburgse katten altijd grijnsden; ik wist eigenlijk helemaal niet dat katten konden grijnzen.’

   "Nevěděla jsem, že se čínské kočky stále šklebí. Vlastněnevěděla jsem, že se kočky vůbec dovedou šklebit."

   ‘Dat kunnen ze allemaal,’ zei de Hertogin, ‘en de meeste doen het ook.’

   "Všechny se dovedou šklebit," řekla Vévodkyně, "a povětšiněse šklebí."

   ‘Ik weet er geen een, die grijnst,’ zei Alice heel beleefd. Zij vond het erg prettig om wat te kunnen babbelen.

   "Nevím o žádné, která by se šklebila," řekla Alenka velmi zdvořile, velmi potěšena; že se s ní konečněněkdo dává do řeči.

   ‘Je weet niet veel,’ zei de Hertogin, ‘dat is duidelijk.’

   "Vy toho nevíte mnoho," řekla Vévodkyně, "a to je nesporné."

   De toon van deze opmerking beviel Alice helemaal niet en zij vond het beter op een ander onderwerp over te gaan. Terwijl zij daar over nadacht, nam de keukenmeid de ketel van het vuur en begon tegelijk alles wat in haar bereik was, naar de Hertogin en de baby te gooien: eerst kwam het haardstel, toen volgde een hagelbui van braadpannen, borden en schalen. De Hertogin lette er niet op, zelfs niet als ze haar raakten; en de baby huilde al zo hard dat men onmogelijk uit kon maken, of het hem pijn deed of niet.

   Alence se docela nic nelíbil tón této poznámky a tak ji napadlo, že bude třeba obrátit řečna něco jiného. Co se tak pokoušela najít nový předmět hovoru, sňala kuchařka kotlík polévky z ohněa náhle začala házeti všechno, co jí přišlo do ruky, na Vévodkyni a děcko. První letěl pohrabáča za ním se sypaly pánve, mísy a talíře. Vévodkyněje nechávala bez povšimnuti, i když ji uhodily, a děcko ji beztoho tolik řvalo, že nebylo možno říci, zda je něco uhodilo, či ne.

   ‘O, let u toch alsjeblieft op wat u doet,’ schreeuwde Alice, die in doodsangst heen en weer sprong, ‘o, daar gaat zijn lieve neusje’, toen een ongewoon grote braadpan er vlak langs vloog en het bijna meenam.

   "Oh, prosím, dejte pozor, co děláte!" vykřikla Alenka ve smrtelné úzkosti. "Oh, jeho vzácný nosík!" vykřikla, když mu těsněkolem nosu přeletěl velký rendlík a málem mu jej odnesl s sebou.

   ‘Als iedereen zich met zijn eigen zaken bemoeide,’ snauwde de Hertogin, ‘zou de wereld heel wat vlugger draaien dan nu.’

   "Kdyby si každý hleděl svého," zabručela Vévodkyněchraptivě, "otáčel by se svět mnohem rychleji, než se otáčí."

   ‘Wat geen verbetering zou zijn,’ zei Alice, die heel blij was om iets van haar kennis te kunnen tonen, ‘denkt u eens wat een last het zou geven met dag en nacht. De aarde heeft er vier-en-twintig uur voor nodig om om haar eigen as te draaien.’

   "Což by nebyla vůbec žádná výhoda," řekla Alenka, velmi šťastna, že se jí dostává příležitosti, aby ukázala kousek svých vědomostí. "Jen si pomyslete,co by to provedlo s dnem a nocí! Víte, Zeměpotřebuje 24 hodin, aby se otočila jednou kolem své osy---"

   ‘Over nodig gesproken,’ zei de Hertogin, ‘sla haar hoofd af!’

   "Když mluvíme o vosách," řekla Vévodkyně, "píchněte ji!"

   Alice keek naar de keukenmeid, erg bang dat deze de wenk ter harte zou nemen, maar deze was veel te druk in de soep aan het roeren en luisterde blijkbaar niet; dus dorst zij verder te gaan ‘vier-en-twintig uur, geloof ik, of is het twaalf? Ik -’

   Alenka úzkostlivěpohlédla na kuchařku, aby viděla, bude-li se mít k vykonání rozkazu. Ta však byla pilné zaměstnána mícháním polévky a nezdála se poslouchati, Alenka se tedy odvážila mluviti dále: "Je to, myslím, 24 hodin - nebo 12, já---"

   ‘O, zanik alsjeblieft niet,’ zei de Hertogin, ‘ik kan cijfers niet uitstaan.’ En meteen ging ze zich weer met haar kind bezighouden, terwijl ze een soort wiegeliedje zong en aan het slot van iedere regel het kind geweldig door elkaar schudde:

   "Oh, dejte mi pokoj," řekla Vévodkyně. "Nikdy jsem nemohla vystát čísla!" A nato počala opět houpat děcko, zpívajíc mu jakousi ukolébavku, na konci jejíhož každého verše s ním prudce trhla:

‘Wees streng voor uwen kleinen zoon
 En sla hem als hij niest,
 Hij plaagt en treitert u gewoon
 En doet wat hij verkiest.’

"Promluv ostře k svému děcku
 a bij je, když ti kýchá;
 ono plodí zlobu všecku,
 je to jen jeho pýcha."

Refrein: (waarin de meid en de baby instemden)
 woef! woef! woef!

SBOR
 (v němž se přidala kuchařka i děcko):
 "Vau! Vau! Vau!"

   Terwijl de Hertogin het tweede couplet van het lied zong, zwaaide zij het kind wild heen en weer en het arme kleine ding begon zo te huilen, dat Alice amper de woorden kon verstaan.

   Při druhé sloce písněházela Vévodkyněděckem prudce nahoru a dolů, a děcko vřískalo tak hlučně, že Alenka jen stěží rozeznala slova:

‘'k Spreek altijd streng tot wijnen zoon
 En sla hem als hij niest.
 Hij raakt aan peper best gewoon
 Wanneer hij dat verkiest!’

"Už mluvím přísněk svému hochu
 a biji ho, když kýchá;
 neb pepře oblíbí si trochu,
 když jenom správné dýchá."

Refrein:
 woef! woef! woef!

SBOR
 "Vau! Vau! Vau!"

   ‘Hier! Nu mag jij een beetje op hem passen, als je wilt,’ zei de Hertogin tegen Alice en gooide haar de baby toe, ‘ik moet me nu klaar gaan maken om croquet te spelen met de Koningin’ en zij liep vlug de kamer uit. De keukenmeid gooide haar een koekepan na, toen zij de deur uitging, maar miste haar net.

   "Tu máš, pochovej je trochu, chce-li se ti!" pravila Vévodkyněk Alence, hodivši děckem po ní. "Musím jít a připravit se na partii kroketu s Královnou," a spěchala z pokoje. Kuchařka za ní hodila pekáčem, jak odcházela, ale ten ji nezasáhl.

   Alice ving de baby met enige moeite op, want het was een vreemd gevormd wezentje, dat zijn armen en benen naar alle richtingen uitstak, ‘net een zeester,’ dacht Alice. Het arme kind pufte als een stoommachine, toen zij het opving en vouwde zich dubbel en strekte zich weer uit, zodat zij het enkel met grote moeite vast kon houden.

   Alenka chytila dítěne bez námahy, neboťto bylo dítěpodivného tvaru a vystrkovalo ruce a nohy na všechny strany, "docela jako mořská hvězdice," pomyslila si Alenka. Když je chytila, ubohé stvořeníčko supělo jako lokomotiva a kroutilo se a opět se natahovalo tak, že v prvních několika chvílích měla co dělat, aby je udržela.

   Zodra zij de juiste manier gevonden had om het te behandelen (zij legde het in een soort knoop en hield het dan vast aan het rechter oor en de linker voet, zodat het zich niet los kon maken) droeg zij het naar buiten. ‘Als ik dit kind niet meeneem,’ dacht Alice, ‘maken ze het zeker in een paar dagen dood; ik zou een moord op mijn geweten hebben als ik het hier liet.’ Ze zei de laatste woorden hardop en het kleine ding knorde als antwoord (het was nu opgehouden met niezen). ‘Knor niet,’ zei Alice, ‘dat is geen nette manier om je uit te drukken.’

   Jakmile přišla na správný způsob, jak je chovati (musela je smotat do jakéhosi uzlu a pak je pevné držet za pravé ucho a levou nohu, aby se uzel nemohl rozvázat), vynesla je ven. "Neodnesu-li to dítěs sebou," pomyslila si Alenka, "jisté je dnes nebo zítra zabijí: Nebyla by to vražda zůstaviti je zde?" Poslední slova pronesla nahlas a malé stvořeníčko v odpověď zachrochtalo (tou dobou přestalo již kýchat). "Nechrochtej," řekla Alenka, "to není slušný způsob vyjadřováni."

   De baby knorde weer en Alice keek hem bezorgd aan om te zien wat er met hem aan de hand was. Zonder twijfel had hij een erge wipneus, meer als een snuit, dan als een echte neus; zijn ogen waren ook erg klein voor een baby en het hele uiterlijk van het kind beviel Alice allerminst. ‘Maar misschien snikte hij alleen maar,’ dacht zij en keek in zijn ogen om te zien of er tranen in waren.

   Děťátko zachrochtalo znovu a Alenka se mu úzkostlivě podívala do tváře, aby se přesvědčila, co mu je. Nebylo pochyby, že mělo velice ohrnutý, nos, mnohem podobnější rypáčku nežli skutečnému nosu; také očka byla příliš malá na dítě: ven koncem se ta celá věc Alence vůbec nelíbila. "Ale snad jen vzlykalo, pomyslila si a podívala se mu opět do očí, aby viděla, má-li v nich slzy.

   Neen, er waren geen tranen. ‘Als je in een big gaat veranderen liefje,’ zei Alice ernstig, ‘wil ik niets meer met je te maken hebben. Denk daaraan!’ Het arme wezentje snikte weer (of knorde, het was onmogelijk om dat uit te maken) en zij gingen een eindje zwijgend verder.

   Ne, slzí nebylo. "Jestliže se mi proměníte ve vepříka, můj milý," řekla Alenka vážně, "tak s vámi nechci nic mít. Tak pozor!" Ubohé stvořeníčko opět zaštkalo (nebo zachrochtalo nebylo možno rozeznat, co) a chvíli bylo ticho.

   Alice dacht juist bij zichzelf: ‘Nu, wat moet ik met dit kind doen, als ik het mee naar huis neem,’ toen het weer knorde en nu zo hard dat ze verschrikt naar zijn gezicht keek. Dit keer was er geen vergissing mogelijk; het was niets meer of minder dan een big en zij begreep dat het onzin zou zijn om hem nog verder mee te dragen.

   Alenka si právězačínala myslit, "co si jen počnu s tímto stvořeníčkem, až přijdu domů?" když ono opět zachrochtalo tak silně, že se mu podívala do tváře celá ustrašená. V tu chvíli nemohlo býti žádných pochybností: byl to vepřík, nic víc a nic míň, a Alenka cítila, že by to bylo úplněnesmyslné, aby ho ještědále nosila.

   Dus zette zij het wezentje op de grond en voelde zich erg opgelucht, toen het rustig het bos inliep. ‘Als het groter was geworden,’ zei ze bij zichzelf, ‘zou het een verschrikkelijk lelijk kind zijn geworden; maar het is wel een aardig varkentje vind ik.’ En zij begon aan de andere kinderen uit de buurt te denken, die misschien heel lieve biggen zouden zijn en zij zei juist bij zichzelf: ‘Als je alleen maar wist, hoe je ze moest veranderen,’ toen zij tot haar schrik de Kat van de Hertogin dicht bij haar op een boomtak zag zitten.

   Posadila tedy stvořeníčko na zem a velice se jí ulevilo, když je viděla klidněodběhnouti do lesa. "Kdyby bylo vyrostlo," řekla si k sobě, "bylo by z něho hrozněošklivé dítě; ale prasátko je z něho, myslím, docela pěkné," a začala vzpomínat na jiné děti, které znala a které by mohly docela dobře obstát jako prasátka, a právěsi říkala k sobě, "jen kdyby člověk věděl, jak to způsobit aby se proměnily--," když sebou trhla leknutím, vidouc Čínskou Kočku seděti na větvi nedalekého stromu.

   De Kat grijnsde alleen toen hij Alice zag. ‘Hij ziet er wel goedhartig uit,’ dacht ze, ‘alleen heeft hij erg lange klauwen en een heleboel tanden,’ en daarom vond ze dat ze hem met een beetje respect behandelen moest.

   Kočka se dívala na Alenku a jen se šklebila. "Vypadá docela dobromyslně," myslila si Alenka; ale Kočka měla přece jen velmi dlouhé drápy a velmi mnoho zubů, takže Alenka cítila, že s ní musí zacházet s jistou uctivostí.

   ‘Geachte Poes,’ zei ze bedeesd, omdat ze niet wist of hij het prettig vond om zo te worden aangesproken; hij grijnsde echter alleen nog een beetje breder. ‘Zo, dat schijnt hem te bevallen,’ dacht Alice en ging verder: ‘Zoudt u mij misschien kunnen zeggen welke kant ik uit moet gaan?’

   "Čínská Kočičko," začala trochu nesměle, ježto nevěděla, bude-li Kočka s tímto oslovením spokojena, ta se však jen ještěvíce rozšklebila. "No, dosud se jí to líbí," myslila si Alenka a pokračovala: "Neřekla byste mi, prosím vás, kudy odsud mám jít?"

   ‘Dat hangt er nogal van af waar je heen wilt,’ zei de Kat.

   "To závisí ponejvíce na tom, kam se chcete dostat," řekla Kočka.

   ‘Het kan me niet schelen waar ik heen ga,’ zei Alice.

   "To je mi skoro jedno, kam - - " řekla Alenka.

   ‘Dan geeft het ook niet veel welke kantje uit gaat,’ zei de Kat.

   "Pak je docela jedno, kudy půjdete," řekla Kočka.

   ‘Zolang ik ergens terecht kom,’ voegde Alice er ter verduidelijking aan toe.

   "--jen když se někam dostanu," dodala Alenka jako na vysvětlenou.

   ‘O, je komt zeker wel ergens,’ zei de Kat, ‘als je maar lang genoeg loopt.’

   "Ó, někam se dostanete docela jistě," řekla Kočka, "jen půjdete-li dost dlouho."

   Alice begreep dat daar niets tegen te zeggen was; daarom probeerde ze een andere vraag: ‘Wat voor soort mensen wonen daar?’

   Alenka cítila, že tomu nelze odporovat, tak zkusila jinou otázku. "Jací lidé bydlí tady v okolí?"

   ‘Die kant uit,’ zei de Kat en zwaaide met zijn poot, ‘woont een Hoedenmaker en aan die kant (hij wuifde met zijn andere poot) woont een Maartse Haas, het komt er niet op aan wie je gaat opzoeken, ze zijn allebei gek.’

   "V tuhle stranu," řekla Kočka, mávnula pravou prackou, "bydlí Kloboučník; a v tuhletu stranu," - mávla druhou prackou - "bydlí Zajíc Březňák. Můžete navštívit jednoho nebo druhého, jsou oba potrhlí."

   ‘Maar ik heb helemaal geen zin om naar gekke mensen te gaan,’ merkte Alice op.

   "Ale já nechci jít mezi potrhlé lidi," podotkla Alenka.

   ‘O daar is niets aan te doen,’ zei de Kat, ‘we zijn hier allemaal gek. Ik ben gek. Jij bent gek.’

   "Ó, tomu se nevyhnete," řekla Kočka. "Zde jsme všichni potrhlí. Já jsem potrhlá. Vy jste potrhlá."

   ‘Hoe weet u dat ik gek ben?’ zei Alice.

   "Jak víte, že jsem potrhlá?" řekla Alenka.

   ‘Dat moet je zijn,’ zei de Kat, ‘anders zou je niet hier gekomen zijn.’

   "Musíte být potrhlá," řekla Kočka, "nebo byste sem nebyla přišla."

   Alice vond dit geen erg sterk bewijs, maar zij ging verder: ‘En hoe weet u, dat u gek bent?’

   Alenka si docela nemyslila, že to je dostatečný důkaz; nicméně pokračovala. "A jak víte, že vy jste potrhlá?"

   ‘In de eerste plaats,’ zei de Kat, ‘een hond is niet gek. Vind je wel?’

   "Nu, za prvé," řekla Kočka, "pes není potrhlý, to přiznáte, ne?"

   ‘Ik denk van niet,’ zei Alice.

   "Snad," řekla Alenka.

   ‘Nu,’ zei de Kat, ‘een hond gromt als hij boos is en zwaait met zijn staart als hij in een goed humeur is. Ik grom als ik in een goed humeur ben en zwaai met mijn staart als ik boos ben. Daarom ben ik gek.’

   "No tak vidíte," pokračovala Kočka, "pes vrčí, když se zlobí, a vrtí ocasem, když se raduje. Nu, a já vrtím ocasem, když se zlobím, a vrčím, když se raduji. Tedy jsem potrhlá."

   ‘Ik noem dat spinnen en niet grommen,’ zei Alice.

   "Tomu já říkám předení, ne vrčení," řekla Alenka.

   ‘Noem het zoals je wilt,’ zei de Kat, ‘ga jij vandaag croquet spelen met de Koningin?’

   "Říkat si tomu můžete, jak chcete," řekla Kočka. "Hrajete dnes s Královnou kroket?"

   ‘Dat zou ik graag willen,’ zei Alice, ‘maar ik ben nog niet uitgenodigd.’

   "Velmi ráda bych," řekla Alenka, "ale ještějsem nedostala pozvání."

   ‘Je zult mij er ook ontmoeten,’ zei de Kat en verdween.

   "Uvidíte mne tam," řekla Kočka a zmizela.

   Alice was daar niet meer verbaasd over; ze was langzamerhand gewend geraakt aan heel gekke dingen. Terwijl zij naar de plaats keek, waar hij had gezeten, verscheen hij plotseling weer.

   Alenka tím nebyla příliš překvapena, neboťsi už zvykla vidět podivné věci. Co se tak dívala na místo, kde Kočka dříve seděla, objevila se jí znovu.

   ‘A propos, wat is er eigenlijk met die baby gebeurd?’ zei de Kat, ‘ik vergat het haast te vragen.’

   "A- mimochodem - co se stalo s dítětem?" otázala se Kočka. "Skoro jsem se zapomněla zeptat.

   ‘Hij is in een big veranderd,’ zei Alice rustig, precies alsof de Kat op een heel gewone manier terug was gekomen.

   "Proměnilo se ve vepříka," řekla Alenka klidné, docela jako by se Kočka byla vrátila přirozeným způsobem.

   ‘Dat dacht ik wel,’ zei de Kat en verdween weer.

   "To jsem si myslila," řekla Kočka a zmizela opět.

   Alice bleef nog een poosje staan en wachtte of hij nog terug zou komen, maar hij verscheen niet meer en na een paar minuten wandelde zij de richting uit waar de Maartse Haas moest wonen. ‘Hoedenmakers heb ik wel meer gezien,’ zei ze bij zichzelf, ‘de Maartse Haas zal wel het interessantste zijn en het is nu Mei, dus is hij misschien niet zo verschrikkelijk gek - tenminste niet zo gek als in Maart.’ Terwijl ze dat zei keek ze op en daar was de Kat weer, hij zat op een tak van een boom.

   Alenka zůstala chvíli stát, očekávajíc, že Kočku snad uzří ještějednou, ale když se nějakou chvíli neobjevovala, odcházela směrem, ve kterém jí bylo řečeno, že bydlí Zajíc Březňák. "Kloboučníky jsem už viděla," řekla si k sobě, "Zajíc Březňák bude mnohem zajímavější, a jelikož máme květen, nebude snad tak docela potřeštěný - aspoňne tolik, jako byl v březnu." Jak to dořekla, pohlédla vzhůru a tu byla opět Kočka, sedící na větvi stromu.

   ‘Zei je big of boog?’ vroeg de Kat.

   "Řekla jste vepř, nebo pepř?" pravila Kočka.

   ‘Ik zei big’ antwoordde Alice, ‘en ik wou dat u niet zo plotseling verscheen en verdween; u maakt iemand helemaal duizelig.

   "Řekla jsem vepřík," odpověděla Alenka, "ale přála bych si, abyste sestále neobjevovala a nemizela tak náhle: člověk by z toho dostal závrať."

   ‘Best,’ zei de Kat; en dit keer verdween hij heel langzaam; hij begon met het puntje van zijn staart en eindigde met de grijns, die nog een tijdje bleef hangen, toen de rest al weg was.

   "Nu, jak je libo," řekla Kočka a tentokrát mizela docela pozvolna, začínajíc ocasem a končíc šklebem, jejž bylo vidět ještěchvíli potom, když už ostatek z ní byl dávno pryč.

   ‘Ik heb dikwijls een kat zonder grijns gezien,’ dacht Alice, ‘maar een grijns zonder een kat, dat is wel het gekste dat ik ooit in mijn leven gezien heb!’

   "Nu, viděla jsem už často kočku bez šklebu," pomyslila si Alenka, "ale škleb bez kočky! To je nejpodivnější věc, jakou jsem viděla ve svém životě."

   Ze hoefde niet ver meer te lopen voor ze het huis van de Maartse Haas zag; ze dacht tenminste dat dit wel het goede huis moest zijn, omdat de schoorstenen als oren gevormd waren en het dak met bont was bedekt. Het huis was zo groot dat ze het geraden vond om er niet heen te gaan voor ze weer iets geknabbeld had van het stukje van de paddestoel dat zij in haar linkerhand hield en daardoor een lengte had bereikt van ongeveer zeventig centimeter. Maar toen wandelde zij er toch tamelijk bedeesd naar toe en ze zei bij zich zelf: ‘Als hij toch eens stapelgek is! Ik wou dat ik maar naar den Hoedenmaker was gegaan!’

   Neušla příliš daleko, když spatřila dům Zajíce Březňáka; hádala, že to musí být jeho dům, podle toho, že komíny měly tvar uší a střecha byla pokryta kožišinou. Byl to dům tak veliký, že si netroufala jít blíže, dokud neukousla kousíček hřibu z levé ruky a zvětšila se na velikost asi dvou stop. Ale i potom kráčela k domu dosti nesměle, říkajíc si: "Co kdyby přece jenom byl úplněšílený? Skoro si myslím, že jsem přece jen měla jít ke Kloboučníkovi."

Text from www.dbnl.org