De avonturen van Alice

Las aventuras de Alicia en el País de las Maravillas

   XI

   Capítulo XI

   Wie heeft de gebakjes gestolen?

   ¿Quién robó las tartas?

   DE Harten-Koning en de Harten-Koningin zaten op hun tronen, toen zij aankwamen, met een hele menigte rondom hun - allerlei soorten vogeltjes en dieren, en het hele pak kaarten. De Hartenboer stond geboeid voor hen met een soldaat naast zich ter bewaking. Vlak bij de Koning stond het Witte Konijn met een trompet in zijn ene hand en een rol perkament in de andere. In het midden van de zaal stond een tafel met een grote schotel met gebakjes erop. Zij zagen er zo lekker uit dat Alice al honger kreeg van het gezicht. ‘Ik wou dat de rechtszitting voorbij was’ dacht ze, ‘en ze de verfrissingen rond gingen reiken!’ Maar daar waren ze blijkbaar nog lang niet aan toe en daarom begon ze wat rond te kijken.

   Cuando llegaron, el Rey y la Reina de Corazones estaban sentados en sus tronos, y había una gran multitud congregada a su alrededor: toda clase de pajarillos y animalitos, así como la baraja de cartas completa. El Valet estaba de pie ante ellos, encadenado, con un soldado a cada lado para vigilarlo. Y cerca del Rey estaba el Conejo Blanco, con una trompeta en una mano y un rollo de pergamino en la otra. Justo en el centro de la sala había una mesa y encima de ella una gran bandeja de tartas: tenían tan buen aspecto que a Alicia se le hizo la boca agua al verlas. « ¡Ojalá el juicio termine pronto», pensó, «y repartan la merienda!» Pero no parecía haber muchas posibilidades de que así fuera, y Alicia se puso a mirar lo que ocurría a su alrededor, para matar el tiempo.

   Alice was nog nooit in een rechtszaal geweest, maar zij had er allerlei over gelezen en zij vond het heel prettig dat ze de naam kende van bijna alles wat zij nu zag. ‘Dat is de rechter,’ zei ze bij zich zelf, ‘want hij heeft een grote pruik op.’

   No había estado nunca en una corte de justicia, pero había leído cosas sobre ellas en los libros, y se sintió muy satisfecha al ver que sabía el nombre de casi todo lo que allí había.

-Aquél es el juez -se dijo a sí misma-, porque lleva esa gran peluca.

   De rechter, tussen twee haakjes, was de Koning. En hij droeg zijn kroon boven op zijn pruik (kijk maar op het plaatje hiernaast, als je wilt zien hoe hij dat deed). Hij leek allerminst op zijn gemak en de pruik stond hem ook helemaal niet.

   El Juez, por cierto, era el Rey; y como llevaba la corona encima de la peluca, no parecía sentirse muy cómodo, y desde luego no tenía buen aspecto.

   ‘En daar is de bank voor de jury,’ dacht Alice, ‘en die twaalf wezens (ze moest wel wezens zeggen, want er waren vogels en allerlei andere dieren bij) zullen de jury-leden wel zijn.’ Dit laatste woord herhaalde ze wel twee of drie keer, zo trots was ze er op. Want ze dacht - en niet ten onrechte - dat een heleboel meisjes van haar leeftijd wel niet wisten wat het betekende.

   -Y aquello es el estrado del jurado -pensó Alicia-, y esas doce criaturas (se vio obligada a decir «criaturas», sabéis, porque algunos eran animales de pelo y otros eran pájaros) supongo que son los miembros del jurado. Repitió esta última palabra dos o tres veces para sí, sintiéndose orgullosa de ella: Alicia pensaba, y con razón, que muy pocas niñas de su edad podían saber su significado.

   De twaalf jury-leden waren heel ijverig aan het schrijven. ‘Wat doen ze toch?’ vroeg Alice aan de Griffioen, ‘ze hoeven toch niet te schrijven voor de rechtszitting begonnen is.’

   Los doce jurados estaban escribiendo afanosamente en unas pizarras.

-¿Qué están haciendo? -le susurró Alicia al Grifo-. No pueden tener nada que anotar ahora, antes de que el juicio haya empezado.

   ‘Ze schrijven hun namen op,’ antwoordde de Griffioen fluisterend, ‘want anders zijn ze bang dat zij die voor het eind van de rechtszitting vergeten hebben.’

   -Están anotando sus nombres -susurró el Grifo como respuesta-, no vaya a ser que se les olviden antes de que termine el juicio.

   ‘Ezels!’ zei Alice luid en verontwaardigd, maar zij zweeg snel, want het Witte Konijn riep: ‘Stilte in de zaal!’ en de Koning zette zijn bril op en keek ongerust rond om te zien wie er aan het praten was.

   -¡Bichejos estúpidos! -empezó a decir Alicia en voz alta e indignada.

Pero se detuvo rápidamente al oír que el Conejo Blanco gritaba: « ¡Silencio en la sala!», y al ver que el Rey se calaba los anteojos y miraba severamente a su alrededor para descubrir quién era el que había hablado.

   Alice kon zien - net zo goed of ze over hun schouders keek - dat alle leden van de jury ‘ezels’ in hun schriften schreven en ze merkte zelfs op dat een van hen niet wist hoe hij dat woord moest spellen en het aan zijn buurman moest vragen. ‘Hun schriften zullen er mooi uitzien als de rechtszitting is afgelopen,’ dacht Alice.

   Alicia pudo ver, tan bien como si estuviera mirando por encima de sus hombros, que todos los miembros del jurado estaban escribiendo « ¡bichejos estúpidos!» en sus pizarras, e incluso pudo darse cuenta de que uno de ellos no sabía cómo se escribía «bichejo» y tuvo que preguntarlo a su vecino. « ¡Menudo lio habrán armado en sus pizarras antes de que el juicio termine!», pensó Alicia.

   Een van de jury-leden had een pen die kraste. Dit kon Alice werkelijk niet uitstaan en zij liep de zaal om en ging achter hem staan en zij zag al gauw kans om hem zijn pen af te pakken. Zij deed het zo vlug dat het arme kleine dier (het was Jan, de Hagedis) helemaal niet begreep wat er mee was gebeurd. Hij zocht eerst een tijdje, maar toen hij de pen nergens kon vinden was hij wel verplicht om voor de rest van de dag maar met zijn vinger te schrijven en dat had heel weinig zin, omdat er in zijn schrift niets van te zien was.

   Uno de los miembros del jurado tenía una tiza que chirriaba. Naturalmente esto era algo que Alicia no podía soportar, así pues dio la vuelta a la sala, se colocó a sus espaldas, y encontró muy pronto oportunidad de arrebatarle la tiza. Lo hizo con tanta habilidad que el pobrecillo jurado (era Bill, la Lagartija) no se dio cuenta en absoluto de lo que había sucedido con su tiza; y así, después de buscarla por todas partes, se vio obligado a escribir con un dedo el resto de la jornada; y esto no servía de gran cosa, pues no dejaba marca alguna en la pizarra.

   ‘Heraut, lees de beschuldiging voor!’ zei de Koning.

   -¡Heraldo, lee la acusación! -dijo el Rey.

   Het Witte Konijn blies drie stoten op de trompet, ontrolde de perkamenten rol en las het volgende:

   Y entonces el Conejo Blanco dio tres toques de trompeta, y desenrolló el pergamino, y leyó lo que sigue:

De Koningin van Harten bakte een paar gebakjes
 Al op een zomerdag.
 De Hartenboer lag op de loer
 En stal ze toen hij ze zag.

La Reina cocinó varias tartas
   Un día de verano azul,
 El Valet se apoderó de esas tartas
   Y se las llevó a Estambul.

   ‘Overweeg uw oordeel’ zei de Koning tot de jury.

   -¡Considerad vuestro veredicto! -dijo el Rey al jurado.

   ‘Nog niet, nog niet!’ onderbrak het Konijn haastig, ‘er moeten eerst nog een heleboel andere dingen gebeuren.’

   -¡Todavía no! ¡Todavía no! le interrumpió apresuradamente el Conejo-. ¡Hay muchas otras cosas antes de esto!

   ‘Roep de eerste getuige,’ zei de Koning en het Witte Konijn blies drie keer op de trompet en riep: ‘De eerste getuige.’

   -Llama al primer testigo -dijo el Rey.

Y el Conejo dio tres toques de trompeta y gritó:

-¡Primer testigo!

   De eerste getuige was de Hoedenmaker. Hij kwam binnen met een theekopje in zijn ene hand en een boterham in de andere. ‘Ik vraag u excuus Majesteit,’ zei hij, ‘dat ik dit meebreng, maar ik was nog niet helemaal klaar met de thee, toen ik voor werd geroepen.’

   El primer testigo era el Sombrerero. Compareció con una taza de té en una mano y un pedazo de pan con mantequilla en la otra.

-Os ruego me perdonéis, Majestad -empezó-, por traer aquí estas cosas, pero no había terminado de tomar el té, cuando fui convocado a este juicio.

   ‘Je had klaar moeten zijn,’ zei de Koning, ‘wanneer ben je er mee begonnen?’

   -Debías haber terminado -dijo el Rey-. ¿Cuándo empezaste?

   De Hoedenmaker keek naar de Maartse Haas die hem in de rechtszaal gevolgd was, arm in arm met de Zevenslaper. ‘De veertiende Maart geloof ik,’ zei hij.

   El Sombrerero miró a la Liebre de Marzo, que, del brazo del Lirón, lo había seguido hasta allí.

-Me parece que fue el catorce de marzo.

   ‘De vijftiende,’ zei de Maartse Haas.

   -El quince -dijo la Liebre de Marzo.

   ‘De zestiende,’ voegde de Zevenslaper er aan toe.

   -El dieciséis -dijo el Lirón.

   ‘Schrijf op,’ zei de Koning tot de jury en de juryleden schreven alle drie de data ijverig in hun schriften, telden ze op en ontleedden de som in guldens en centen.

   -Anotad todo esto -ordenó el Rey al jurado.

Y los miembros del jurado se apresuraron a escribir las tres fechas en sus pizarras, y después sumaron las tres cifras y redujeron el resultado a chelines y peniques.

   ‘Neem je hoed af,’ zei de Koning tot de Hoedenmaker.

   -Quítate tu sombrero -ordenó el Rey al Sombrerero.

   ‘Het is mijn hoed niet,’ zei de Hoedenmaker.

   -No es mío, Majestad -dijo el Sombrero.

   ‘Dief!’ riep de Koning en wendde zich tot de leden van de jury, die dit feit onmiddellijk optekenden.

   -¡Sombrero robado! -exclamó el Rey, volviéndose hacia los miembros del jurado, que inmediatamente tomaron nota del hecho.

   ‘Ik verkoop ze,’ legde de Hoedenmaker uit, ‘ik heb er zelf geen, ik ben hoedenmaker.’

   -Los tengo para vender -añadió el Sombrerero como explicación-. Ninguno es mío. Soy sombrerero.

   De Koningin greep haar bril en begon de Hoedenmaker, die bleek en zenuwachtig werd, aan te staren.

   Al llegar a este punto, la Reina se caló los anteojos y empezó a examinar severamente al Sombrerero, que se puso pálido y se echó a temblar.

   ‘Leg getuigenis af,’ zei de Koning, ‘en wees niet zenuwachtig, of ik laat je op staande voet onthoofden.’

   -Di lo que tengas que declarar -exigió el Rey-, y no te pongas nervioso, o te hago ejecutar en el acto.

   Dit stelde de getuige blijkbaar allerminst gerust. Hij sprong van de ene voet op de andere en keek angstig naar de Koningin. In zijn verwarring beet hij een groot stuk uit zijn theekop inplaats van uit zijn boterham.

   Esto no pareció animar al testigo en absoluto: se apoyaba ora sobre un pie ora sobre el otro, miraba inquieto a la Reina, y era tal su confusión que dio un tremendo mordisco a la taza de té creyendo que se trataba del pan con mantequilla.

   Toen voelde Alice iets heel vreemds en zij dacht er een tijdje over na voor zij wist wat het was. Ze begon groter te worden en zij wilde eerst opstaan en de zaal uitlopen, maar toen besloot zij om te blijven waar ze was zolang ze plaats genoeg had.

   En este preciso momento Alicia experimentó una sensación muy extraña, que la desconcertó terriblemente hasta que comprendió lo que era: había vuelto a empezar a crecer. Al principio pensó que debía levantarse y abandonar la sala, pero lo pensó mejor y decidió quedarse donde estaba mientras su tamaño se lo permitiera.

   ‘Ik wou dat je niet zo duwde,’ zei de Zevenslaper die naast haar zat, ‘ik kan amper ademhalen.’

   -Haz el favor de no empujar tanto -dijo el Lirón, que estaba sentado a su lado-. Apenas puedo respirar.

   ‘Ik kan er niets aan doen,’ zei Alice heel deemoedig, ‘ik groei.’

   -No puedo evitarlo -contestó humildemente Alicia-. Estoy creciendo.

   ‘Je hebt geen recht om hier te groeien,’ zei de Zevenslaper.

   -No tienes ningún derecho a crecer aquí -dijo el Lirón.

   ‘Praat geen onzin,’ zei Alice, nu heel wat flinker, ‘je weet best dat jij ook groeit.’

   -No digas tonterías -replicó Alicia con más brío-. De sobra sabes que también tú creces.

   ‘Ja, maar ik groei in een redelijk tempo,’ zei de Zevenslaper, ‘en niet op zo'n belachelijke manier.’ En hij stond boos op en liep naar de andere kant van de zaal.

   -Sí, pero yo crezco a un ritmo razonable -dijo el Lirón-, y no de esta manera grotesca.

Se levantó con aire digno y fue a situarse al otro extremo de la sala.

   De Koningin had al die tijd de Hoedenmaker aan zitten staren en juist, toen de Zevenslaper de zaal overstak, zei zij tot een van de zaalwachters: ‘Breng mij de lijst van de zangers van het laatste concert!’ De arme Hoedenmaker begon nu zo te beven dat hij zijn schoenen verloor.

   Durante todo este tiempo, la Reina no le había quitado los ojos de encima al Sombrerero, y, justo en el momento en que el Lirón cruzaba la sala, ordenó a uno de los ujieres de la corte:

-¡Tráeme la lista de los cantantes del último concierto!

Lo que produjo en el Sombrerero tal ataque de temblor que las botas se le salieron de los pies.

   ‘Leg getuigenis af!’ herhaalde de Koning boos, ‘anders laat ik je onthoofden, of je zenuwachtig bent of niet.’

   -Di lo que tengas que declarar -repitió el Rey muy enfadado-, o te hago ejecutar ahora mismo, estés nervioso o no lo estés.

   ‘Ik ben een arme man, Majesteit,’ begon de Hoedenmaker bevend, - ‘en ik was net aan de thee begonnen - en nu de boterhammen steeds dunner worden - en het tintelen van de thee.’

   -Soy un pobre hombre, Majestad -empezó a decir el Sombrerero en voz temblorosa-... y no había empezado aún a tomar el té... no debe hacer siquiera una semana... y las rebanadas de pan con mantequilla se hacían cada vez más delgadas... y el titileo del té...

   ‘Het tintelen van wat?’ zei de Koning.

   -¿El titileo de qué? -preguntó el Rey.

   ‘Het begon met de thee,’ antwoordde de Hoedenmaker.

   -El titileo empezó con el té -contestó el Sombrerero.

   ‘Natuurlijk begint tintelen met een T’, zei de Koning scherp, ‘denk je dat ik een ezel ben? Ga verder!’

   -¡Querrás decir que titileo empieza con la T! -replicó el Rey con aspereza-. ¿Crees que no sé ortografía? ¡Sigue!

   ‘Ik ben een arme man,’ zei de Hoedenmaker, ‘en de meeste dingen tintelden daarna - enkel, de Maartse Haas zei -’

   -Soy un pobre hombre -siguió el Sombrerero-... y otras cosas empezaron a titilar después de aquello... pero la Liebre de Marzo dijo...

   ‘Niet waar!’ zei de Maartse Haas opgewonden.

   -¡Yo no dije eso! -se apresuró a interrumpirle la Liebre de Marzo.

   Wel waar!’ zei de Hoedenmaker.

   -¡Lo dijiste! -gritó el Sombrerero.

   ‘Ik ontken het,’ zei de Maartse Haas.

   -¡Lo niego! -dijo la Liebre de Marzo.

   ‘Hij ontkent het,’ zei de Koning, ‘laat dat stuk dan maar weg.’

   -Ella lo niega -dijo el Rey-. Tachad esta parte.

   ‘Nu, in elk geval, de Zevenslaper zei -,’ ging de Hoedenmaker verder en keek angstig rond om te zien of deze het ook zou ontkennen, maar de Zevenslaper was vast in slaap en ontkende niets.

   -Bueno, en cualquier caso, el Lirón dijo... -siguió el Sombrerero, y miró ansioso a su alrededor, para ver si el Lirón también lo negaba, pero el Lirón no negó nada, porque estaba profundamente dormido.

   ‘Daarna,’ vervolgde de Hoedenmaker, ‘nam ik nog een boterham -’

   -Después de esto -continuó el Sombrerero-, cogí un poco más de pan con mantequilla...

   ‘Maar wat zei de Zevenslaper?’ vroeg iemand uit de jury.

   -¿Pero qué fue lo que dijo el Lirón? -preguntó uno de los miembros del jurado.

   ‘Dat kan ik me niet meer herinneren,’ zei de Hoedenmaker.

   -De esto no puedo acordarme -dijo el Sombrerero.

   ‘Je moet het je herinneren,’ merkte de Koning op, ‘anders laat ik je onthoofden.’

   -Tienes que acordarte -subrayó el Rey-, o haré que te ejecuten.

   De arme Hoedenmaker liet zijn theekopje en zijn boterham vallen en viel op één knie. ‘Ik ben maar een ongelukkig man, Majesteit,’ begon hij.

   El desgraciado Sombrerero dejó caer la taza de té y el pan con mantequilla, y cayó de rodillas.

-Soy un pobre hombre, Majestad -empezó.

   ‘Je bent een heel ongelukkig spreker,’ zei de Koning.

   -Lo que eres es un pobre orador -dijo sarcástico el Rey

   Een van de guinese biggetjes riep ‘hoera’ en werd onmiddellijk door de deurwaarders onderdrukt (dit is een erg moeilijk woord en ik zal je uitleggen hoe het gebeurde. Zij hadden een grote linnen zak met een koord om de opening. Daarin duwden ze het guinese biggetje met zijn hoofd vooruit en toen gingen ze er op zitten).

   Al llegar a este punto uno de los conejillos de indias empezó a aplaudir, y fue inmediatamente reprimido por los ujieres de la corte. (Como eso de «reprimir» puede resultar difícil de entender, voy a explicar con exactitud lo que pasó. Los ujieres tenían un gran saco de lona, cuya boca se cerraba con una cuerda: dentro de este saco metieron al conejillo de indias, la cabeza por delante, y después se sentaron encima.)

   ‘Ik ben blij dat ik dat nu eens gezien heb,’ dacht Alice, ‘ik heb zo dikwijls in de krant gelezen dat aan het slot van een rechtszitting ‘een poging tot applaus door de deurwaarders werd onderdrukt’ en ik begreep nooit wat daarmee werd bedoeld.’

   -Me alegro muchísimo de haber visto esto -se dijo Alicia-. Estoy harta de leer en los periódicos que, al final de un juicio, «estalló una salva de aplausos, que fue inmediatamente reprimida por los ujieres de la sala», y nunca comprendí hasta ahora lo que querían decir.

   ‘Als dat alles is wat je weet, dan kun je wel opstappen,’ vervolgde de Koning.

   -Si esto es todo lo que sabes del caso, ya puedes bajar del estrado - siguió diciendo el Rey.

   ‘Waar moet ik op stappen,’ zei de Hoedenmaker.

   -No puedo bajar más abajo -dijo el Sombrerero-, porque ya estoy en el mismísimo suelo.

   ‘Op je voeten,’ antwoordde de Koning.

   -Entonces puedes sentarte -replicó el Rey.

   Hier riep een ander guinees biggetje ‘hoera’ en werd onderdrukt.

   Al llegar a este punto el otro conejillo de indias empezó a aplaudir, y fue también reprimido.

   ‘Die guinese biggetjes zijn tenminste van de vloer,’ dacht Alice, ‘nu zal het wel beter gaan.’

   -¡Vaya, con eso acaban los conejillos de indias! -se dijo Alicia-. Me parece que todo irá mejor sin ellos.

   ‘Ik zou graag verder gaan met mijn thee,’ zei de Hoedenmaker met een angstige blik naar de Koningin, die de lijst van de zangers zat te lezen.

   -Preferiría terminar de tomar el té -dijo el Sombrerero, lanzando una mirada inquieta hacia la Reina, que estaba leyendo la lista de cantantes.

   ‘Je kunt gaan,’ zei de Koning en de Hoedenmaker rende zo hard als hij kon de rechtszaal uit, zonder zelfs zijn schoenen aan te trekken.

   -Puedes irte -dijo el Rey. Y el Sombrerero salió volando de la sala, sin esperar siquiera el tiempo suficiente para ponerse los zapatos.

   ‘- en sla hem buiten zijn hoofd af’, zei de Koningin tot een van de zaalwachters. Maar de Hoedenmaker was allang uit het gezicht voor de deurwaarder bij de deur was.

   -Y al salir que le corten la cabeza -añadió la Reina, dirigiéndose a uno de los ujieres.

Pero el Sombrerero se había perdido de vista, antes de que el ujier pudiera llegar a la puerta de la sala.

   ‘Roep de volgende getuige!’ zei de Koning.

   -¡Llama al siguiente testigo! -dijo el Rey.

   De volgende getuige was de Keukenmeid van de Hertogin. Zij had de peperbus in haar hand en Alice kon al raden dat zij binnen zou komen voor zij te zien was. Want degenen die het dichtst bij de deur zaten begonnen plotseling allemaal te niezen.

   El siguiente testigo era la cocinera de la Duquesa. Llevaba el pote de pimienta en la mano, y Alicia supo que era ella, incluso antes de que entrara en la sala, por el modo en que la gente que estaba cerca de la puerta empezó a estornudar.

   ‘Leg getuigenis af,’ zei de Koning.

   -Di lo que tengas que declarar -ordenó el Rey.

   ‘Ik denk er niet aan,’ zei de Keukenmeid.

   -De eso nada -dijo la cocinera.

   De Koning keek angstig naar het Witte Konijn, dat met een zachte stem zei: ‘Uwe Majesteit moet deze getuige een kruisverhoor afnemen.’

   El Rey miró con ansiedad al Conejo Blanco, y el Conejo Blanco dijo en voz baja:

-Su Majestad debe examinar detenidamente a este testigo.

   ‘Als het moet, dan moet het,’ zei de Koning droefgeestig. Hij legde zijn armen over elkaar, fronste zijn voorhoofd zo sterk dat zijn ogen bijna niet meer te zien waren en zei met een diepe stem tot de Keukenmeid: ‘Waar zijn gebakjes van gemaakt?’

   -Bueno, si debo hacerlo, lo haré -dijo el Rey con resignación, y, tras cruzarse de brazos y mirar de hito en hito a la cocinera con aire amenazador, preguntó en voz profunda-: ¿De qué se hacen las tartas?

   ‘Van peper in het algemeen,’ zei de Keukenmeid.

   -Sobre todo de pimienta -respondió la cocinera.

   ‘Van stroop,’ zei een slaperige stem achter haar.

   -Melaza -dijo a sus espaldas una voz soñolienta.

   ‘Arresteer die Zevenslaper,’ schreeuwde de Koningin, ‘onthoofd die Zevenslaper! Gooi die Zevenslaper er uit! Onderdruk hem! Knijp hem! Knip hem zijn snor af!’

   -Prended a ese Lirón -chilló la Reina-. ¡Decapitad a ese Lirón! ¡Arrojad a ese Lirón de la sala! ¡Reprimidle! ¡Pellizcadle! ¡Dejadle sin bigotes!

   Enige minuten lang was de hele rechtszaal in grote verwarring bezig om de Zevenslaper te verwijderen. Toen ze allemaal weer waren gaan zitten was de Keukenmeid verdwenen.

   Durante unos minutos reinó gran confusión en la sala, para arrojar de ella al Lirón, y, cuando todos volvieron a ocupar sus puestos, la cocinera había desaparecido.

   ‘Doet er niet toe,’ zei de Koning alsof hij erg was opgelucht‘ “Roep de volgende getuige,” en hij fluisterde zachtjes tot de Koningin: “Werkelijk liefste, jij moet de volgende getuige een kruisverhoor afnemen. Ik krijg er hoofdpijn van!”

   -¡No importa! -dijo el Rey, con aire de alivio-. Llama al siguiente testigo. -Y añadió a media voz dirigiéndose a la Reina-: Realmente, cariño, debieras interrogar tú al próximo testigo. ¡Estas cosas me dan dolor de cabeza!

   Alice lette op het Witte Konijn, dat aan de lijst stond te frommelen, erg benieuwd wat de volgende getuige voor iemand zou zijn, “want ze hebben tot nu toe nog niet veel bewijzen in handen -” zei ze bij zich zelf. Stel je haar verrassing voor toen het Witte Konijn zo hard als hij met zijn schrille stem kon, oplas: “Alice!”

   Alicia observó al Conejo Blanco, que examinaba la lista, y se preguntó con curiosidad quién sería el próximo testigo. «Porque hasta ahora poco ha sido lo que han sacado en limpio», se dijo para sí. Imaginad su sorpresa cuando el Conejo Blanco, elevando al máximo volumen su vocecilla, leyó el nombre de:

-¡Alicia!

Text from www.dbnl.org
Text from wikisource.org