De avonturen van Alice

AVENTURES D'ALICE AU PAYS DES MERVEILLES

   VII

   CHAPITRE VII.

   Een dolle theevisite

   UN THÉ DE FOUS.

   ER stond een tafel onder een boom tegenover het huis en daaraan zaten de Maartse Haas en de Hoedenmaker thee te drinken; een Zevenslaper zat vast in slaap tussen hen in en de twee anderen gebruikten hem als kussen, leunden met hun ellebogen op hem en praatten over zijn hoofd heen. ‘Erg ongemakkelijk voor de Zevenslaper,’ dacht Alice, ‘alleen, nu hij slaapt, komt het er niet veel op aan ook.’

   Il y avait une table servie sous un arbre devant la maison, et le Lièvre y prenait le thé avec le Chapelier. Un Loir profondément endormi était assis entre les deux autres qui s’en servaient comme d’un coussin, le coude appuyé sur lui et causant par-dessus sa tête. « Bien gênant pour le Loir, » pensa Alice. « Mais comme il est endormi je suppose que cela lui est égal. »

   De tafel was heel groot, maar de drie thee-drinkers zaten op elkaar gedrongen aan een hoekje. ‘Geen plaats, geen plaats!’ riepen zij, toen zij Alice aan zagen komen. ‘Er is plaats genoeg!’ zei Alice verontwaardigd en zij ging in een grote leunstoel zitten aan het ene eind van de tafel.

   Bien que la table fût très-grande, ils étaient tous trois serrés l’un contre l’autre à un des coins. « Il n’y a pas de place ! Il n’y a pas de place ! » crièrent-ils en voyant Alice. « Il y a abondance de place, » dit Alice indignée, et elle s’assit dans un large fauteuil à l’un des bouts de la table.

   ‘Neem wat wijn,’ zei de Maartse Haas aanmoedigend.

   « Prenez donc du vin, » dit le Lièvre d’un ton engageant.

   Alice keek de hele tafel rond, maar zager enkel thee op staan - ‘Ik zie helemaal geen wijn,’ merkte ze op.

   Alice regarda tout autour de la table, mais il n’y avait que du thé. « Je ne vois pas de vin, » fit-elle observer.

   ‘Die is er ook niet,’ zei de Maartse Haas.

   « Il n’y en a pas, » dit le Lièvre.

   ‘Dan was het niet erg beleefd van je om die aan te bieden,’ zei Alice boos.

   « En ce cas il n’était pas très-poli de votre part de m’en offrir, » dit Alice d’un ton fâché.

   ‘Het was niet erg beleefd van jou om zo maar te gaan zitten,’ zei de Maartse Haas.

   « Il n’était pas non plus très-poli de votre part de vous mettre à table avant d’y être invitée, » dit le Lièvre.

   ‘Ik wist niet dat het uw tafel was,’ zei Alice, ‘hij is voor veel meer dan drie mensen gedekt.’

   « J’ignorais que ce fût votre table, » dit Alice. « Il y a des couverts pour bien plus de trois convives. »

   ‘Je haar moet geknipt worden,’ zei de Hoedenmaker. Hij had Alice een hele tijd nieuwsgierig op zitten nemen en dit was het eerste wat hij zei.

   « Vos cheveux ont besoin d’être coupés, » dit le Chapelier. Il avait considéré Alice pendant quelque temps avec beaucoup de curiosité, et ce fut la première parole qu’il lui adressa.

   ‘U moet niet zo persoonlijk worden,’ zei Alice streng, ‘dat is erg grof.’

   « Vous devriez apprendre à ne pas faire de remarques sur les gens ; c’est très-grossier, » dit Alice d’un ton sévère.

   De Hoedenmaker deed zijn ogen wijd open toen hij dit hoorde; toen zei hij enkel: ‘Waarom lijkt een raaf op een schrijftafel?’

   À ces mots le Chapelier ouvrit de grands yeux ; mais il se contenta de dire : « Pourquoi une pie ressemble-t-elle à un pupitre ? »

   ‘Kom, nu zal het leuk worden,’ dacht Alice, ‘ik ben blij dat ze raadsels op gaan geven. Ik geloof wel dat ik dat kan raden.’ voegde ze er hardop aan toe.

   « Bon ! nous allons nous amuser, » pensa Alice. « Je suis bien aise qu’ils se mettent à demander des énigmes. Je crois pouvoir deviner cela, » ajouta-t-elle tout haut.

   ‘Bedoel je, dat je denkt dat je het antwoord erop kan vinden?’ zei de Maartse Haas.

   « Voulez-vous dire que vous croyez pouvoir trouver la réponse ? » dit le Lièvre.

   ‘Ja,’ zei Alice.

   « Précisément, » répondit Alice.

   ‘Dan moet je zeggen wat je bedoelt,’ antwoordde de Maartse Haas.

   « Alors vous devriez dire ce que vous voulez dire, » continua le Lièvre.

   ‘Dat doe ik,’ antwoorde Alice haastig, ‘tenminste ik bedoel wat ik zeg - dat is hetzelfde, ziet u.’

   « C’est ce que je fais, » répliqua vivement Alice. « Du moins — je veux dire ce que je dis ; c’est la même chose, n’est-ce pas ? »

   ‘Dat is helemaal niet hetzelfde,’ zei de Hoedenmaker, ‘je kunt even goed zeggen dat “ik zie wat ik eet” hetzelfde is als “ik eet wat ik zie”!’

   « Ce n’est pas du tout la même chose, » dit le Chapelier. « Vous pourriez alors dire tout aussi bien que : « Je vois ce que je mange, » est la même chose que : « Je mange ce que je vois. » »

   ‘Dan kun je even goed zeggen,’ voegde de Maartse Haas er aan toe, ‘dat “ik houd van wat ik krijg” hetzelfde is als “ik krijg waarvan ik houd”!’

   « Vous pourriez alors dire tout aussi bien, » ajouta le Lièvre, « que : « J’aime ce qu’on me donne, » est la même chose que : « On me donne ce que j’aime. » »

   ‘Dan kun je evengoed zeggen,’ zei de Zevenslaper, die blijkbaar in zijn slaap praatte, ‘dat “ik adem als ik slaap,” hetzelfde is als “ik slaap als ik adem”!’

   « Vous pourriez dire tout aussi bien, » ajouta le Loir, qui paraissait parler tout endormi, « que : « Je respire quand je dors, » est la même chose que : « Je dors quand je respire. » »

   ‘Dat is hetzelfde bij jou,’ zei de Hoedenmaker en hier brak het gesprek af en zweeg het gezelschap een paar minuten, terwijl Alice over alles nadacht, wat haar over raven en schrijftafels te binnen wou schieten en dat was niet veel.

   « C’est en effet tout un pour vous, » dit le Chapelier. Sur ce, la conversation tomba et il se fit un silence de quelques minutes. Pendant ce temps, Alice repassa dans son esprit tout ce qu’elle savait au sujet des pies et des pupitres ; ce qui n’était pas grand’chose.

   De Hoedenmaker was de eerste die weer begon te praten. ‘De hoeveelste is het?’ zei hij en wendde zich tot Alice; hij had zijn horloge uit zijn zak gehaald en keek er nijdig naar, schudde het zo nu en dan en hield het dan aan zijn oor.

   Le Chapelier rompit le silence le premier. « Quel quantième du mois sommes-nous ? » dit-il en se tournant vers Alice. Il avait tiré sa montre de sa poche et la regardait d’un air inquiet, la secouant de temps à autre et l’approchant de son oreille.

   Alice dacht even na en zei toen ‘De vierde.’

   Alice réfléchit un instant et répondit : « Le quatre. »

   ‘Twee dagen achter,’ zuchtte de Hoedenmaker, ‘ik heb je wel gezegd dat boter niet goed voor het uurwerk is,’ voegde hij er aan toe en keek de Maartse Haas boos aan.

   « Elle est de deux jours en retard, » dit le Chapelier avec un soupir. « Je vous disais bien que le beurre ne vaudrait rien au mouvement ! » ajouta-t-il en regardant le Lièvre avec colère.

   ‘Het was toch beste boter,’ antwoordde de Maartse Haas deemoedig.

   « C’était tout ce qu’il y avait de plus fin en beurre, » dit le Lièvre humblement.

   ‘Maar er zaten vast broodkruimels in,’ mopperde de Hoedenmaker, ‘je had de boter er ook niet met het broodmes in moeten stoppen.’

   « Oui, mais il faut qu’il y soit entré des miettes de pain, » grommela le Chapelier. « Vous n’auriez pas dû vous servir du couteau au pain pour mettre le beurre. »

   De Maartse Haas nam het horloge weer op en keek er somber naar; toen stopte hij het in zijn kop thee en keek er weer naar, maar hij kon niets beters bedenken dan zijn vroegere opmerking: ‘Het was toch beste boter.’

   Le Lièvre prit la montre, et la contempla tristement, puis la trempa dans sa tasse, la contempla de nouveau, et pourtant ne trouva rien de mieux à faire que de répéter sa première observation : « C’était tout ce qu’il y avait de plus fin en beurre. »

   Alice had nieuwsgierig over zijn schouder gekeken. ‘Wat een grappig horloge!’ zei ze, ‘je kunt er op zien welke dag het is en niet eens hoe laat het is.’

   Alice avait regardé par-dessus son épaule avec curiosité : « Quelle singulière montre ! » dit-elle. « Elle marque le quantième du mois, et ne marque pas l’heure qu’il est ! »

   ‘En wat dan nog?’ mompelde de Hoedenmaker, ‘kan je op jouw horloge zien welk jaar het is?’

   « Et pourquoi marquerait-elle l’heure ? » murmura le Chapelier. « Votre montre marque-t-elle dans quelle année vous êtes ? »

   ‘Natuurlijk niet,’ antwoordde Alice, ‘maar dat is omdat het zolang hetzelfde jaar blijft.’

   « Non, assurément ! » répliqua Alice sans hésiter. « Mais c’est parce qu’elle reste à la même année pendant si longtemps. »

   ‘Precies zoals met het mijne,’ zei de Hoedenmaker.

   « Tout comme la mienne, » dit le Chapelier.

   Hier begreep Alice niets van. Wat de Hoedenmaker zei, scheen volkomen onzin en toch was het goed Nederlands. ‘Dat begrijp ik niet helemaal,’ zei ze zo beleefd als ze kon.

   Alice se trouva fort embarrassée. L’observation du Chapelier lui paraissait n’avoir aucun sens ; et cependant la phrase était parfaitement correcte. « Je ne vous comprends pas bien, » dit-elle, aussi poliment que possible.

   ‘De Zevenslaper slaapt weer,’ zei de Hoedenmaker en hij goot hem een beetje hete thee op zijn neus.

   « Le Loir est rendormi, » dit le Chapelier ; et il lui versa un peu de thé chaud sur le nez.

   De Zevenslaper schudde ongeduldig zijn hoofd en zei zonder zijn ogen op te slaan: ‘Natuurlijk, natuurlijk, dat wou ik juist zeggen.’

   Le Loir secoua la tête avec impatience, et dit, sans ouvrir les yeux : « Sans doute, sans doute, c’est justement ce que j’allais dire. »

   ‘Heb je het raadsel al opgelost?’ zei de Hoedenmaker en wendde zich weer tot Alice.

   « Avez-vous deviné l’énigme ? » dit le Chapelier, se tournant de nouveau vers Alice.

   ‘Nee, ik geef het op,’ antwoordde Alice, ‘wat is de oplossing?’

   « Non, j’y renonce, » répondit Alice ; « quelle est la réponse ? »

   ‘Ik heb er geen flauw idee van,’ zei de Hoedenmaker.

   « Je n’en ai pas la moindre idée, » dit le Chapelier.

   ‘Ik evenmin,’ zei de Maartse Haas.

   « Ni moi non plus, » dit le Lièvre.

   Alice moest er van zuchten. ‘Je kunt je tijd toch wel beter besteden,’ zei ze, ‘dan haar met raadsels te verknoeien, waar geen antwoord op is.’

   Alice soupira d’ennui. « Il me semble que vous pourriez mieux employer le temps, » dit-elle, « et ne pas le gaspiller à proposer des énigmes qui n’ont point de réponses. »

   ‘Als je de Tijd even goed kende als ik,’ zei de Hoedenmaker, ‘zou je niet over haar praten. Het is hem.’

   « Si vous connaissiez le Temps aussi bien que moi, » dit le Chapelier, « vous ne parleriez pas de le gaspiller. On ne gaspille pas quelqu’un. »

   ‘Ik begrijp niet wat u bedoelt,’ zei Alice.

   « Je ne vous comprends pas, » dit Alice.

   ‘Natuurlijk niet!’ zei de Hoedenmaker en schudde minachtend zijn hoofd, ‘ik wed dat jij nooit met de Tijd hebt gepraat.’

   « Je le crois bien, » répondit le Chapelier, en secouant la tête avec mépris ; « je parie que vous n’avez jamais parlé au Temps. »

   ‘Misschien niet,’ antwoordde Alice voorzichtig, ‘maar ik moet altijd erg op de tijd passen als ik piano studeer.’

   « Cela se peut bien, » répliqua prudemment Alice, « mais je l’ai souvent mal employé. »

   ‘Daar heb je het!’ zei de Hoedenmaker, ‘hij houdt er niet van als er op hem gepast wordt. Nee, als je maar zorgt, dat je op goede voet met hem staat, doet hij alles wat je wilt met de klok. Bijvoorbeeld, als het negen uur is en de school begint, dan hoef je de Tijd maar even iets in zijn oor te fluisteren en in een oogopslag is het twaalf uur: etenstijd!’

   « Ah ! voilà donc pourquoi ! Il n’aime pas cela, » dit le Chapelier. « Mais si seulement vous saviez le ménager, il ferait de la pendule tout ce que vous voudriez. Par exemple, supposons qu’il soit neuf heures du matin, l’heure de vos leçons, vous n’auriez qu’à dire tout bas un petit mot au Temps, et l’aiguille partirait en un clin d’œil pour marquer une heure et demie, l’heure du dîner. »

   (‘Ik wou dat het waar was,’ fluisterde de Maartse Haas bij zichzelf).

   (« Je le voudrais bien, » dit tout bas le Lièvre.)

   ‘Dat zou prachtig zijn,’ zei Alice, ‘maar dan zou ik nog geen honger hebben.’

   « Cela serait très-agréable, certainement, » dit Alice d’un air pensif ; « mais alors — je n’aurais pas encore faim, comprenez donc. »

   ‘Eerst niet,’ zei de Hoedenmaker, ‘maar je kunt het net zo lang twaalf uur laten blijven als je wilt.’

   « Peut-être pas d’abord, » dit le Chapelier ; « mais vous pourriez retenir l’aiguille à une heure et demie aussi longtemps que vous voudriez. »

   ‘Doet u dat dan ook zo?’ vroeg Alice.

   « Est-ce comme cela que vous faites, vous ? » demanda Alice.

   De Hoedenmaker schudde treurig het hoofd. ‘Helaas,’ antwoordde hij, ‘we hebben in Maart - net voor hij gek werd - (hier wees hij met zijn theelepeltje naar de Maartse Haas) ruzie gekregen. Het was op het grote concert dat de Hartenkoningin gaf en ik moest zingen:

   Le Chapelier secoua tristement la tête.

« Hélas ! non, » répondit-il, « nous nous sommes querellés au mois de mars dernier, un peu avant qu’il devînt fou. » (Il montrait le Lièvre du bout de sa cuiller.) « C’était à un grand concert donné par la Reine de Cœur, et j’eus à chanter :

Knipoog vleermuis, knipoog zoet,
 Zeg mij toch wat of gij doet.

« Ah ! vous dirai-je, ma sœur,
 Ce qui calme ma douleur ! »

   ‘Ken je dat liedje?’

   « Vous connaissez peut-être cette chanson ? »

   ‘Ik heb wel eens zo iets gehoord,’ zei Alice.

   « J’ai entendu chanter quelque chose comme ça, » dit Alice.

   ‘Zo gaat het verder,’ vervolgde de Hoedenmaker:

   « Vous savez la suite, » dit le Chapelier ; et il continua :

Boven d' aarde scheert uw vlucht Als een theeblad door de lucht.
 Knipoog Vleermuis -

« C’est que j’avais des dragées,
 Et que je les ai mangées. »

   Hier kwam er wat beweging in de Zevenslaper en hij begon in zijn slaap te zingen ‘Knipoog, knipoog, knipoog, knipoog, knipoog’ en ging daar zo lang mee door dat ze hem knijpen moesten om hem weer stil te krijgen.

   Ici le Loir se secoua et se mit à chanter, tout en dormant : « Et que je les ai mangées, mangées, mangées, mangées, mangées, » si longtemps, qu’il fallût le pincer pour le faire taire.

   ‘Ik had amper het eerste couplet gezongen,’ zei de Hoedenmaker, ‘toen de Koningin opsprong en schreeuwde ‘Hij is de Tijd aan het doden. Sla zijn hoofd af!’

   « Eh bien, j’avais à peine fini le premier couplet, » dit le Chapelier, « que la Reine hurla : « Ah ! c’est comme ça que vous tuez le temps ! Qu’on lui coupe la tête ! » »

   ‘Wat afschuwelijk wreed,’ riep Alice uit.

   « Quelle cruauté ! » s’écria Alice.

   ‘En sindsdien,’ ging de Hoedenmaker treurig verder, ‘doet hij nooit meer wat ik vraag. Het is nu altijd vier uur.’

   « Et, depuis lors, » continua le Chapelier avec tristesse, « le Temps ne veut rien faire de ce que je lui demande. Il est toujours six heures maintenant. »

   Nu ging Alice een licht op. ‘Staat daarom al die theeboel op tafel?’ vroeg ze.

   Une brillante idée traversa l’esprit d’Alice. « Est-ce pour cela qu’il y a tant de tasses à thé ici ? » demanda-t-elle.

   ‘Ja, zo is het,’ zei de Hoedenmaker met een zucht, ‘het is altijd theetijd en we hebben geen tijd om de vaten onderwijl om te wassen.’

   « Oui, c’est cela, » dit le Chapelier avec un soupir ; « il est toujours l’heure du thé, et nous n’avons pas le temps de laver la vaisselle dans l’intervalle. »

   ‘Dan schuiven jullie dus steeds op,’ zei Alice.

   « Alors vous faites tout le tour de la table, je suppose ? » dit Alice.

   ‘Precies,’ zei de Hoedenmaker, ‘wanneer de boel te vuil wordt.’

   « Justement, » dit le Chapelier, « à mesure que les tasses ont servi. »

   ‘En wat doen jullie dan als je weer aan het begin gekomen bent?’ waagde Alice te vragen.

   « Mais, qu’arrive-t-il lorsque vous vous retrouvez au commencement ? » se hasarda de dire Alice.

   ‘Laten we over wat anders gaan praten,’ zei de Maartse Haas geeuwend, ‘ik heb hier genoeg van. Ik vind dat de jonge dame ons wel een verhaal kan vertellen.

   « Si nous changions de conversation, » interrompit le Lièvre en bâillant ; « celle-ci commence à me fatiguer. Je propose que la petite demoiselle nous conte une histoire. »

   ‘Ik weet er geen’ zei Alice, die schrok van dit voorstel.

   « J’ai bien peur de n’en pas savoir, » dit Alice, que cette proposition alarmait un peu.

   ‘Dan moet de Zevenslaper het doen!’ riepen zij beiden uit, ‘Zevenslaper, word wakker!’ En zij knepen hem plotseling ieder in een zij.

   « Eh bien, le Loir va nous en dire une, » crièrent-ils tous deux. « Allons, Loir, réveillez-vous ! » et ils le pincèrent des deux côtés à la fois.

   De Zevenslaper deed langzaam zijn ogen open. ‘Ik sliep niet,’ zei hij met een hese en zwakke stem, ‘ik heb ieder woord gehoord, dat jullie zeiden.’

   Le Loir ouvrit lentement les yeux. « Je ne dormais pas, » dit-il d’une voix faible et enrouée. « Je n’ai pas perdu un mot de ce que vous avez dit, vous autres. »

   ‘Vertel ons een verhaal,’ zei de Maartse Haas.

   « Racontez-nous une histoire, » dit le Lièvre.

   ‘Ja als-t-u-blieft,’ smeekte Alice.

   « Ah ! Oui, je vous en prie, » dit Alice d’un ton suppliant.

   ‘En begin een beetje gauw,’ voegde de Hoedenmaker er aan toe, ‘want anders slaap je weer in.’

   « Et faites vite, » ajouta le Chapelier, « sans cela vous allez vous rendormir avant de vous mettre en train. »

   ‘Er waren eens drie zusjes,’ begon de Zevenslaper haastig, ‘en zij heetten Trinie, Minie en Linie en zij woonden op de bodem van een put -’

   « Il y avait une fois trois petites sœurs, » commença bien vite le Loir, « qui s’appelaient Elsie, Lacie, et Tillie, et elles vivaient au fond d’un puits. »

   ‘Waar leefden ze van?’ vroeg Alice, die het altijd erg interessant vond wat mensen aten en dronken.

   « De quoi vivaient-elles ? » dit Alice, qui s’intéressait toujours aux questions de boire ou de manger.

   ‘Van stroop,’ zei de Zevenslaper na een ogenblikje te hebben nagedacht.

   « Elles vivaient de mélasse, » dit le Loir, après avoir réfléchi un instant.

   ‘Dat kan toch nooit,’ merkte Alice vriendelijk op, ‘dan zouden ze toch ziek worden.’

   « Ce n’est pas possible, comprenez donc, » fit doucement observer Alice ; « cela les aurait rendues malades. »

   ‘Dat waren ze ook,’ zei de Zevenslaper, ‘erg ziek.’

   « Et en effet, » dit le Loir, « elles étaient très-malades. »

   Alice trachtte zich die buitengewone manier van leven voor te stellen, maar zij vond het wel een erg moeilijk probleem en daarom ging ze verder: ‘Maar waarom leefden ze op de bodem van een put?’

   Alice chercha à se figurer un peu l’effet que produirait sur elle une manière de vivre si extraordinaire, mais cela lui parut trop embarrassant, et elle continua : « Mais pourquoi vivaient-elles au fond d’un puits ? »

   ‘Neem gerust wat meer thee,’ zei de Maartse Haas heel ernstig tot Alice.

   « Prenez un peu plus de thé, » dit le Lièvre à Alice avec empressement.

   ‘Ik heb nog niets gehad,’ zei Alice boos, ‘dus kan ik onmogelijk meer nemen.’

   « Je n’en ai pas pris du tout, » répondit Alice d’un air offensé. « Je ne peux donc pas en prendre un peu plus. »

   ‘Je bedoelt dat je niet minder kunt nemen,’ zei de Hoedenmaker, ‘het is heel gemakkelijk om meer te nemen dan niets.’

   « Vous voulez dire que vous ne pouvez pas en prendre moins, » dit le Chapelier. « Il est très-aisé de prendre un peu plus que pas du tout. »

   ‘Niemand heeft jou iets gevraagd,’ zei Alice.

   « On ne vous a pas demandé votre avis, à vous, » dit Alice.

   ‘En wie is er nu persoonlijk?’ vroeg de Hoedenmaker triomfantelijk.

   « Ah ! qui est-ce qui se permet de faire des observations ? » demanda le Chapelier d’un air triomphant.

   Alice wist hierop niets te zeggen; daarom schonk ze zichzelf wat thee in, nam een boterham met boter, wendde zich tot de Zevenslaper en herhaalde haar vraag: ‘waarom woonden ze op de bodem van een put?’

   Alice ne savait pas trop que répondre à cela. Aussi se servit-elle un peu de thé et une tartine de pain et de beurre ; puis elle se tourna du côté du Loir, et répéta sa question. « Pourquoi vivaient-elles au fond d’un puits ? »

   De Zevenslaper dacht weer een poosje na en zei toen: ‘Het was een stroopput.’

   Le Loir réfléchit de nouveau pendant quelques instants et dit : « C’était un puits de mélasse. »

   ‘Er bestaan geen stroopputten’ begon Alice erg boos, maar de Hoedenmaker en de Maartse Haas riepen: ‘St, st’ en de Zevenslaper merkte knorrig op: ‘Als je je niet behoorlijk gedragen kunt, kun je het verhaal beter zelf afmaken.’

   « Il n’en existe pas ! » se mit à dire Alice d’un ton courroucé. Mais le Chapelier et le Lièvre firent « Chut ! Chut ! » et le Loir fit observer d’un ton bourru : « Tâchez d’être polie, ou finissez l’histoire vous-même. »

   ‘Nee, gaat u alstublieft verder,’ zei Alice, ‘ik zal u niet meer onderbreken. Het kan eigenlijk best waar zijn.’

   « Non, continuez, je vous prie, » dit Alice très-humblement. « Je ne vous interromprai plus ; peut-être en existe-t-il un. »

   ‘Natuurlijk kan het,’ zei de Zevenslaper verontwaardigd. En hij vertelde verder: ‘En die drie zusjes, die leerden scheppend werk, weet je.’

   « Un, vraiment ! » dit le Loir avec indignation ; toutefois il voulut bien continuer. « Donc, ces trois petites sœurs, vous saurez qu’elles faisaient tout ce qu’elles pouvaient pour s’en tirer. »

   ‘Wat voor scheppend werk?’ vroeg Alice, die haar belofte weer vergeten had.

   « Comment auraient-elles pu s’en tirer ? » dit Alice, oubliant tout à fait sa promesse.

   ‘Stroop scheppen,’ zei de Zevenslaper, zonder na te denken dit keer.

   « C’est tout simple — »

   ‘Ik moet een schoon bordje hebben,’ onderbrak de Hoedenmaker, ‘laten we een plaats opschuiven.’

   « Il me faut une tasse propre, » interrompit le Chapelier. « Avançons tous d’une place. »

   Hij stond op terwijl hij dit zei en de Zevenslaper nam zijn plaats in; de Maartse Haas ging op de stoel van de Zevenslaper zitten en Alice nogal tegen haar zin op die van de Maartse Haas. De Hoedenmaker was de enige, die enig voordeel had van deze verandering en Alice was er nu heel wat slechter aan toe, want de Maartse Haas had net de melkkan over zijn bord omgegooid.

   Il avançait tout en parlant, et le Loir le suivit ; le Lièvre prit la place du Loir, et Alice prit, d’assez mauvaise grâce, celle du Lièvre. Le Chapelier fut le seul qui gagnât au change ; Alice se trouva bien plus mal partagée qu’auparavant, car le Lièvre venait de renverser le lait dans son assiette.

   Alice wilde de Zevenslaper niet opnieuw ergeren en daarom vroeg zij heel voorzichtig: ‘Maar ik begrijp het niet goed. Waar schepten zij die stroop dan uit?’

   Alice, craignant d’offenser le Loir, reprit avec circonspection : « Mais je ne comprends pas ; comment auraient-elles pu s’en tirer ? »

   ‘Je kan water scheppen uit een waterput,’ zei de Hoedenmaker; ‘dan kan je volgens mij stroopscheppen uit een stroopput, is het niet, Domoor?’

   « C’est tout simple, » dit le Chapelier. « Quand il y a de l’eau dans un puits, vous savez bien comment on en tire, n’est-ce pas ? Eh bien ! d’un puits de mélasse on tire de la mélasse, et quand il y a des petites filles dans la mélasse on les tire en même temps ; comprenez-vous, petite sotte ? »

   ‘Maar ze waren in die put,’ zei Alice tegen de Zevenslaper zonder veel acht te slaan op deze opmerking.

   ‘Zeker,’ zei de Zevenslaper, ‘inderdaad, heel diep er in.’

   Dit antwoord verbaasde de arme Alice zo, dat zij de Zevenslaper een poosje door liet vertellen zonder hem in de rede te vallen.

   ‘Zij leerden dus scheppen,’ ging de Zevenslaper verder, terwijl hij alsmaar geeuwde en in zijn ogen wreef van slaap, ‘en ze schiepen een heleboel dingen, alles wat met een B begint.’

   ‘Waarom met een B?’ zei Alice.

   ‘Waarom niet?’ zei de Maartse Haas.

   Alice zweeg.

   De Zevenslaper had zijn ogen gesloten en ging langzamerhand onder zeil, maar toen de Hoedenmaker hem kneep, werd hij met een gilletje wakker en ging verder: ‘Alles wat begint met een B, bijvoorbeeld bakblikken, beenbreuken, brandingen en behagen; - je hebt natuurlijk wel eens horen zeggen: ‘hij schept er behagen in’, maar heb je dat ooit iemand er uitzien scheppen!’

   ‘Nee, nu u het vraagt,’ zei Alice verbaasd, ‘ik denk niet...’

   « Pas tout à fait, » dit Alice, encore plus embarrassée par cette réponse.

   ‘Dan moet je ook niets zeggen,’ zei de Hoedenmaker.

   « Alors vous feriez bien de vous taire, » dit le Chapelier.

   Deze grofheid was Alice toch te bar; zij stond verontwaardigd op en wandelde weg; de Zevenslaper viel op hetzelfde ogenblik in slaap en niemand van de anderen scheen notitie te nemen van haar vertrek; toch keek zij nog een paar keer om, half in de hoop dat zij haar terug zouden roepen. Het laatste wat zij zag, was, dat zij probeerden de Zevenslaper in de theepot te stoppen.

   Alice trouva cette grossièreté un peu trop forte ; elle se leva indignée et s’en alla. Le Loir s’endormit à l’instant même, et les deux autres ne prirent pas garde à son départ, bien qu’elle regardât en arrière deux ou trois fois, espérant presque qu’ils la rappelleraient. La dernière fois qu’elle les vit, ils cherchaient à mettre le Loir dans la théière.

   ‘In elk geval ga ik daar nooit meer naar toe,’ zei Alice, toen zij haar wandeling door het hos voortzette, ‘dit was de malste theevisite, die ik in mijn leven mee gemaakt heb.’

   « À aucun prix je ne voudrais retourner auprès de ces gens-là, » dit Alice, en cherchant son chemin à travers le bois. « C’est le thé le plus ridicule auquel j’aie assisté de ma vie ! »

   Juist toen zij dit zei, zag zij in één van de bomen een deur. ‘Dat is wel heel gek,’ dacht ze, ‘maar tenslotte is vandaag alles even gek. Ik vind dat ik best eens naar binnen kan gaan.’ En zij ging naar binnen.

   Comme elle disait cela, elle s’aperçut qu’un des arbres avait une porte par laquelle on pouvait pénétrer à l’intérieur. « Voilà qui est curieux, » pensa-t-elle. « Mais tout est curieux aujourd’hui. Je crois que je ferai bien d’entrer tout de suite. » Elle entra.

   Ze kwam weer in de lange zaal, dicht bij het glazen tafeltje. ‘Nu zal ik beter oppassen,’ zei ze bij zichzelf en nam eerst het sleuteltje van de tafel en deed daarmee de deur naar de tuin open. Toen knabbelde ze weer wat aan de paddestoel (ze had een stuk in haar zak gestopt) tot zij nog dertig centimeter groot was en liep door de smalle gang en toen - toen kwam zij eindelijk in de mooie tuin met de kleurige bloemenbedden en de koele fonteinen.

   Elle se retrouva encore dans la longue salle tout près de la petite table de verre.

« Cette fois je m’y prendrai mieux, » se dit-elle, et elle commença par saisir la petite clef d’or et par ouvrir la porte qui menait au jardin, et puis elle se mit à grignoter le morceau de champignon qu’elle avait mis dans sa poche, jusqu’à ce qu’elle fût réduite à environ deux pieds de haut ; elle prit alors le petit passage ; et enfin — elle se trouva dans le superbe jardin au milieu des brillants parterres et des fraîches fontaines.

Text from www.dbnl.org
Text from wikisource.org
Audio from litteratureaudio