« Tom ! »
"Tom!"
Pas de réponse.
Geen antwoord.
« Tom ! »
"Tom!"
Pas de réponse.
Geen antwoord.
« Je me demande où a bien pu passer ce garçon… Allons, Tom, viens ici ! »
"Waar zou die drommelsche jongen toch zitten? Hoor je me niet, Tom?"
La vieille dame abaissa ses lunettes sur son nez et lança un coup d’œil tout autour de la pièce, puis elle les remonta sur son front et regarda de nouveau. Il ne lui arrivait pratiquement jamais de se servir de ses lunettes pour chercher un objet aussi négligeable qu’un jeune garçon. D’ailleurs, elle ne portait ces lunettes-là que pour la parade et les verres en étaient si peu efficaces que deux ronds de fourneau les eussent avantageusement remplacés, mais elle en était très fière. La vieille dame demeura un instant fort perplexe et finit par reprendre d’une voix plus calme, mais assez haut cependant pour se faire entendre de tous les meubles :
De oude dame, die deze woorden sprak, trok haar bril naar beneden om er overheen te kijken. Daarna duwde zij hem naar boven om er onderdoor te kijken. Zelden of nooit gebruikte zij hem om er door te kijken, althans niet naar een zoo onbeduidend voorwerp als een kleine jongen. Immers haar bril was haar roem, de trots van haar hart, en zij had hem gekocht om ontzag in te boezemen,--niet om dienst te doen. Voor hare oogen toch kon zij evengoed een deksel van een sauspan genomen hebben. Een oogenblik zag zij onthutst in het rond en zeide, niet bepaald barsch, maar luid genoeg om door al de meubelen in de kamer gehoord te worden:
« Si je mets la main sur toi, je te jure que… »
"Als ik je krijg, dan zal...."
Elle en resta là, car, courbée en deux, elle administrait maintenant de furieux coups de balai sous le lit et avait besoin de tout son souffle. Malgré ses efforts, elle ne réussit qu’à déloger le chat.
Meer kon zij niet uitbrengen, want al pratende had zij zich voorovergebukt om met een bezem onder het bed te voelen of zich daar ook iemand verscholen had; en zij hijgde naar adem, toen zij na lang duwen en stompen niets dan de kat te voorschijn haalde.
« Je n’ai jamais vu un garnement pareil ! »
"Ik heb nooit van mijn leven zoo'n jongen gezien! Nu zullen wij eens buiten kijken."
La porte était ouverte. La vieille dame alla se poster sur le seuil et se mit à inspecter les rangs de tomates et les mauvaises herbes qui constituaient tout le jardin. Pas de Tom.
Zij ging voor de open deur staan en keek den tuin rond, tusschen de tomato-boompjes en het doorn-appelkruid. Geen Tom. Daarna gebruikte zij hare handen als spreektrompet en schreeuwde:
« Hé ! Tom », lança-t-elle, assez fort cette fois pour que sa voix portât au loin.
"Ben je daar, Tom!"
Elle entendit un léger bruit derrière elle et se retourna juste à temps pour attraper par le revers de sa veste un jeune garçon qu’elle arrêta net dans sa fuite.
Wacht! daar hoort ze plotseling een licht gedruisch achter zich en zij keert zich om juist bijtijds om een jongen bij de panden van zijn buisje te vatten en hem het ontkomen te beletten.
« Je te tiens ! J’aurais bien dû penser à ce placard. Que faisais-tu là-dedans ?
"Wel, ik had er aan moeten denken dat je in de provisiekast zoudt zitten," zeide zij. "Wat heb je daar gedaan?"
– Rien.
"Niets, tante."
– Rien ? Regarde-moi tes mains, regarde-moi ta bouche. Que signifie tout ce barbouillage ?
"Niets? Kijk eens naar je handen en je mond! Waarom kleven die zoo?"
– Je ne sais pas, ma tante.
"Dat weet ik niet, tante."
– Eh bien, moi je sais. C’est de la confiture. Je t’ai répété sur tous les tons que si tu ne laissais pas ces confitures tranquilles, tu recevrais une belle correction. Donne-moi cette badine. »
"Nu, ik wel. Er zit gelei aan. Heb ik je niet honderdmaal gezegd, dat je voor de broek zoudt hebben, als je gelei snoepte. Geef mij die roede eens aan."
La badine tournoya dans l’air. L’instant était critique.
De roede werd in de lucht gezwaaid en was op het punt on op den jongen neer te komen, toen hij uitriep:
« Oh ! mon Dieu ! Attention derrière toi, ma tante ! »
"Tante, kijk eens achter u!"
La vieille dame fit brusquement demi-tour en serrant ses jupes contre elle pour parer à tout danger. Le gaillard, en profitant, décampa, escalada la clôture en planches du jardin et disparut par le chemin.
De oude dame draaide zich om en legde de roede neer om een partij hemden te redden, die zij op de haag te drogen had gehangen en die, door haar ijver om parate executie te houden, op den grond waren gevallen.
Dès qu’elle fut revenue de sa surprise, tante Polly éclata de rire.
De jongen maakte van de gelegenheid gebruik om over de schutting te klauteren en was in een ommezien verdwenen. Tante stond hem een oogenblik beteuterd na te kijken en barstte toen in lachen uit.
« Maudit garçon ! Je me laisserai donc toujours prendre ! J’aurais pourtant dû me méfier. Il m’a joué assez de tours pendables comme cela. Mais plus on vieillit, plus on devient bête. Et l’on prétend que l’on n’apprend pas aux vieux singes à faire la grimace ! Seulement, voilà le malheur, il ne recommence pas deux fois le même tour et avec lui on ne sait jamais ce qui va arriver. Il sait pertinemment jusqu’où il peut aller avant que je me fâche, mais si je me fâche tout de même, il s’arrange si bien pour détourner mon attention ou me faire rire que ma colère tombe et que je n’ai plus aucune envie de lui taper dessus. Je manque à tous mes devoirs avec ce garçon-là. Qui aime bien, châtie bien, dit la Bible, et elle n’a pas tort. Je nous prépare à tous deux un avenir de souffrance et de péché : Tom a le diable au corps, mais c’est le fils de ma pauvre sœur et je n’ai pas le courage de le battre. Chaque fois que je lui pardonne, ma conscience m’adresse d’amers reproches et chaque fois que je lève la main sur lui, mon vieux cœur saigne. Enfin, l’homme né de la femme n’a que peu de jours à vivre et il doit les vivre dans la peine, c’est encore la Bible qui le dit. Rien n’est plus vrai. Il va de nouveau faire l’école buissonnière tantôt et je serai forcée de le faire travailler demain pour le punir. C’est pourtant rudement dur de le faire travailler le samedi lorsque tous ses camarades ont congé, lui qui a une telle horreur du travail ! Il n’y a pas à dire, il faut que je fasse mon devoir, sans quoi ce sera la perte de cet enfant. »
"Die duivelsche jongen! Zal ik dan nooit wijzer worden Het spreekwoord heeft gelijk: 'Hoe ouder, hoe gekker.' Een ouden hond kan men geen nieuwe kunsten leeren. Elken dag verzint de jongen iets anders; maar wie kan dat allemaal vooruit weten? 't Is alsof hij voelt hoe lang hij mij plagen kan vóórdat ik kwaad word. En als ik dan eindelijk boos ben, brengt hij mij een oogenblik van het onderwerp af of laat mij lachen, en voorbij is het; hij glijdt mij onder de vingers weg, voordat ik hem kan straffen. Ik doe mijn plicht niet aan dien jongen, zoo waar als ik leef. Staat er niet geschreven: 'Die de roede spaart, bederft het kind.' Ik vergroot ons beider zonde en lijden. Hij is gansch en al bedorven. Maar, helaas het arme schaap is het eigen kind van mijne zuster zaliger ik kan het niet over mij verkrijgen hem te slaan. Ieder keer, dat ik hem niet straf, klaagt mijn geweten mij aan en ieder keer dat ik hem slaag geef, breekt mij het hart. Wat zal er van hem worden? Zoo zal hij voor galg en rad opgroeien? Hij zal van middag zeker weer gaan strijken en dan zal ik, om te straffen, hem morgen moeten laten werken. 't Is vreeselijk hard om hem op Zaterdag aan den arbeid te zetten, als andere jongens vacantie hebben maar ik moet ten minste mijn plicht doen, of ik zal het kind nog tot bederf worden."
Tom fit l’école buissonnière et s’amusa beaucoup. Il rentra juste à temps afin d’aider Jim, le négrillon, à scier la provision de bois pour le lendemain et à casser du petit bois en vue du dîner. Plus exactement, il rentra assez tôt pour raconter ses exploits à Jim tandis que celui-ci abattait les trois quarts de la besogne. Sidney, le demi-frère de Tom, avait déjà, quant à lui, ramassé les copeaux : c’était un garçon calme qui n’avait point le goût des aventures.
Tom bleef uit school en had een prettigen middag. Hij kwam juist tijdig genoeg tehuis, om Jim, den zwarten loopjongen, te helpen houtzagen en de blokjes voor het avondeten te hakken. Of liever hij kwam bijtijds, om Jim zijne avonturen te vertellen, terwijl deze drie vierden van het werk deed. Toms jongere broeder (of eigenlijk stiefbroeder) Sid, was al lang klaar met zijn werk van spaanders op te rapen; immers hij was een bedaarde jongen, die volstrekt niet van avonturen en waaghalzerijen hield.
Au dîner, pendant que Tom mangeait et profitait de la moindre occasion pour dérober du sucre, tante Polly posa à son neveu une série de questions aussi insidieuses que pénétrantes dans l’intention bien arrêtée de l’amener à se trahir. Pareille à tant d’autres âmes candides, elle croyait avoir le don de la diplomatie et considérait ses ruses les plus cousues de fil blanc comme des merveilles d’ingéniosité.
Onder het eten deed tante haar neef, die af en toe stilletjes uit den suikerpot nam, allerlei listige, diepzinnige vragen, om hem er in te laten loopen. Gelijk vele andere eenvoudige lieden, beroemde zij er zich op, dat zij een aangeboren talent bezat voor geheimzinnige diplomatie en beschouwde zij de meest alledaagsche kunstgrepen, waarvan zij gebruik maakte, als wonderen van list en vindingrijkheid.
« Tom, dit-elle, il devait faire bien chaud à l’école aujourd’hui, n’est-ce pas ?
"Was 't niet warm op school?" vroeg zij.
– Oui, ma tante.
"Ja, tante."
– Il devait même faire une chaleur étouffante ?
"Schrikkelijk warm, niet waar?"
– Oui, ma tante.
"Ja, tante."
– Tu n’as pas eu envie d’aller nager ? »
"Had je geen lust om te gaan zwemmen, Tom?"
Un peu inquiet, Tom commençait à ne plus se sentir très à son aise. Il leva les yeux sur sa tante, dont le visage était impénétrable.
Tom begon lont te ruiken en trachtte tantes gelaat uit te vorschen maar het bleef onwrikbaar in dezelfde plooi.
« Non, répondit-il… enfin, pas tellement. »
"Neen, tante," antwoordde hij, "niet zoo bijzonder."
La vieille dame allongea la main et tâta la chemise de Tom.
De oude dame strekte de hand uit, om te voelen of Toms overhemd ook nat was, en zeide:
« En tout cas, tu n’as pas trop chaud, maintenant. » Et elle se flatta d’avoir découvert que la chemise était parfaitement sèche, sans que personne pût deviner où elle voulait en venir. Mais Tom savait désormais de quel côté soufflait le vent et il se mit en mesure de résister à une nouvelle attaque en prenant l’offensive.
"Je bent nu toch niet zoo bijzonder warm, Tom!" Zij was verbaasd over haar eigen slimheid; zij had op deze manier ontdekt dat Toms overhemd droog was, zonder dat iemand vermoedde dat het juist dat was, waar zij achter wilde komen. Maar Tom wist al uit welken hoek de wind woei en dacht dat 't beste zou zijn de vraag te voorkomen, die nu volgen zou.
« Il y a des camarades qui se sont amusés à nous faire gicler de l’eau sur la tête. J’ai encore les cheveux tout mouillés. Tu vois ? »
"Wij hebben ons hoofd onder de pomp gehouden," zeide hij, "en 't mijne is nog nat. Voel maar?"
Tante Polly fut vexée de s’être laissé battre sur son propre terrain. Alors, une autre idée lui vint.
Tante Polly was boos op zich zelve, omdat zij aan die omstandigheid, welke hem van de schuld had moeten overtuigen, niet gedacht had en dus niet bijdehand genoeg was geweest. Maar ze kreeg een nieuwe ingeving.
« Tom, tu n’as pas eu à découdre le col que j’avais cousu à ta chemise pour te faire asperger la tête, n’est-ce pas ? Déboutonne ta veste. »
"Tom, je hebt toch het boordje, dat ik aan je hemd heb vastgenaaid, niet behoeven los te maken om je hoofd onder de pomp te houden. Wacht, ontknoop je buis eens."
Les traits de Tom se détendirent. Le garçon ouvrit sa veste. Son col de chemise était solidement cousu.
Toms gezicht klaarde weer op. Hij ontknoopte zijn buis. Het boordje zat aan het hemd vast.
« Allons, c’est bon. J’étais persuadée que tu avais fait l’école buissonnière et que tu t’étais baigné. Je te pardonne, Tom. Du reste, chat échaudé craint l’eau froide, comme on dit, et tu as dû te méfier, cette fois-ci. »
"Wel, loop dan maar heen. Ik dacht zeker, dat je van school waart gaan strijken om te zwemmen. Doch ik zal je maar vergeven. 't Is met jou toch maar boter aan de galg gesmeerd."
Tante Polly était à moitié fâchée que sa sagacité eût été prise en défaut et à moitié satisfaite que l’on se fût montré obéissant, pour une fois.
Zij was half boos, dat hare scherpzinnigheid gefaald had, en half blij, dat Tom toevallig niet ongehoorzaam bleek te zijn.
Mais Sidney intervint.
Toen zeide Sidney:
« Tiens, fit-il, j’en aurai mis ma main au feu. Je croyais que ce matin tu avais cousu son col avec du fil blanc, or ce soir le fil est noir.
"Tante, hebt u het boordje met wit of zwart garen genaaid?"
– Mais c’est évident, je l’ai cousu avec du fil blanc ! Tom ! »
"Wel, natuurlijk met wit.--Tom!"
Tom n’attendit pas son reste. Il fila comme une flèche et, avant de passer la porte, il cria :
Maar Tom wachtte de rest niet af. Eer hij de deur uitvloog, riep hij nog even:
« Sid, tu me paieras ça ! »
"Je krijgt een pak slaag, Sid, voor het klikken."
Une fois en lieu sûr, Tom examina deux longues aiguilles piquées dans le revers de sa veste et enfilées l’une avec du fil blanc, l’autre avec du fil noir.
Zoodra Tom buiten het bereik van zijne tante was, haalde hij twee groote naalden voor den dag, de een met zwart en de andere met wit garen omwonden, die hij aan den binnenkant van zijn buis had gestoken, en zeide:
« Sans ce maudit Sid, elle n’y aurait rien vu, pensa-t-il. Tantôt elle se sert de fil blanc, tantôt de fil noir. Je voudrais tout de même bien qu’elle se décide à employer soit l’un soit l’autre. Moi je m’y perds. En attendant Sid va recevoir une bonne raclée. Ça lui apprendra. »
"Ze zou het nooit gemerkt hebben als Sid het niet verklapt had. 't Is een drommelsch werk; nu eens naait ze met zwart en dan weder met wit garen. Ik wou maar, dat ze zich bij het een of het andere bepaalde; dan wist ik waar ik mij aan te houden had. Maar Sid zal er voor lusten, of ik heet geen Tom Sawyer meer!"
Tom n’était pas le garçon modèle du village, d’ailleurs il connaissait fort bien le garçon modèle et l’avait en horreur.
Tom was niet de modeljongen van het dorp. Hij wist echter best, wie dat wel was en ook dat hij een geduchten hekel aan hem had.
Deux minutes à peine suffirent à Tom pour oublier ses soucis, non pas qu’ils fussent moins lourds à porter que ceux des autres hommes, mais ils pâlissaient devant de nouvelles préoccupations d’un intérêt puissant, tout comme les malheurs s’effacent de l’esprit sous l’influence de cette fièvre qu’engendre toujours une nouvelle forme d’activité. Un nègre venait de lui apprendre une manière inédite de siffler et il mourait d’envie de la mettre en pratique. Cela consistait à imiter les trilles des oiseaux, à reproduire une sorte de gazouillement liquide en appliquant à intervalles rapprochés la langue contre le palais. Si jamais le lecteur a été un petit garçon, il se rappellera comment il faut s’y prendre. À force de zèle et d’application, Tom ne tarda pas à mettre la méthode au point et, la bouche toute remplie d’harmonies, l’âme débordante de gratitude, il commença à déambuler dans les rues du village. Il se sentait dans un état voisin de celui qu’éprouve un astronome ayant découvert une nouvelle planète et, sans aucun doute, d’ailleurs, sa jubilation était encore plus grande.
In minder dan twee minuten had hij zijn verdriet vergeten. Niet omdat hij het minder voelde dan volwassenen, maar omdat iets anders, dat zijne belangstelling geheel innam, het onderdrukte en voor een oogenblik uit zijne ziel verdreef. Dat andere was het aanleeren van eene nieuwe manier van fluiten, die hij juist van een neger had afgezien en waarin hij zich thans ongestoord kon oefenen. Het was een soort van zacht gekweel, dat aan het geluid van een vogel deed denken en voortgebracht werd door bij tusschenpoozen midden onder het fluiten met de tong het verhemelte aan te raken. De lezer zal zich uit zijne jongensjaren wel herinneren hoe men dat doet. Door vlijt en volharding kreeg hij het kunstje spoedig beet en stapte hij door de straten met een mond vol harmonie en een hart zoo vol dankbaarheid als dat van een sterrekundige, die eene nieuwe planeet ontdekt heeft. Wanneer men het genot van den astronoom had kunnen vergelijken met dat van Tom, zou dat van den knaap het in onvermengdheid gewonnen hebben.
Les soirées d’été étaient longues. Il ne faisait pas encore nuit. Bientôt, Tom s’arrêta de siffler. Un inconnu lui faisait face, un garçon guère plus grand que lui. Dans le pauvre petit village de Saint-Petersburg, tout visage nouveau excitait une profonde curiosité. De plus, ce garçon était bien habillé, très bien habillé même pour un jour de semaine. C’était tout bonnement ahurissant. Sa casquette était des plus élégantes et sa veste bleue, bien boutonnée, était aussi neuve que distinguée. Il en allait de même pour son pantalon. L’inconnu portait des souliers et une cravate de teinte vive. Il était si bien mis, il avait tellement l’air d’un citadin que Tom en éprouva comme un coup au creux de l’estomac. Plus Tom considérait cette merveille de l’art, plus il regardait de haut un pareil étalage de luxe, plus il avait conscience d’être lui-même habillé comme un chiffonnier. Les deux garçons restaient muets. Si l’un faisait un mouvement, l’autre l’imitait aussitôt, mais ils s’arrangeaient pour tourner l’un autour de l’autre sans cesser de se dévisager et de se regarder dans le blanc des yeux. Enfin Tom prit la parole.
Het was midden in den zomer en de avonden waren lang. De duisternis was nog niet ingevallen, toen Tom al fluitende zijn weg vervolgde. Een vreemdeling liep voor hem uit, een jongen, een paar duim langer dan hij zelf. Een vreemdeling, van welken leeftijd of sekse ook, was eene merkwaardigheid in het kleine plaatsje St. Petersburg. Deze jongen was mooi gekleed,--veel te mooi voor een weekdag. Dat was al iets vreemds. Zijn pet was splinternieuw, zijn toegeknoopt blauw buisje dito, zijn broek evenzoo. Hij had schoenen aan, en dat nog wel op Vrijdag! Zelfs had hij een mooie zijden das on! Hij zag er zoo deftig uit, dat Tom er kippenvel van kreeg. Hij stond dit monster van pracht aan te gapen, doch hoe langer hij zijn neus tegen hem optrok, des te smeriger en te slordiger scheen hem zijn eigen plunje. Geen van beiden sprak een woord. Als de een zich bewoog, deed de ander hetzelfde. Zij bleven elkander aanstaren, totdat Tom uitriep:
« J’ai bonne envie de te flanquer une volée, dit-il.
"Ik kan je wel aan."
– Essaie un peu.
"Probeer het dan eens."
– Ça ne serait pas difficile.
"Zeker, ik kan wel, als ik maar wil."
– Tu dis ça, mais tu n’en es pas capable.
"Dat kun je niet."
– Pas capable ?
"Jawel."
– Non, tu n’oseras pas.
"Neen."
– Si !
"Ja."
– Non ! »
"Neen."
Un moment de silence pénible, puis Tom reprit :
Er volgde eene onheilspellende stilte, waarna Tom zeide:
« Comment t’appelles-tu ?
"Hoe heet je?"
– Ça ne te regarde pas.
"Dat raakt je niet?"
– Si tu le prends sur ce ton, gare à toi.
"Ik zal je leeren, dat het me wel raakt."
– Viens-y donc.
"Nu, doe het dan."
– Encore un mot et tu vas voir.
"Als je nog een woord spreekt, doe ik het."
– Un mot… un mot… tiens, ça en fait des tas tout ça. Eh bien, vas-y !
"Nog een woord! Wat verbeeld jij je wel?"
– Oh ! Tu te crois malin, hein ? Tu ne sais pas que je pourrais te flanquer par terre d’une seule main si je le voulais.
"Je vindt je eigen nogal mooi, niet waar? Ik zou je wel met ééne hand op den grond kunnen krijgen, als ik het verkoos."
– Qu’est-ce que tu attends ?
"Waarom doe je het dan niet. Je zegt altijd, dat je het kunt."
– Ça ne va pas tarder si tu continues.
"Als je den gek met me steekt, doe ik het."
– Je connais la chanson. Il y a des gens qui sont restés comme ça pendant cent sept ans avant de se décider.
"O! dat heb ik wel honderd jongens hooren zeggen."
– Dégourdi, va ! Tu te prends pour quelqu’un, hein ? Oh ! en voilà un chapeau !
"Je denkt zeker, dat je een heele Piet bent."
– Tu n’as qu’à pas le regarder, ce chapeau, s’il ne te plaît pas. Seulement, ne t’avise pas d’y toucher, le premier qui y touchera ira mordre la poussière.
"Wat een vieze pet heb jij op!"
"Probeer eens, mij dien pet van het hoofd te nemen. Doe het eens!"
– Menteur !
"Je bent een lafaard."
– Toi-même !
"En jij ook."
– Tu crânes, mais tu n’as pas le courage d’aller jusqu’au bout !
"Je bent een groote lafaard en je durft me niet aan."
– Va voir là-bas si j’y suis.
"Ga eens verder, als je durft,"
– Dis donc, tu vas te taire, sans ça je t’assomme.
"Als je nog meer praatjes maakt, zal ik je een slag op den kop geven."
– J’y compte bien.
"Wel zeker, zul je dat?"
– Attends un peu.
"Ja, dat zal ik."
– Mais alors, décide-toi. Tu dis tout le temps que tu vas me sauter dessus, pourquoi ne le fais-tu pas ? C’est que tu as peur.
"Waarom doe je het dan niet? Waarom zeg je altijd, dat je het doen zult. Is het, omdat je bang bent?"
– Je n’ai pas peur.
"Ik ben niet bang."
– Si.
"Jawel."
– Non.
"Neen."
– Si. »
"Jawel."
Nouveau silence, nouveaux regards furibonds et nouveau manège des deux garçons dont les épaules finirent par se toucher.
Weder eene pauze. De jongens duwen gedurig meer tegen elkander aan. Zij staan al schouder tegen schouder. Tom roept:
« Allez, file, déclara Tom.
"Ga uit den weg!"
– Débarrasse donc le plancher toi-même.
"Ga jij uit den weg."
– Non.
"Ik doe het niet."
– Eh bien, moi non plus. »
"Ik doe het ook niet."
Pied contre pied, les deux garçons arc-boutés cherchèrent chacun à faire reculer l’adversaire. L’œil allumé par la haine, ni l’un ni l’autre ne put prendre l’avantage. Après avoir lutté ainsi jusqu’à devenir cramoisis, ils relâchèrent leurs efforts tout en s’observant avec prudence.
Zoo stonden zij beiden met één voet vooruit, elkander duwende dat het een aard had. Maar geen van beiden kon den ander uit den weg krijgen. Na tegen elkander aangebonsd en gestooten te hebben, totdat de zweetdroppels hun over het gezicht liepen, weken beiden voorzichtig een weinig achteruit en Tom zeide:
« Tu es un lâche et un poseur, dit Tom. Je demanderai à mon grand frère de s’occuper de toi. Il t’écrasera d’une chiquenaude.
"Je bent een lafaard. Ik zal mijn oudsten broer eens op je afsturen; die kan je wel met zijn pink aan en hij zal het doen ook."
– Qu’est-ce que tu veux que ça me fasse ? Mon frère est encore plus grand que le tien. Tu verras, il ne sera pas long à l’envoyer valser par-dessus cette haie. » (Les deux frères étaient aussi imaginaires l’un que l’autre.)
"Wat kan mij je oudste broer schelen! Ik heb een broer, die nog veel grooter is dan die van jou, en die smijt jou vierkant over de schutting." (De twee broeders bestonden slechts in hunne verbeelding.)
« Tu mens.
"Dat is een leugen."
– Pas tant que toi. »
"Iets is nog geen leugen, omdat jij het blieft te zeggen."
Tom traça une ligne dans la poussière avec son orteil et dit :
Tom maakte eene streep in het zand met zijn grooten teen en zeide:
« Si tu dépasses cette ligne, je te tape dessus jusqu’à ce que tu ne puisses plus te relever. »
"Stap hier eens over en ik zal je een pak geven, dat je niet meer op je beenen staan kunt."
L’inconnu franchit immédiatement la ligne.
De nieuwe jongen stapte er dadelijk over en zeide:
« Maintenant, vas-y un peu.
"Nou, je zei dat je het doen zoudt; doe het dan ook."
– N’essaie pas de jouer au plus malin avec moi. Méfie-toi.
"Sar me niet; pas op!"
– Mais qu’est-ce que tu attends ?
"Wel, je zei dat je het doen zoudt. Waarom doe je 't dan niet?"
– En voilà assez, pour deux sous, je te casse la figure ! »
"Sapperloot, ik doe het voor twee centen!"
Le garçon sortit deux pièces de cuivre de sa poche et les tendit à Tom d’un air narquois. Tom les jeta à terre. Alors, tous deux roulèrent dans la poussière, agrippés, l’un à l’autre comme des chats. Pendant une longue minute, ils se tirèrent par les cheveux et par les vêtements, se griffèrent et s’administrèrent force coups de poing sur le nez, se couvrant à la fois de poussière et de gloire. Bientôt, la masse confuse formée par les deux combattants émergea d’un nuage poudreux et Tom apparut à califourchon sur le jeune étranger dont il labourait énergiquement les côtes. « Tu en as assez ? » fit Tom.
De nieuwe jongen haalde twee vuile centen uit zijn zak en bood die Tom met een spottend gezicht aan. Tom smeet de centen op den grond. In een oogenblik rolden en buitelden de jongens in het stof en vochten als leeuwen; een minuut lang rukten en plukten zij elkaar, trokken elkaar bij het haar en de kleeren, stompten en krabden elkander en overdekten zich met modder en lauweren. Een oogenblik later kwam er orde uit de verwarring en Tom werd uit den damp van het slagveld zichtbaar, op den nieuwen jongen gezeten en een regen van vuistslagen op hem doende nederdalen.
"Is het nou genoeg?" vroeg hij.
Le garçon se débattit. Il pleurait, mais surtout de rage.
De jongen worstelde om van den grond op te komen. Hij schreeuwde meer uit woede dan van pijn.
« Tu en as assez ? » Pas de réponse, et Tom recommença à taper sur l’autre.
"Is het nou genoeg?" zeide Tom, en het kloppen ving weer aan.
Enfin, l’étranger demanda grâce : Tom le laissa se relever.
Eindelijk ontsnapte den nieuwen jongen een onderdrukt "genoeg," en Tom liet hem opstaan met de woorden:
« J’espère que ça te servira de leçon, fit-il. La prochaine fois, tâche de savoir à qui tu te frottes. »
"Dat is een goede les voor je, mannetje. Ik zou je raden een volgenden keer te kijken wien je voor hebt, eer je met iemand den gek steekt."
Le garçon s’en alla en secouant la poussière de ses habits. Il haletait, reniflait, se détournait parfois en relevant le menton et criait à Tom ce qu’il lui réservait pour le jour où il le « repincerait », ce à quoi Tom répondait par des sarcasmes. Fier comme Artaban, il rebroussa chemin. À peine eut-il le dos tourné que son adversaire ramassa une pierre, la lança, l’atteignit entre les deux épaules et prit ses jambes à son cou. Tom se précipita à la suite du traître et le poursuivit jusqu’à sa demeure, apprenant ainsi où il habitait. Il resta un moment à monter la garde devant la porte. « Sors donc, si tu oses ! » dit-il à son ennemi, mais l’ennemi, le nez collé à la vitre d’une fenêtre, se contenta de lui répondre par une série de grimaces jusqu’à ce que sa mère arrivât et traitât Tom d’enfant méchant et mal élevé, non sans le prier de prendre le large. Forcé d’abandonner la partie, Tom fit demi-tour en se jurant bien de régler son compte au garçon.
De nieuwe jongen stond op, sloeg het stof van zijne kleederen, en liep snikkende weg, terwijl hij gedurig het hoofd omdraaide en Tom dreigde, dat hij hem een ander maal wel te pakken zou krijgen. Tom beantwoordde de dreigementen met schimpscheuten en stapte voort met hooge borst. Hij had zijn rug echter nog niet gekeerd of de nieuwe jongen nam een steen op, smeet hem dien achterna, raakte hem daarmede tusschen de schouders en rende toen weg, zoo snel als zijne beenen hem dragen konden. Tom zette den verrader na tot aan zijn huis en ontdekte alzoo waar hij woonde. Een tijdlang bleef hij bij de deur post vatten, den vijand tartende buiten te komen, maar deze hield zich schuil achter het raam, waar hij tegen Tom gezichten stond te trekken. Eindelijk kwam de moeder van den vijand voor den dag, die Tom voor een leelijken, gemeenen jongen uitschold en hem gelaste zijn biezen te pakken. Toen ging Tom heen en mompelde tusschen zijne tanden, dat de nieuwe jongen geen cent waard was.
Il rentra chez lui fort tard et, au moment où il se faufilait par la fenêtre, il tomba dans une embuscade. Sa tante l’attendait. Lorsqu’elle vit dans quel état se trouvaient ses vêtements, elle prit la décision irrévocable d’empêcher son neveu de sortir le lendemain, bien que ce fût jour de congé.
Hij kwam vrij laat te huis, en toen hij voorzichtig het raam insprong, viel hij in eene hinderlaag, in de persoon van zijne tante, bij wie, toen zij den staat zag, waarin zijne kleederen verkeerden, het besluit om zijn vrijen Zaterdag in een gevangenschap met dwangarbeid te veranderen, onherroepelijk vaststond.